De TU Eindhoven boekt al enkele jaren forse winst in het aantal eerstejaars, terwijl Delft dit jaar ver achter blijft bij de de andere twee technische universiteiten.
Een trend? Waarschijnlijk niet: hoewel de verhoudingen jaarlijks sterk wisselen is er gemiddeld over de laatste acht jaar niets veranderd.
Bollebozenbeurzen, nieuwe studievarianten en IT-snufjes. Elke TU werpt zo zijn eigen middelen in de strijd om de student. En allemaal steken ze veel tijd en geld in voorlichtingsdagen en advertenties. Dus wordt er elk voorjaar nerveus gekeken naar de populariteits-cijfers: de stand van de ‘vooraanmeldingen’ bij de Informatiebeheergroep in Groningen. Dit jaar zit daar een forse verschuiving in. Eindhoven blijft sterk groeien, Delft staat op verlies. Twente doet het redelijk, maar herstelt nog niet van de klap van drie en vier jaar geleden.
Voor die verschuiving zijn makkelijk verklaringen te bedenken. De TU Eindhoven stuntte in 1998 met laptops voor eerstejaars, kreeg gunstige publiciteit door een enquête van Der Spiegel en intensiveerde een half jaar eerder ook de voorlichting aan aanstaande studenten. ,,Daarvoor hebben we nu twee extra mensen in dienst”, vertelt voorlichter Cees van Keulen van de TUE.
Geen wonder dat Delft en Twente het nakijken hebben? Het ligt er maar aan op welke termijn je kijkt, zo blijkt uit analyse van de eerstejaarsaantallen sinds 1987. Die cijfers helpen een aantal mythes door te prikken.
Mythe
De eerste mythe is dat de totale belangstelling voor techniek gestaag daalt. Politici zeggen het elkaar na, en onlangs stond het nog in NRC Handelsblad. Toch zeggen de cijfers iets anders. Dit studiejaar koos 15 procent van alle universitaire eerstejaars een TU-studie. Dat is beter dan de 14 procent van drie jaar geleden, en het steekt ook niet slecht af bij de 15,8 procent uit 1991. Voor een echte daling van de animo voor techniek moeten we terug naar de jaren tachtig. Sindsdien verloren de TU’s niet meer studenten dan andere universiteiten. En komend jaar groeit hun aandeel weer wat.
Tussen de TU’s onderling waren er de laatste acht jaar wel opmerkelijke schommelingen. Zo boekte de Universiteit Twente (UT) in 1993 en 1994 grote winst: tegen de landelijke trend in steeg de instroom er twee keer met twintig procent. Het marktaandeel van de UT steeg van 3,4 naar 4,4 procent; dat van Eindhoven deed vrijwel het omgekeerde. Die winst werd wel toegeschreven aan de verkiezing van Enschede tot ‘beste studiestad’ door de Keuzegids Hoger Onderwijs. Maar twee jaar later was de winst weer verdampt. Twente is nu terug op de 3,5 procent.
Bij de recente groei van Eindhoven past een even relativerend verhaal. Begin jaren negentig trok deze TU, met ruim vier procent marktaandeel, duidelijk meer eerstejaars dan Twente. Vanaf 1993 raakte Eindhoven even achterop, maar door beterewerving heeft de Brabantse instelling zijn oude marktaandeel nu terug. Op basis van het verleden is het binnenkort weer de beurt aan Twente om een inhaalactie te beginnen.
Delft kreeg sinds de jaren tachtig gemiddeld de helft van alle TU-eerstejaars. Maar in sommige periodes was dat minder. Begin jaren negentig bijvoorbeeld, toen de mega-opleiding lucht- en ruimtevaarttechniek uit de gratie raakte. En op dit moment weer omdat alle universiteiten in de Randstad om onbekende reden klappen krijgen. Van een sterke meerjarige trend is echter geen sprake. Als hij er is, is hij dalend. Maar de 7,5 procent marktaandeel die Delft nu heeft is hetzelfde percentage als dat van 1992.
Verliezers
Als elke winst of verlies later weer verdampt, is de verleiding groot om elke actie voor studentenwerving of profilering te relativeren. Toch is dat niet terecht. De concurrentie zit immers niet stil. Er is dus eerder sprake van een jarenlange wedloop, waarvan de stand tot nu toe onbeslist is. Gewoon volhouden lijkt het juiste motto.
