Wetenschap

Nieuwe klimaatscenario’s KNMI ‘benadrukken urgentie’, zegt TU-klimaatwetenschapper

Het KNMI presenteerde maandag nieuwe klimaatscenario’s. TU-klimaatwetenschapper Herman Russchenberg en KNMI-onderzoeker Sybren Drijfhout: “Extremen bepalen de leefbaarheid.”

De Maasvlakte bij Rotterdam. (Foto: Frans Berkelaar via Pxhere.com)

Nederland wordt warmer, krijgt drogere zomers, nattere winters en moet meer rekening gaan houden met weersextremen. Dat blijkt uit de vier nieuwe klimaatscenario’s die het KNMI maandag 9 oktober presenteerde op het hoofdkantoor in De Bilt. De scenario’s zijn de hoekpunten, stellen de onderzoekers, waarbinnen klimaatverandering in Nederland zich gaat voltrekken.

Het KNMI baseert de klimaatscenario’s op de recentste rapporten van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change). Net als het IPCC benadrukt het KNMI de noodzaak van de zo rap mogelijke reductie van uitstoot van broeikasgassen. “Hoe hoger de uitstoot, hoe sterker de opwarming en hoe extremer het weer. Bovendien neemt met elke ton uitstoot de kans op onvoorspelbare gevolgen toe”, licht het klimaatinstituut het rapport toe. De vorige scenarioreeks dateert van 2014.

Droogte
Voor het eerst heeft het KNMI naast uitstoot van broeikasgassen primair gekeken naar droogte, vertelt onderzoeker Sybren Drijfhout, die meewerkte aan de nieuwe scenario’s. “Voor de beleidsmakers die onze scenario’s gebruiken is dat heel belangrijk. De waterhuishouding in Nederland is onze belangrijkste en duurste opgave.”

‘Ik vind het verstandiger om uit te gaan van een maximum’

Hoewel uit zowel het droogste als het natste scenario naar voren komt dat Nederland zich moet voorbereiden op drogere zomers en nattere winters, is er daarbinnen nog een grotere onzekerheidsmarge. Drijfhout: “Hoe droog of nat Nederland echt wordt, daar zijn de modellen het niet over eens. Het zal ergens binnen de bandbreedte zijn die we beschrijven.”

Goed dat het KNMI veel aandacht schenkt aan droogte, vindt Herman Russchenberg, hoogleraar atmosfeeronderzoek en voorzitter van het Climate Action-programma op de TU Delft. “Droogte was lang een onderschat probleem, terwijl zowel extreme neerslag als extreme droogte nu al voorkomen. Kijk maar naar de overstromingen in Limburg vorig jaar en de droogte van deze zomer. Daar moeten we ons nu al op voorbereiden.”

De vier klimaatscenario’s volgens het KNMI. (Afbeelding: KNMI)

Hoog en laag scenario
In 
de vier scenario’s kijkt het KNMI, net als in de scenario’s van 2014, naar uitstoot van broeikasgassen. In het lage scenario blijft die uitstoot beperkt tot de afspraken uit het Klimaatakkoord van Parijs; in het hoge scenario neemt de wereld geen maatregelen en blijft de uitstoot stijgen. Met name dat laatste scenario acht het IPCC erg onwaarschijnlijk. 

Toch doet het KNMI er goed aan het hoge uitstootscenario te kiezen, vindt Russchenberg. “Er zit nog zo veel onzekerheid in klimaatmodellen. Daarom vind ik het verstandiger om uit te gaan van een maximum, zodat je je ook daarop kunt voorbereiden. Dat benadrukt de urgentie.”

‘Het smelten van de permafrost zit niet of onvolledig in de klimaatmodellen’

Daarbij denkt hij vooral aan extremen: “Dat het volledige extreme scenario uitkomt is onwaarschijnlijk. Maar ook als we lager uitkomen, krijgen we te maken met extremen. Als je uitgaat van een lager scenario, mis je die.” Dat is ook de gedachte van KNMI-onderzoeker Drijfhout. “Van gemiddeld weer heeft niemand last. Het zijn de extremen die bepalen of je omgeving nog leefbaar is.”

Er zijn meer goede redenen om die mate van uitstoot toch als uitgangspunt te nemen, zegt Drijfhout. “Biofysische feedback, zoals het smelten van de permafrost of vermindering van CO2-opname door de oceanen, zit niet of onvolledig in de klimaatmodellen. Daarnaast kan ook de menselijke uitstootvermindering zomaar tegenvallen. Als bijvoorbeeld Trump weer president wordt en Australië blijft inzetten op steenkool.”

Zeespiegel
Voor 
de zeespiegelstijging is een nog grotere onzekerheidsmarge opgenomen in het rapport. Hoewel het hoogste uitstootscenario komt tot een stijging van ‘slechts’ zes meter, gaat de grafiek in het rapport door tot een stijging van maar liefst 17,5 meter in 2300.

Drijfhout: “Het is heel lastig om goed te modelleren hoe ijskappen en oceanen zich gedragen. We hebben het daarom meegenomen met een grote onzekerheidsmarge. Een grote zeespiegelstijging, hoe onzeker ook, kan namelijk wel enorm veel uitmaken, zeker voor Nederland. Het is absoluut een worst case scenario, maar we weten uit het geologisch verleden wel dat het kan.”

De KNMI-klimaatscenario’s zijn bedoeld als houvast voor beleidsmakers op alle vlakken waarbij klimaat een mogelijke rol speelt. Het wetenschappelijk onderzoek op de TU Delft zit ‘een laag onder’ dit KNMI-onderzoek, zegt Russchenberg. “In het Climate Action-programma proberen we onder meer juist die regionale invloeden in Nederland beter te begrijpen.” Delfts onderzoek ligt zo aan de basis van klimaatscenario’s als die van het KNMI en helpt uiteindelijk om een eventuele volgende scenarioreeks verder aan te scherpen. 

‘Er is geen land dat zo veel te winnen én zo veel te verliezen heeft’

Als voorbeeld noemt Russchenberg onderzoek naar extreme regenval. “Op basis van standaardfysica zou je verwachten dat één graad opwarming zou leiden tot 7 procent meer neerslag. Maar dat blijkt in de praktijk veel meer. Dat is één van de processen die we nog veel beter moeten begrijpen om de modellen verder te verfijnen.”

Voortouw nemen
Hoewel 
de scenario’s een breed scala aan mogelijkheden en veel onzekerheid laten zien, is de boodschap volgens Drijfhout duidelijk. “We moeten ons sterk afvragen: zijn we niet bezig grote delen van Nederland op termijn onbewoonbaar te maken? Dit rapport benadrukt het belang voor Nederland om echt het voortouw te nemen in de emissiereductie. Er is geen land dat zo veel te winnen én zo veel te verliezen heeft.”

Wetenschapsredacteur Kim Bakker

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

k.bakker@tudelft.nl

Comments are closed.