Het Nederlands hoger onderwijs is heel toegankelijk, maar het kan beter, vindt minister Van Engelshoven. Zo moet het moeilijker worden numeri fixi in te stellen.
“Niet alle studenten hebben gelijke kansen bij de instroom in het hoger onderwijs en bij hun ontwikkeling tijdens hun opleiding”, schrijft de minister vandaag aan de Tweede Kamer. Ze doelt onder meer op studenten met een niet-westerse migratieachtergrond en op doorstromers uit het mbo.
Ze vindt die kansenongelijkheid onaanvaardbaar. Van Engelshoven richt haar pijlen allereerst op de studentenstops: daarbij hebben kinderen met laagopgeleide ouders of met een niet-westerse migratieachtergrond een kleinere kans om te worden toegelaten. De minister wil in de tweede helft van 2019 een wetsvoorstel indienen om onder meer het aantal stops tot een minimum te beperken, zeker bij opleidingen in sectoren met tekorten op de arbeidsmarkt.
Arbeidsmarkt leidend
“Ik kan nu al zeggen dat een instelling onder meer moet aantonen dat voldoende inspanningen zijn verricht om te proberen een numerus fixus te voorkomen”, schrijft ze. Gebeurt dat niet – zo stond ook al in het regeerakkoord – dan wil ze zo’n fixus kunnen blokkeren.
Net als bij de dure geneeskundeopleidingen wil ze dat straks ook bij techniekstudies niet de maximale capaciteit, maar de behoefte op de arbeidsmarkt leidend is bij het instellen van een numerus fixus. Dat is nu anders. De TU Delft heeft bijvoorbeeld de grootste moeite om genoeg personeel, ruimte en geld te vinden om de groei van de studentenpopulatie bij de benen. Een numerus fixus kan dan verlichting bieden.
Voor opleidingen die zowel een Engels- als een Nederlandstalige variant hebben, moet het bovendien wettelijk mogelijk worden om alleen voor de Engelstalige track een studentenstop in te stellen. Dat moet voorkomen dat Nederlandse studenten in de verdrukking raken door de grote hoeveelheid studenten uit het buitenland.
Bsa-norm
Bij de opening van het academisch jaar had de minister al aangekondigd dat ze het bindend studieadvies aan eerstejaars wilde versoepelen. Opleidingen zouden het bsa steeds vaker gebruiken om trage studenten eruit te filteren en het ‘studierendement’ te verhogen. Wat haar betreft hoefden eerstejaars hooguit 40 van de 60 studiepunten te behalen. “Wie twee derde van zijn eerste jaar haalt, kan nooit op de verkeerde plek zitten of kansloos zijn.”
De hogescholen en universiteiten voelden zich overvallen door het plan en reageerden kritisch, net als regeringspartijen VVD en CDA. In haar brief biedt Van Engelshoven vandaag meer ruimte voor overleg en noemt ze een bsa-norm van “om en nabij 40 studiepunten”. Veel universitaire studies hanteren een norm van 45 punten. “Ik ga in gesprek met het onderwijs om te komen tot een betere balans tussen normering en ondersteuning”, schrijft de minister. Of ze de norm uiteindelijk nog in de wet gaat vastleggen, laat ze – tot teleurstelling van studentenorganisaties ISO en LSVb – in het midden.
Mentale druk
De strenge selectie vóór- en de hoge eisen tijdens de opleiding zijn mede een reden dat steeds meer studenten mentale druk ervaren, denkt Van Engelshoven. “Er heerst een maatschappelijke norm die veel van mensen vraagt, zoals het succesvol moeten zijn op school en in het sociale leven (fear of missing out)”. Nader onderzoek moet dit probleem in kaart brengen.
HOP, Hein Cuppen en Steffi Weber
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
redactie@hogeronderwijspersbureau.nl
Comments are closed.