Zo’n anderhalf miljoen gulden moet de TU in de komende jaren gaan verspijkeren aan ‘laagdrempelige’ Internetfaciliteiten voor studenten en medewerkers.
Op de zeventiende verdieping van Elektrotechniek, een van de plaatsen op de campus waar met Internet gepionierd wordt, zijn de aanbevelingen hierover van de commissie-Middelhoek, met rode oren gelezen. Wordt het doel wel bereikt?
Als TU-medewerker ben ik al enige jaren aangesloten op het Internet. Ik kan me een leven zonder Internet al bijna niet meer voorstellen. Via e-mail communiceer ik razendsnel met vrienden en vakgenoten over de gehele wereld. Ik kan meediscussiëren over allerlei onderwerpen in en buiten mijn vakgebied. Ik kan artikelen lezen en ik kan mijn eigen artikelen via World-Wide-Web beschikbaar maken.
Elektronische communicatie is veruit te prefereren boven de ouderwetse telefoon of de normale brief. De telefoon onderbreekt het werk en een brief doet er minstens een dag over om aan te komen. E-mail combineert de voordelen van beide communicatievormen: razendsnel, maar als je wilt kun je het even rustig laten rijpen. Bovendien kun je ook meer dan alleen tekst versturen.
We kunnen er niet omheen: elke serieuze TU-medewerker moet op het Internet, en ook alle veertienduizend TU-studenten moeten op de Infobahn kunnen invoegen. Vragen aan de docent, practica, inleveren verslagen, tentamenuitslagen, Delta, mensa-menu’s: het hoort allemaal elektronisch beschikbaar te zijn.
Vanuit technisch oogpunt is de electronic highway eenvoudig op de TU te realiseren. Hij is er namelijk al sinds enkele jaren! Onder de Mekelweg liggen glasvezels met een hoge communicatiecapaciteit. Het netwerk vertakt al naar een groot aantal kamers op de TU. En op die kamers zijn al duizenden werkstations en pc’s. De ingrediënten om de TU als de belangrijkste Internet-autoriteit in Nederland te profileren zijn al lang aanwezig.
Niet voorop
Toch loopt de technische topuniversiteit van Nederland hier niet voorop. Integendeel. Er zijn bijvoorbeeld nog maar zeer weinig mensen op de TU per e-mail bereikbaar. Deze achterstand komt niet door een gebrek aan geld of technische middelen, maar helaas door onvoldoende elan en inzicht. Een bezoeker die het officiële gedeelte van het Campus Wide Information System (CWIS) van de TU Delft bekijkt, vindt een kleurloze directory zonder interessante informatie. Het lijkt er bijna op alsof we hiermee bewust het vooroordeel bevestigen van de saaie en introverte ingenieur uit Delft.
Er is gelukkig hoop. Begin dit jaar heeft het college van bestuur onder druk van de studentenfracties 270 duizend gulden beschikbaar gesteld voor Internetactiviteiten. Verder werd ereen ’taakgroep’ ingesteld die in een rapport bepleit in de komende vijf jaar nog eens 1,6 miljoen gulden te investeren.
De commissie doet een aantal verheugende aanbevelingen. Zo krijgt elke student komend jaar al de mogelijkheid om via een modem op het Internet te komen. Tot nu toe was dit alleen aan studenten Elektrotechniek voorbehouden. Verder komt er meer geld voor het opzetten van een CWIS.
De grootste post (zevenduizend gulden) reserveert de commissie terecht voor 175 werkstations bij de faculteiten. Het was iets mooier geweest als de commissie wat specifieker zou zijn over de bestemming van deze apparatuur. Zo had men kunnen voorstellen dat er per faculteit een bijdrage komt voor een zaaltje met een aantal algemeen toegankelijke Internet-werkplekken. Hierbij moeten een aantal voorwaarden duidelijk genoemd worden. De belangrijkste is dat de werkplekken maximaal beschikbaar moeten zijn voor studenten, dus ook ’s avonds. Zonder zo’n plan is de kans groot dat de computers niet effectief gebruikt worden, of zelfs als ‘gratis’ computer op het bureau van een personeelslid belanden.
Niet eenvoudig
Vele medewerkers hebben al een pc, die meestal voor de tekstverwerking gebruikt wordt. Deze computer kan met een netwerkkaart en wat software zo op Internet worden aangesloten. Dit is een goedkope en effectieve manier om het bereik van het net uit te breiden naar de vijfduizend medewerkers. Voor ondersteuning van deze activiteit heeft de commissie helaas nauwelijks aandacht in het rapport.
