Onderwijs

Nieuwe samenwerking met Indonesië krijgt vorm

Na tweeënhalf jaar stagnatie zijn vier samenwerkingsprojecten tussen Nederlandse en Indonesische universiteiten aangewezen om volgende maand geld te ontvangen en daadwerkelijk van start te gaan.

Twee andere activiteiten waaraan de TU deelneemt (havenontwikkeling/kustonderzoek en toegepaste wiskunde en informatica) kunnen waarschijnlijk ook na 1 november aanvangen.

Dat is het resultaat van de bijeenkomst van een Indonesische en een Nederlandse stuurgroep, op 19 en 20 september, in Jakarta. Pas deze week presenteerde het ministerie van onderwijs een lijst met 22 – deels onder voorwaarde – goedgekeurde projecten. Twaalf voorstellen zijn afgekeurd.

Een zwaar bemande Nederlandse stuurgroep – de delegatie bestond uit tien man en telde onder andere de voorzitters van de HBO-Raad, de VSNU, NWO en KNAW – heeft met de Indonesische counterparts zeven projecten goedgekeurd. Vijftien plannen wachten nog op een laatste beoordeling of financiële toezegging.

Opvallend groot is de Leidse deelname; de Leidse universiteit en het Koninklijk Instituut voor Taal- Land- en Volkenkunde (KITLV) zijn betrokken bij dertien van de 22 projecten, lopend van ‘Maleisische manuscripten’ en het ‘Minangkabau-danstheater’ tot het ‘Nederlands-Indonesisch juridisch woordenboek’. Ook Wageningen is sterk vertegenwoordigd.

Met de bijeenkomst van beide stuurgroepen en het in gang zetten van de gezamenlijke activiteiten, geven de twee landen inhoud aan een memorandum of understanding dat de twee ministers van onderwijs in oktober 1992 ondertekenden. In maart van dat jaar had de Indonesische overheid plotseling alle via het ministerie van ontwikkelingssamenwerking gefinancierde projecten beëindigd. De regering van president Suharto ergerde zich aan uitlatingen van minister Pronk over de mensenrechten, na het bloedbad in Dili, de hoofdstad van het door Indonesië bezette Oost-Timor.

Op Indonesisch initiatief konden er ruim een half jaar later op ministersniveau afspraken worden gemaakt om op basis van gelijkwaardigheid nieuwe samenwerkingsprojecten op te zetten. Aan Indonesische zijde tekenden de minister van onderwijs en cultuur, Fuad Hassan, en die van technologiebeleid, Habibie. Vervolgens duurde het nog twee jaar om tot resultaten te komen.

De stopzetting van ‘Pronk-projecten’ heeft geen invloed gehad op de komst van de zogenaamde ‘Habibie-studenten’ naar Delft. Op dit moment studeren nog zo’n vijftig Indonesische studenten hier op een beurs van de Wereldbank of van de Indonesische luchtvaartindustrie.

De Nederlandse stuurgroep heeft in Jakarta niet gesproken met vertegenwoordigers van het ministerie voor technologiebeleid of over de Habibie-studenten. Dat is te meer opmerkelijk omdat de huidige minister van onderwijs, Wardiman Djojonegoro, bij een deel van de vergadering aanwezig was; hij was enkele jaren geleden als topman bij Habibie’s ministerie verantwoordelijkvoor de uitzending van studenten, ondermeer naar Delft.

De Delftse inbreng bij het wiskunde- en het civieltechnische project bouwt voort op de contacten van vòòr maart 1992 met de technnische universiteiten in Bandung en Surabaya. Een verschil is echter dat nu de aandacht veel meer gericht wordt op onderzoek. Voorheen waren Delftenaren met name bezig het onderwijs in toegepaste wiskunde en civiele techniek te moderniseren.

De wiskundigen gaan zich nu richten op research-workshops voor docenten van Indonesische universiteiten. De civielers kunnen, na afwikkeling van de laatste formaliteiten, aan de slag met een onderzoek naar de toegankelijkheid van de haven van Palembang (Sumatra) en de uitbreiding van containercapaciteit van de haven van Jakarta. Ook het havenconsortium Pelabuan Indonesia participeert in het project, waarvoor Indonesië 2,2 miljoen gulden investeert.

Voor de uitvoering aan Nederlandse kant van de 22 projecten stelt het ministerie van onderwijs volgend jaar vijf miljoen gulden ter beschikking. (B.B.)

