Campus

‘Lekker beuken en rondrennen in de modder’

Landskampioen worden met zijn rugbyclub en een WK-kwalificatie binnenhalen met het grote Oranje zijn twee grote wensen van Marijn Huis. Bovenal wil hij graag professioneel rugbyer worden. Hij onderbreekt zijn TU-studie om vanaf 8 januari in Nieuw-Zeeland een deels betaalde opleiding te volgen.

Marijn Huis: "Ik maak tijd voor mijn sociaal leven, ik ben geen zombie." (Foto's: Marcel Krijger)

Rugby is een kleine sport in Nederland, toch ben je er al vroeg mee in aanraking gekomen. Hoe ging dat?

“Ik was zes jaar. Op de basisschool in Hoek van Holland kregen we een boekje waarin verschillende sporten werden gepresenteerd die je kon uitproberen. De eerste vier keer sporten was gratis. Voetbal vond ik niks, dus ben ik gaan rugbyen. Het was ook een beetje de keuze van mijn moeder. Ik was nogal een wild kind. Ik had veel energie, stuiterde door het huis, daar werd ze een beetje gek van.”


Je had geen ouders die zelf rugby speelden?

“Nee, ik vond het gewoon leuk. Mijn vader is pas later gaan rugbyen, op zijn 37ste, via mij en mijn broertje. Hij speelt nog steeds. Mijn ouders waren wel heel belangrijk voor me. Toen ik nog geen rijbewijs of Ov-kaart had, reden ze mij overal naartoe.”


Was rugby de enige sport die je beoefende?

“Ik heb een tijdje getennist, ook vanaf mijn zesde. Competitiewedstrijden vond ik niet zo leuk, omdat ik vaak verloor. Een beetje voor de lol met vrienden tennissen ging wel, daarom ben ik er nog tot mijn twaalfde mee doorgegaan. Ik heb ook een jaar of drie gejudood, maar daar was ik niet zo goed in. En gezwommen, mijn A-, B- en C-diploma en zwemvaardigheid I gehaald. Rugby vond ik verreweg het leukst. Lekker beuken, tackelen, rondrennen in de modder, vies worden. Dat vind ik nog steeds geweldig, al is het technische aspect belangrijker geworden.”


Wanneer bleek dat je echt talent had?

“Bij mijn eerste wedstrijd bij de junioren, in Den Haag. Er kwam iemand naar mij en een ander jongetje uit mijn team toe. Hij vroeg of we het leuk vonden om te gaan trainen op het RTC, het regionaal talentencentrum. Dat waren vijf trainingen per jaar, ik was toen 15. Aan het eind van het seizoen, in april, kreeg ik een brief thuisgestuurd dat ik geselecteerd was voor het Nederlands team onder 16 jaar. We hadden een trainingskamp van een week, speelden tegen België en Roemenië. Het ging heel goed en het was ook erg gezellig. In Jong Oranje onder 18 werd ik captain. Met die ploeg werden we zevende van de een-na-hoogste poule op het EK in Toulouse. In die tijd was ik twee keer per week aan het fitnessen en twee keer per week aan het trainen met mijn club, The Hookers. In het weekend speelde ik een of twee wedstrijden, op zaterdag trainden we vaak met Jong Oranje.”


Hoe veranderde je toch al drukke leven toen je in Delft ging studeren?

“Ik ben tegelijk met die studie begonnen aan een topsportopleiding in Amsterdam. Van maandag tot en met vrijdag was ik op de universiteit. Op maandag, woensdag en vrijdag moest ik om drie uur weg uit Delft om om vijf uur in Amsterdam te gaan trainen. Op donderdagavond trainde ik in Hoek van Holland. Daarnaast had ik een bijbaantje, officieel als technisch adviseur bij Safe Beveiliging. In de praktijk was ik een beetje het knechtje en werkte ik in de verkoop en in de winkel. Gemiddeld 6 tot 8 uur per week.”


Heb je nog tijd voor een sociaal leven?“Zeker, daar maak ik tijd voor. Ik ben geen zombie. Bij rugby en in Delft heb ik genoeg contacten met vrienden.”


Op welke positie speel je?

“Ik sta in de tweede rij. Dat zijn de lange gasten, die ook in de line-out meespringen. Het zijn in het algemeen goede ‘baldragers’. Ze maken deel uit van de voorwaartsen die ruimte maken voor de wingers (vleugelspelers –red.) om een try te kunnen scoren. Ik sta ook regelmatig op nummer 8, dat is een soort spelverdeler.”


In een filmpje op internet omschreef een medespeler jou als ‘sociaal en fanatiek’. Is dat een goede typering?

“Fanatiek ben ik zeker, sociaal probeer ik te zijn. Binnen de lijnen komt dat niet altijd naar boven. In het gewone leven ben ik wel een sociaal persoon.”


Je speelt al je ‘hele leven’ bij The Hookers. Wat betekent die club voor jou?

“Dat is echt mijn club, al mijn vrienden lopen er rond. Met de colts (jeugd onder 19 jaar –red.) zijn we vorig jaar tweede geworden. In de verloren finale ik mijn enkel gebroken, dat was een bitter einde van een mooi seizoen. Ik zou nog wel eens een keer met heren 1 landskampioen willen worden. Als het mij lukt om voor een buitenlandse club te gaan spelen, kom ik daarvoor later misschien terug naar Hoek van Holland.”