Het is dus de vraag of met deze forse investering het doel van communicatie met een laagdrempelige toegang optimaal bereikt gaat worden. Vooral voor de lagerejaars studenten is de toegang nog steeds niet eenvoudig. Wie geen eigen pc met een modem heeft, kan zeker de de eerste jaren nog niet gemakkelijk op het Internet komen.
Voor het opzetten van de centrale CWIS worden niet veel middelen gereserveerd. In de aanloopfase is een enthousiaste persoon nodig met zowel technische als journalistieke capaciteiten. Die moet het initiatief nemen om ook nieuwe diensten aan te bieden en het contact met de informatieleveranciers (faculteiten en diensten) te onderhouden. Van het elan van deze persoon hangt een belangrijk deel van de uitstraling van de TU Delft op Internet-gebied af. Voor deze gecompliceerde taak trekt de commissie duidelijk te weinig geld (manjaar) uit.
Opmerkelijk veel geld, daarentegen, wordt uitgetrokken voor de bibliotheek. Ik ben het er mee eens dat dit belangrijk is, en dat de Internet-toegang van de bibliotheek voor verbetering vatbaar is, maar 425 duizend gulden toekennen aan slechts één enkele Internet-informatiedienst is toch een beetje buiten proporties. In het rapport staat als toelichting niet meer dan dat het geld voor het elektronisch verstrekken van informatie is. Er worden geen randvoorwaarden of eindtermen genoemd. Vrijwel al het werk dat de bibliotheek met een computer doet zou er dus onder kunnen vallen.
Onnodig gedetailleerd daarentegen is de 25 duizend gulden voor een cursus over het zoeken in bibliotheekbestanden. Eenmisplaatste post in dit rapport, want het heeft toch echt weinig met Internetfaciliteiten te maken. En, zoals als goede wijn geen krans behoeft, zo behoeft goede software ook geen training. Het zou veel beter zijn om het geld aan de aankoop of ontwikkeling van vriendelijker programma’s te besteden.
Afgezien van deze punten is het rapport een sterke impuls voor goede Internetvoorzieningen op de universiteit. Maar het succes zal voornamelijk afhangen van het enthousiasme en voortvarendheid van de uitvoerende diensten.
Dr.ir. P. Groeneveld is wetenschappelijk medewerker bij de faculteit Elektrotechniek.
Zo’n anderhalf miljoen gulden moet de TU in de komende jaren gaan verspijkeren aan ‘laagdrempelige’ Internetfaciliteiten voor studenten en medewerkers. Op de zeventiende verdieping van Elektrotechniek, een van de plaatsen op de campus waar met Internet gepionierd wordt, zijn de aanbevelingen hierover van de commissie-Middelhoek, met rode oren gelezen. Wordt het doel wel bereikt?
Als TU-medewerker ben ik al enige jaren aangesloten op het Internet. Ik kan me een leven zonder Internet al bijna niet meer voorstellen. Via e-mail communiceer ik razendsnel met vrienden en vakgenoten over de gehele wereld. Ik kan meediscussiëren over allerlei onderwerpen in en buiten mijn vakgebied. Ik kan artikelen lezen en ik kan mijn eigen artikelen via World-Wide-Web beschikbaar maken.
Elektronische communicatie is veruit te prefereren boven de ouderwetse telefoon of de normale brief. De telefoon onderbreekt het werk en een brief doet er minstens een dag over om aan te komen. E-mail combineert de voordelen van beide communicatievormen: razendsnel, maar als je wilt kun je het even rustig laten rijpen. Bovendien kun je ook meer dan alleen tekst versturen.
We kunnen er niet omheen: elke serieuze TU-medewerker moet op het Internet, en ook alle veertienduizend TU-studenten moeten op de Infobahn kunnen invoegen. Vragen aan de docent, practica, inleveren verslagen, tentamenuitslagen, Delta, mensa-menu’s: het hoort allemaal elektronisch beschikbaar te zijn.
Vanuit technisch oogpunt is de electronic highway eenvoudig op de TU te realiseren. Hij is er namelijk al sinds enkele jaren! Onder de Mekelweg liggen glasvezels met een hoge communicatiecapaciteit. Het netwerk vertakt al naar een groot aantal kamers op de TU. En op die kamers zijn al duizenden werkstations en pc’s. De ingrediënten om de TU als de belangrijkste Internet-autoriteit in Nederland te profileren zijn al lang aanwezig.