Dat neemt niet weg dat de verliezers van dit jaar zich wel zenuwachtig maken. Niet voor niets houdt Delft in april een speciale twijfelaarsdag of ‘doubters day’. Over dat initiatief is Twente sceptisch. Volgens UT-beleidsmedewerker Pieter Binsbergen hebben dit jaar al erg veel studenten gekozen. Maar het zou niet voor het eerst zijn dat Delft op de valreep nog een sprong voorwaarts maakt. In september 1997 gebeurde dat ook. ,,Het kwam misschien door de speciale beurzenactie die we samen met de andere TU’s voerden”, zegt hoofd voorlichting Richard Meijer. ,,Maar zeker weten doen we dat niet.”
In Twente kijkt men naar de wat langere termijn. ,,Eigenlijk mogen wij niet op de huidige omvang van duizend eerstejaars blijven hangen”, zegt Binsbergen. Dus haalt de UT de banden met middelbare scholen in de regio aan en maakt ze reclame voor het verbrede aanbod van opleidingen, met varianten als medische technologie.
Troeven
Met die laatste actie lijkt Twente te concurreren met een van de troeven van Eindhoven: de populaire opleiding biomedische technologie die daar sinds vorig studiejaar bestaat. Maar woordvoerder Keulen van de Brabantse TU gelooft niet zo in concurrentie op een afstand van bijna 200 kilometer. ,,Onze universiteit trekt zeventig procent van zijn studenten uit de drie zuidelijke provincies. En de invloed van Twente is daar beperkt.”
Maar wat is beperkt? Uit cijfers van Twente blijkt dat die universiteit tussen 1992 en 1996 zijn grootste winst juist boekte in de provincies Brabant en Limburg. Het percentage eerstejaars dat daar vandaan kwam verdubbelde toen van zeven tot veertien procent. In absolute aantallen ging het om bijna tachtig studenten.
Geen van de TU’s beperkt zich meer volledig tot de eigen regio. Delft en Eindhoven leveren slag in Zeeland, Utrecht en Zuid-Holland. En de Brabantse TU is met zijn nieuwe voorlichtingscampagne ook al in Amsterdam gesignaleerd. ,,Wijhebben studenten die daar vandaan komen”, zegt Van Keulen. ,,En als er scholen zijn die interesse hebben, dan trekken wij zonodig door het hele land.”
Bollebozenbeurzen, nieuwe studievarianten en IT-snufjes. Elke TU werpt zo zijn eigen middelen in de strijd om de student. En allemaal steken ze veel tijd en geld in voorlichtingsdagen en advertenties. Dus wordt er elk voorjaar nerveus gekeken naar de populariteits-cijfers: de stand van de ‘vooraanmeldingen’ bij de Informatiebeheergroep in Groningen. Dit jaar zit daar een forse verschuiving in. Eindhoven blijft sterk groeien, Delft staat op verlies. Twente doet het redelijk, maar herstelt nog niet van de klap van drie en vier jaar geleden.
Voor die verschuiving zijn makkelijk verklaringen te bedenken. De TU Eindhoven stuntte in 1998 met laptops voor eerstejaars, kreeg gunstige publiciteit door een enquête van Der Spiegel en intensiveerde een half jaar eerder ook de voorlichting aan aanstaande studenten. ,,Daarvoor hebben we nu twee extra mensen in dienst”, vertelt voorlichter Cees van Keulen van de TUE.
Geen wonder dat Delft en Twente het nakijken hebben? Het ligt er maar aan op welke termijn je kijkt, zo blijkt uit analyse van de eerstejaarsaantallen sinds 1987. Die cijfers helpen een aantal mythes door te prikken.
Mythe
De eerste mythe is dat de totale belangstelling voor techniek gestaag daalt. Politici zeggen het elkaar na, en onlangs stond het nog in NRC Handelsblad. Toch zeggen de cijfers iets anders. Dit studiejaar koos 15 procent van alle universitaire eerstejaars een TU-studie. Dat is beter dan de 14 procent van drie jaar geleden, en het steekt ook niet slecht af bij de 15,8 procent uit 1991. Voor een echte daling van de animo voor techniek moeten we terug naar de jaren tachtig. Sindsdien verloren de TU’s niet meer studenten dan andere universiteiten. En komend jaar groeit hun aandeel weer wat.