Is een landstitel wel reëel voor The Hookers? Jullie horen niet tot de erkende topteams.

“Clubs als Hilversum en het Gooi steken boven de rest uit, ze hebben sterke selecties. Op papier hebben wij een goed team, maar we hebben nu erg veel blessures. We hebben ook moeite om het goede naar boven te krijgen, vooral op mentaal vlak.”


En nu ga je dus naar Nieuw-Zeeland. Hoe kwam je daar terecht?

“Op Facebook volgde ik een recrutement agency. Ik zag een leuke advertentie van de Running Inside Academy in Nieuw-Zeeland. Ze zochten een tweederijer, iemand van 18 jaar. Ik baalde, omdat ik 19 was, maar heb een vriend getipt. Ik denk dat ze via hem mijn profiel hebben opgezocht op internet, want ik kreeg een persoonlijke mail met de vraag of ik wat kon vertellen over mijn rugbyleven. Ik heb ze een filmpje en mijn CV opgestuurd. Een paar dagen later ontving ik een mail, ze hadden overlegd en boden mij een halve scholarship aan. Als ik 18 was geweest had ik een volledig scholarship aangeboden gekregen. Normaal kost het een vermogen om daarheen te gaan aan levensonderhoud, de club, huisvesting et cetera.”


Wat staat je daar te wachten?

“Ik ga elke dag trainen op de academie. ’s Ochtends fitnessen, ’s middags conditie- en skills-training: passen, springen, tackelen. En ik ga bij een club spelen waar ze een tweederijer nodig hebben. Met die club train ik twee avonden per week. We spelen in een lokale competitie waarvan het niveau hoger moet liggen dan het hoogste niveau in Nederland. Ik zie dat als een investering, je wordt er een betere rugbyer van. Ik wil graag professioneel rugbyer worden. Dit is een kans die niet iedereen zomaar krijgt, Nieuw-Zeeland is hét rugbyland. Ik woon daar in een huis met al die andere jongens, in een twee- of vierpersoonskamer. Het ligt in de Bay of Plenty, op het Noordereiland, bij Mount Maunganui. Mijn contract gaat in op 8 januari en loopt tot eind mei, met de optie tot contractverlenging en de mogelijkheid dat ik in het buitenland ga spelen. Misschien in Engeland.”


Enig idee of het gaat lukken?

“Ik durf mij daar niet over uit te spreken, maar deze opleiding verhoogt mijn kansen wel.”


Wat betekent dit voor je plaats in de nationale selectie?

“Voor het grote Oranje zijn er op dit moment betere en meer ervaren spelers dan ik. Daar ben ik nog niet aan toe. Ik ga wel het EK onder 20 met Jong Oranje missen, eind maart in Polen.”


Wat zijn de gevolgen voor je studie?

“Ik ben technische bestuurskunde gaan doen omdat ik op school goed was in bètavakken en interesse heb in economie en ondernemerschap. Vorig jaar heb ik mijn propedeuse gehaald. Als tweedejaars loop ik nog steeds nominaal. Voor nu is het even klaar. Een fulltime programma op die academie betekent ook echt een fulltime programma. Als het eind mei voor mij ophoudt daar, kom ik terug naar de TU in Delft. Maar als ik bijvoorbeeld een kans krijg om in Engeland te gaan rugbyen, dan kies ik daarvoor. Het bevalt mij overigens goed op de TU, ook wat gezelligheid betreft. Het is hartstikke fijn dat ik op de TU kan sporten, zoals fitnessen als ik verder vrij ben. Dankzij mijn topsportstatus kan ik makkelijker uitstel vragen, al probeer ik alles wel nominaal te doen.”


Je hebt tweetalig vwo-onderwijs gehad in Rotterdam. Was dat al met het oog op een internationale carrière?

“Ik zat daar al toen ik nog niet zo heel serieus rugbyde. Maar toen ontstonden wel de plannen om mij op het buitenland te richten.”


Wil je je niet liever richten op sevens-rugby, omdat dat nu een Olympische sport is?

“Dat is niet voor mij weggelegd, daar ben ik niet snel en explosief genoeg voor. Als ik ooit een blessure krijg, ga ik misschien wel roeien of schaatsen.”

CV

Marijn Huis werd op 16 augustus 1997 geboren in Delft, woont in Rotterdam en groeide op in Hoek van Holland. Daar doorliep hij vanaf zijn zesde de jeugdafdeling van de plaatselijke rugbyvereniging RC The Hookers. De hem toegedichte leiderskwaliteiten resulteerden in het aanvoerderschap van Oranje onder 18 jaar, nu speelt hij voor Oranje onder 20. In juni 2015 was hij een van de drie genomineerden voor de titel ‘jeugdspeler van het jaar’. Tegelijk met de aanvang van zijn studie technische bestuurskunde in Delft, in augustus 2015, begon hij aan een topsportopleiding op het Nationaal Trainings Centrum (NTC) in Amsterdam. Vorig jaar mocht hij een paar keer opdraven in het eerste team van The Hookers, bij aanvang van het lopend seizoen werd hij daarin een vaste waarde. Uit Nieuw-Zeeland, rugbyland bij uitstek, kreeg hij een halve scholarship aangeboden voor het volgen van een opleiding aan een rugbyacademie.

Jimmy Tigges / Redacteur Sport

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.