Niet voorop
Toch loopt de technische topuniversiteit van Nederland hier niet voorop. Integendeel. Er zijn bijvoorbeeld nog maar zeer weinig mensen op de TU per e-mail bereikbaar. Deze achterstand komt niet door een gebrek aan geld of technische middelen, maar helaas door onvoldoende elan en inzicht. Een bezoeker die het officiële gedeelte van het Campus Wide Information System (CWIS) van de TU Delft bekijkt, vindt een kleurloze directory zonder interessante informatie. Het lijkt er bijna op alsof we hiermee bewust het vooroordeel bevestigen van de saaie en introverte ingenieur uit Delft.
Er is gelukkig hoop. Begin dit jaar heeft het college van bestuur onder druk van de studentenfracties 270 duizend gulden beschikbaar gesteld voor Internetactiviteiten. Verder werd ereen ’taakgroep’ ingesteld die in een rapport bepleit in de komende vijf jaar nog eens 1,6 miljoen gulden te investeren.
De commissie doet een aantal verheugende aanbevelingen. Zo krijgt elke student komend jaar al de mogelijkheid om via een modem op het Internet te komen. Tot nu toe was dit alleen aan studenten Elektrotechniek voorbehouden. Verder komt er meer geld voor het opzetten van een CWIS.
De grootste post (zevenduizend gulden) reserveert de commissie terecht voor 175 werkstations bij de faculteiten. Het was iets mooier geweest als de commissie wat specifieker zou zijn over de bestemming van deze apparatuur. Zo had men kunnen voorstellen dat er per faculteit een bijdrage komt voor een zaaltje met een aantal algemeen toegankelijke Internet-werkplekken. Hierbij moeten een aantal voorwaarden duidelijk genoemd worden. De belangrijkste is dat de werkplekken maximaal beschikbaar moeten zijn voor studenten, dus ook ’s avonds. Zonder zo’n plan is de kans groot dat de computers niet effectief gebruikt worden, of zelfs als ‘gratis’ computer op het bureau van een personeelslid belanden.
Niet eenvoudig
Vele medewerkers hebben al een pc, die meestal voor de tekstverwerking gebruikt wordt. Deze computer kan met een netwerkkaart en wat software zo op Internet worden aangesloten. Dit is een goedkope en effectieve manier om het bereik van het net uit te breiden naar de vijfduizend medewerkers. Voor ondersteuning van deze activiteit heeft de commissie helaas nauwelijks aandacht in het rapport.
Het is dus de vraag of met deze forse investering het doel van communicatie met een laagdrempelige toegang optimaal bereikt gaat worden. Vooral voor de lagerejaars studenten is de toegang nog steeds niet eenvoudig. Wie geen eigen pc met een modem heeft, kan zeker de de eerste jaren nog niet gemakkelijk op het Internet komen.
Voor het opzetten van de centrale CWIS worden niet veel middelen gereserveerd. In de aanloopfase is een enthousiaste persoon nodig met zowel technische als journalistieke capaciteiten. Die moet het initiatief nemen om ook nieuwe diensten aan te bieden en het contact met de informatieleveranciers (faculteiten en diensten) te onderhouden. Van het elan van deze persoon hangt een belangrijk deel van de uitstraling van de TU Delft op Internet-gebied af. Voor deze gecompliceerde taak trekt de commissie duidelijk te weinig geld (manjaar) uit.
Opmerkelijk veel geld, daarentegen, wordt uitgetrokken voor de bibliotheek. Ik ben het er mee eens dat dit belangrijk is, en dat de Internet-toegang van de bibliotheek voor verbetering vatbaar is, maar 425 duizend gulden toekennen aan slechts één enkele Internet-informatiedienst is toch een beetje buiten proporties. In het rapport staat als toelichting niet meer dan dat het geld voor het elektronisch verstrekken van informatie is. Er worden geen randvoorwaarden of eindtermen genoemd. Vrijwel al het werk dat de bibliotheek met een computer doet zou er dus onder kunnen vallen.
Onnodig gedetailleerd daarentegen is de 25 duizend gulden voor een cursus over het zoeken in bibliotheekbestanden. Eenmisplaatste post in dit rapport, want het heeft toch echt weinig met Internetfaciliteiten te maken. En, zoals als goede wijn geen krans behoeft, zo behoeft goede software ook geen training. Het zou veel beter zijn om het geld aan de aankoop of ontwikkeling van vriendelijker programma’s te besteden.
Afgezien van deze punten is het rapport een sterke impuls voor goede Internetvoorzieningen op de universiteit. Maar het succes zal voornamelijk afhangen van het enthousiasme en voortvarendheid van de uitvoerende diensten.
Dr.ir. P. Groeneveld is wetenschappelijk medewerker bij de faculteit Elektrotechniek.
Comments are closed.