Neptijdschriften zijn de keerzijde van open access in de wetenschap. Onderzoekers moeten oppassen dat ze niet ten prooi vallen aan malafide uitgevers. “Ik krijg dagelijks mails van rooftijdschriften.”
Toeval of niet, uitgerekend deze week beantwoordt minister Ingrid van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap schriftelijke vragen van D66 over wetenschappers die in zogenaamde rooftijdschriften publiceren, op de dag dat een kopgroep van Europese landen aankondigt serieus werk te maken van open access in de wetenschap.
Deze elf landen, waaronder Nederland, willen niet langer betalen voor peperdure abonnementen op wetenschappelijke tijdschriften. Vanaf 2020 moeten de uitkomsten van publiek gefinancierd onderzoek voor iedereen vrij toegankelijk zijn, is het streven.
Daarom moeten wetenschappers voortaan publiceren in open-access-tijdschriften. In plaats van de lezer betaalt de wetenschapper zelf eenmalig voor het artikel, waarna iedereen er gratis kennis van kan nemen.
Verdienmodel voor malafide uitgevers
Het nieuwe model kan misbruik in de hand werken. Er is een verdienmodel ontstaan voor malafide uitgevers. Ze vragen wetenschappers om te publiceren, doen niet of nauwelijks aan kwaliteitscontrole en incasseren het geld. Zo zijn er ook wetenschappelijke congressen die bij nader inzien meer een fuik dan een congres blijken.
Het probleem speelt al jaren. De Volkskrant ontdekte deze zomer dat honderden Nederlandse wetenschappers, al dan niet onwetend, daadwerkelijk in die tijdschriften hebben gepubliceerd. Het zijn relatief kleine aantallen afgezet tegen de tientallen duizenden publicaties die jaarlijks verschijnen van Nederlandse auteurs. Maar toch baart deze ontwikkeling D66 zorgen. De partij stelde Kamervragen.
Hoe kwalijk de minister de neptijdschriften ook vindt, ze gaat ze niet bestrijden en tikt ook de wetenschappers niet op de vingers. “Ik ga er niet vanuit dat de betrokken wetenschappers te kwader trouw zijn geweest en zie geen aanleiding om aan het publiceren in de betrokken tijdschriften consequenties te verbinden voor de betrokken wetenschappers of hun instellingen.”
Wetenschappers moeten gewoon beter opletten, vindt ze. “Van wetenschappers mag worden gevraagd zich goed te vergewissen van de reputatie van tijdschriften. Dat kan bijvoorbeeld via Web of Science, Scopus of de Directory of Open Access Journals (DOAJ), of aan de hand van door de instellingen zelf ontwikkelde checklists. Een ‘sluitende controle’ op neptijdschriften is echter niet mogelijk.”
(HOP, Bas Belleman/Tomas van Dijk)
43 Delftse roofpublicaties
De komst van rooftijdschriften baart ook Alenka Prinčič en Anke Versteeg van de TU Library zorgen. Ze krijgen regelmatig mails doorgestuurd van onderzoekers die benaderd zijn door onbekende uitgevers. De allerbelangrijkste tip die ze dan geven: check via de database Directory of Open Access Journals (DOAJ) of het tijdschrift, dan wel de uitgeverij bonafide is.
Op verzoek van Delta onderzocht de TU Library hoe vaak Delftse onderzoekers tussen januari 2013 en nu hebben gepubliceerd in rooftijdschriften.
De cijfers stellen enigszins gerust. Van de zestien en een half duizend artikelen die in die periode zijn verschenen staan er 43 in rooftijdschriften en 12 in bladen die mogelijk onder die noemer kunnen worden geschaard. Het gaat dus om ongeveer 0,3 procent.
“Het probleem aan de TU Delft lijkt klein te zijn”, zegt Prinčič. “Er is ook geen sprake van een trend. Maar let wel, we hebben niet naar conference papers gekeken. Sommige beruchte uitgevers zijn juist bekend om hun publicaties van conference papers. Met die papers erbij zouden de aantallen ietsje hoger kunnen vallen.”
Waakzaamheid is geboden. “Als TU Delft Library geven we voorlichting over open access publiceren”, vertelt Versteeg. “We geven cursussen en workshops. En we hebben een MOOC gemaakt. Voor informatie kun je terecht op onze pagina over roofuitgevers. En lees ook onze open science guide en de TU Delft website over open access beleid.”
Volgens Versteeg is het probleem bovendien deels te verhelpen door de directe geldelijke transacties tussen uitgevers en auteurs weg te halen. “Voor het officiële open access gedeelte proberen we nu deze vorm van zakendoen – waarbij sprake is van directe financiële transacties tussen onderzoekers en uitgevers – aan banden te leggen. Met alle universiteitsbibliotheken in Nederland en met de VSNU treffen we afkoopregelingen met uitgevers waardoor betalingen via de bibliotheken verlopen.”
Versteeg vindt het overigens niet terecht dat er gesproken wordt over een causaal verband tussen open access publiceren en nepuitgevers. “Er is meer een verband te leggen met het digitaal uitgeven, waardoor een uitgever niet meer veel hoeft te investeren, en waardoor malafide profiteurs hun kans schoon zien om via deze weg auteurs te werven.”
Hoe doen die malafide uitgevers dat eigenlijk, onderzoekers bedonderen?
Bij sommige onderzoekers loopt het de spuigaten uit. Ze krijgen aan de lopende band mails die aan phishing doen denken. Het gaat niet om Nigeriaanse zwendel waarbij je miljoenen in het voorzicht gesteld krijgt. Het is geraffineerder en draait om wetenschap. De berichten zijn afkomstig van malafide uitgevers die tegen betaling artikelen online publiceren zonder dat daar enige collegiale toetsing (peer review) tegenover staat en terwijl de impactfactor extreem laag is en de artikelen dus zelden worden gelezen.
Materiaalonderzoeker prof. Joris Dik (3mE) kan er over meepraten. Vrijwel dagelijks vindt hij mailtjes met vleiende woorden en verzoeken tot samenwerking in zijn inbox.
‘Dear Joris Dik, I hope this email finds you well. I represent PiscoMed Publishing Pte. Ltd., a highly reputable publishing, and strategically located in Singapore. We would like to cordially invite you to become an Editorial Board member of our journal,entitled Insight – Physics. […]We would like to cooperate with such an excellent scholar as you.’
Bovenstaand fragment is afkomstig van ene Adolph Miles. Het bedrijf waar Miles voor werkt, PiscoMed Publishing, staat vermeld op de inmiddels vermaarde rooftijdschriftenlijst ‘Beall’s List of Predatory Journals and Publishers’. Van dat bedrijf moet je je verre houden.
“Enkele jaren geleden kreeg ik dit soort mails wekelijks”, vertelt Dik. “Nu dagelijks. De berichten worden ook steeds persoonlijker. Vaak noemen ze de titel van een van mijn publicaties. Die is hen opgevallen en naar aanleiding daarvan zouden ze geïnteresseerd zijn om ander werk van me te publiceren. Een keer ben ik er bijna in getrapt. Gelukkig kwam ik erachter dat het geen degelijk tijdschrift betrof. Ik kan me voorstellen dat je er als beginnend onderzoeker intuint. Zeker als je artikel net elders is afgewezen en je onder druk staat om te publiceren omdat je moet promoveren. De kans dat er fouten in dergelijke tijdschriften staan is groot. Als jij er dan ook in staat, straalt dat op je af. Dat kan heel slecht zijn voor je carrière. Het is belangrijk om dit onder de aandacht te brengen van promovendi.”
Comments are closed.