Campus

De ingenieur kan desnoods op de tram

Werkloze hoger opgeleiden die werk onder hun niveau weigeren, hoeven niet te rekenen op veel clementie van de Nederlandse bevolking. Wie zijn plicht tot werken niet nakomt, verliest zijn recht op een uitkering, vindt een ruime meerderheid.

Ook als het gaat om een baan als portier in een ziekenhuis of als controleur op de tram. Dat blijkt uit het proefschrift Werkloosheid en sociale rechtvaardigheid van de Rotterdamse socioloog Dick Houtman.

Houtman laat zien dat een kleine tachtig procent van de bevolking vindt dat tegenover het recht op een uitkering de plicht dient te staan om aangeboden werk te accepteren. Bij weigering wordt een korting op de uitkering van enkele honderden guldens per maand beschouwd als een rechtvaardige sanctie.

Er wordt milder geoordeeld over werkweigering als het verschil tussen het niveau van de gevolgde opleiding en het aangeboden werk groot is, maar dan nog is een ruime meerderheid voor sancties. In zijn proefschrift noemt Houtman het voorbeeld van de 25-jarige psycholoog, die na twee jaar werkloosheid een baan weigert als parkeerwacht in een parkeergarage, waarmee hij netto 1700 gulden in de maand zou verdienen. Ruim zestig procent van de bevolking vindt dat zijn uitkering van 1150 gulden gekort moet worden met gemiddeld 273 gulden per maand.
Ideologisch

Ruim een jaar geleden heeft het ministerie van onderwijs nog eens de regels op een rij gezet, waarmee de regionale arbeidsbureau’s werkloze hoger opgeleiden onder druk kunnen zetten om werk onder hun niveau te aanvaarden, met langere reistijden en een lager salaris. Zo moet een academicus die langer dan zes maanden werkloos is genoegen nemen met een baan op hbo-niveau. Na een jaar is dat al mbo-niveau. Een hbo-er komt een niveau lager uit: na een jaar moet hij werk op lbo- niveau accepteren, na anderhalf jaar is zelfs ongeschoold werk ‘in principe passend’.

Volgens het proefschrift van Houtman heeft het denken over rechten en plichten van werklozen overigens in hoge mate een ideologisch karakter. Het oordeel over werkweigering is afhankelijk van het maatschappijbeeld dat iemand heeft. En dat beeld wordt op zijn beurt weer voor een groot deel gekleurd door de maatschappelijke positie waarin iemand zich bevindt. Zo zijn hoger opgeleiden sneller geneigd de nadruk te leggen op de rechten van werklozen dan op hun plichten. Ook de richting waarin iemand is opgeleid doet ter zake, zo blijkt. Bèta’s staan afwijzender tegenover werkweigering dan alfa’s en gamma’s. (HOP/M.W.)


De Sociale Dienst zou academici die echt niet willen werken, moeten korten

Werkloze hoger opgeleiden die werk onder hun niveau weigeren, hoeven niet te rekenen op veel clementie van de Nederlandse bevolking. Wie zijn plicht tot werken niet nakomt, verliest zijn recht op een uitkering, vindt een ruime meerderheid. Ook als het gaat om een baan als portier in een ziekenhuis of als controleur op de tram. Dat blijkt uit het proefschrift Werkloosheid en sociale rechtvaardigheid van de Rotterdamse socioloog Dick Houtman.

Houtman laat zien dat een kleine tachtig procent van de bevolking vindt dat tegenover het recht op een uitkering de plicht dient te staan om aangeboden werk te accepteren. Bij weigering wordt een korting op de uitkering van enkele honderden guldens per maand beschouwd als een rechtvaardige sanctie.

Er wordt milder geoordeeld over werkweigering als het verschil tussen het niveau van de gevolgde opleiding en het aangeboden werk groot is, maar dan nog is een ruime meerderheid voor sancties. In zijn proefschrift noemt Houtman het voorbeeld van de 25-jarige psycholoog, die na twee jaar werkloosheid een baan weigert als parkeerwacht in een parkeergarage, waarmee hij netto 1700 gulden in de maand zou verdienen. Ruim zestig procent van de bevolking vindt dat zijn uitkering van 1150 gulden gekort moet worden met gemiddeld 273 gulden per maand.
Ideologisch

Ruim een jaar geleden heeft het ministerie van onderwijs nog eens de regels op een rij gezet, waarmee de regionale arbeidsbureau’s werkloze hoger opgeleiden onder druk kunnen zetten om werk onder hun niveau te aanvaarden, met langere reistijden en een lager salaris. Zo moet een academicus die langer dan zes maanden werkloos is genoegen nemen met een baan op hbo-niveau. Na een jaar is dat al mbo-niveau. Een hbo-er komt een niveau lager uit: na een jaar moet hij werk op lbo- niveau accepteren, na anderhalf jaar is zelfs ongeschoold werk ‘in principe passend’.

Volgens het proefschrift van Houtman heeft het denken over rechten en plichten van werklozen overigens in hoge mate een ideologisch karakter. Het oordeel over werkweigering is afhankelijk van het maatschappijbeeld dat iemand heeft. En dat beeld wordt op zijn beurt weer voor een groot deel gekleurd door de maatschappelijke positie waarin iemand zich bevindt. Zo zijn hoger opgeleiden sneller geneigd de nadruk te leggen op de rechten van werklozen dan op hun plichten. Ook de richting waarin iemand is opgeleid doet ter zake, zo blijkt. Bèta’s staan afwijzender tegenover werkweigering dan alfa’s en gamma’s. (HOP/M.W.)


De Sociale Dienst zou academici die echt niet willen werken, moeten korten

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.