Tussen de TU’s onderling waren er de laatste acht jaar wel opmerkelijke schommelingen. Zo boekte de Universiteit Twente (UT) in 1993 en 1994 grote winst: tegen de landelijke trend in steeg de instroom er twee keer met twintig procent. Het marktaandeel van de UT steeg van 3,4 naar 4,4 procent; dat van Eindhoven deed vrijwel het omgekeerde. Die winst werd wel toegeschreven aan de verkiezing van Enschede tot ‘beste studiestad’ door de Keuzegids Hoger Onderwijs. Maar twee jaar later was de winst weer verdampt. Twente is nu terug op de 3,5 procent.
Bij de recente groei van Eindhoven past een even relativerend verhaal. Begin jaren negentig trok deze TU, met ruim vier procent marktaandeel, duidelijk meer eerstejaars dan Twente. Vanaf 1993 raakte Eindhoven even achterop, maar door beterewerving heeft de Brabantse instelling zijn oude marktaandeel nu terug. Op basis van het verleden is het binnenkort weer de beurt aan Twente om een inhaalactie te beginnen.
Delft kreeg sinds de jaren tachtig gemiddeld de helft van alle TU-eerstejaars. Maar in sommige periodes was dat minder. Begin jaren negentig bijvoorbeeld, toen de mega-opleiding lucht- en ruimtevaarttechniek uit de gratie raakte. En op dit moment weer omdat alle universiteiten in de Randstad om onbekende reden klappen krijgen. Van een sterke meerjarige trend is echter geen sprake. Als hij er is, is hij dalend. Maar de 7,5 procent marktaandeel die Delft nu heeft is hetzelfde percentage als dat van 1992.
Verliezers
Als elke winst of verlies later weer verdampt, is de verleiding groot om elke actie voor studentenwerving of profilering te relativeren. Toch is dat niet terecht. De concurrentie zit immers niet stil. Er is dus eerder sprake van een jarenlange wedloop, waarvan de stand tot nu toe onbeslist is. Gewoon volhouden lijkt het juiste motto.
Dat neemt niet weg dat de verliezers van dit jaar zich wel zenuwachtig maken. Niet voor niets houdt Delft in april een speciale twijfelaarsdag of ‘doubters day’. Over dat initiatief is Twente sceptisch. Volgens UT-beleidsmedewerker Pieter Binsbergen hebben dit jaar al erg veel studenten gekozen. Maar het zou niet voor het eerst zijn dat Delft op de valreep nog een sprong voorwaarts maakt. In september 1997 gebeurde dat ook. ,,Het kwam misschien door de speciale beurzenactie die we samen met de andere TU’s voerden”, zegt hoofd voorlichting Richard Meijer. ,,Maar zeker weten doen we dat niet.”
In Twente kijkt men naar de wat langere termijn. ,,Eigenlijk mogen wij niet op de huidige omvang van duizend eerstejaars blijven hangen”, zegt Binsbergen. Dus haalt de UT de banden met middelbare scholen in de regio aan en maakt ze reclame voor het verbrede aanbod van opleidingen, met varianten als medische technologie.
Troeven
Met die laatste actie lijkt Twente te concurreren met een van de troeven van Eindhoven: de populaire opleiding biomedische technologie die daar sinds vorig studiejaar bestaat. Maar woordvoerder Keulen van de Brabantse TU gelooft niet zo in concurrentie op een afstand van bijna 200 kilometer. ,,Onze universiteit trekt zeventig procent van zijn studenten uit de drie zuidelijke provincies. En de invloed van Twente is daar beperkt.”
Maar wat is beperkt? Uit cijfers van Twente blijkt dat die universiteit tussen 1992 en 1996 zijn grootste winst juist boekte in de provincies Brabant en Limburg. Het percentage eerstejaars dat daar vandaan kwam verdubbelde toen van zeven tot veertien procent. In absolute aantallen ging het om bijna tachtig studenten.
Geen van de TU’s beperkt zich meer volledig tot de eigen regio. Delft en Eindhoven leveren slag in Zeeland, Utrecht en Zuid-Holland. En de Brabantse TU is met zijn nieuwe voorlichtingscampagne ook al in Amsterdam gesignaleerd. ,,Wijhebben studenten die daar vandaan komen”, zegt Van Keulen. ,,En als er scholen zijn die interesse hebben, dan trekken wij zonodig door het hele land.”
Comments are closed.