Benno Boeters

Na tweeënhalf jaar stagnatie zijn vier samenwerkingsprojecten tussen Nederlandse en Indonesische universiteiten aangewezen om volgende maand geld te ontvangen en daadwerkelijk van start te gaan. Twee andere activiteiten waaraan de TU deelneemt (havenontwikkeling/kustonderzoek en toegepaste wiskunde en informatica) kunnen waarschijnlijk ook na 1 november aanvangen.

Dat is het resultaat van de bijeenkomst van een Indonesische en een Nederlandse stuurgroep, op 19 en 20 september, in Jakarta. Pas deze week presenteerde het ministerie van onderwijs een lijst met 22 – deels onder voorwaarde – goedgekeurde projecten. Twaalf voorstellen zijn afgekeurd.

Een zwaar bemande Nederlandse stuurgroep – de delegatie bestond uit tien man en telde onder andere de voorzitters van de HBO-Raad, de VSNU, NWO en KNAW – heeft met de Indonesische counterparts zeven projecten goedgekeurd. Vijftien plannen wachten nog op een laatste beoordeling of financiële toezegging.

Opvallend groot is de Leidse deelname; de Leidse universiteit en het Koninklijk Instituut voor Taal- Land- en Volkenkunde (KITLV) zijn betrokken bij dertien van de 22 projecten, lopend van ‘Maleisische manuscripten’ en het ‘Minangkabau-danstheater’ tot het ‘Nederlands-Indonesisch juridisch woordenboek’. Ook Wageningen is sterk vertegenwoordigd.

Met de bijeenkomst van beide stuurgroepen en het in gang zetten van de gezamenlijke activiteiten, geven de twee landen inhoud aan een memorandum of understanding dat de twee ministers van onderwijs in oktober 1992 ondertekenden. In maart van dat jaar had de Indonesische overheid plotseling alle via het ministerie van ontwikkelingssamenwerking gefinancierde projecten beëindigd. De regering van president Suharto ergerde zich aan uitlatingen van minister Pronk over de mensenrechten, na het bloedbad in Dili, de hoofdstad van het door Indonesië bezette Oost-Timor.

Op Indonesisch initiatief konden er ruim een half jaar later op ministersniveau afspraken worden gemaakt om op basis van gelijkwaardigheid nieuwe samenwerkingsprojecten op te zetten. Aan Indonesische zijde tekenden de minister van onderwijs en cultuur, Fuad Hassan, en die van technologiebeleid, Habibie. Vervolgens duurde het nog twee jaar om tot resultaten te komen.

De stopzetting van ‘Pronk-projecten’ heeft geen invloed gehad op de komst van de zogenaamde ‘Habibie-studenten’ naar Delft. Op dit moment studeren nog zo’n vijftig Indonesische studenten hier op een beurs van de Wereldbank of van de Indonesische luchtvaartindustrie.

De Nederlandse stuurgroep heeft in Jakarta niet gesproken met vertegenwoordigers van het ministerie voor technologiebeleid of over de Habibie-studenten. Dat is te meer opmerkelijk omdat de huidige minister van onderwijs, Wardiman Djojonegoro, bij een deel van de vergadering aanwezig was; hij was enkele jaren geleden als topman bij Habibie’s ministerie verantwoordelijkvoor de uitzending van studenten, ondermeer naar Delft.

De Delftse inbreng bij het wiskunde- en het civieltechnische project bouwt voort op de contacten van vòòr maart 1992 met de technnische universiteiten in Bandung en Surabaya. Een verschil is echter dat nu de aandacht veel meer gericht wordt op onderzoek. Voorheen waren Delftenaren met name bezig het onderwijs in toegepaste wiskunde en civiele techniek te moderniseren.

De wiskundigen gaan zich nu richten op research-workshops voor docenten van Indonesische universiteiten. De civielers kunnen, na afwikkeling van de laatste formaliteiten, aan de slag met een onderzoek naar de toegankelijkheid van de haven van Palembang (Sumatra) en de uitbreiding van containercapaciteit van de haven van Jakarta. Ook het havenconsortium Pelabuan Indonesia participeert in het project, waarvoor Indonesië 2,2 miljoen gulden investeert.

Voor de uitvoering aan Nederlandse kant van de 22 projecten stelt het ministerie van onderwijs volgend jaar vijf miljoen gulden ter beschikking. (B.B.)

Benno Boeters

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.