,,Minister Ritzen heeft met instemming kennis genomen van de vernieuwende activiteiten van de TU Delft.” Collegevoorzitter De Voogd gaf vorige week in de universiteitsraad deze trotse samenvatting van een gesprek dat hij kort daarvoor met de minister gevoerd had.
Wat hij de universiteitsraad, die daarna het Instellingsplan met de beleidsvoornemens tot 1999 zou gaan bespreken, niet vertelde was dat de minister ook had gezegd: ,,Het werd ook wel hoog tijd.”
Sinds vorige week heeft de TU Delft dus weer een nieuw Instellingsplan. De u-raad nam het met algemene stemmen aan, zij het dat daarvoor van de ruim twintig ingediende amendementen meer dan de helft de eindstreep haalde. Die getallen wezen overigens niet op grote meningsverschillen tussen raad en college. De maanden ervoor was het Instellingsplan in een ‘klankbordronde’ doorgediscussieerd, en kort voor de eindstreep had het cvb al een reeks van wijzigingsvoorstellen vanuit de raadscommissies in zijn eigen tekst verwerkt. Fractieleider Boersma van TH Akkoord kan dan ook bijvoorbeeld zeggen: ,,Het college heeft goed geluisterd.”
Het Instellingsplan is het eerste beleidsdocument van de TU dat een concrete vertaling geeft aan de strategienota die de u-raad vorig jaar als ‘uitgangspunt van beleid’ aanvaardde. S. Hubeek, sprekend namens de Oras-studenten, was degene die op het belang daarvan wees. Maar er waren ook raadsleden die zich bezorgd afvroegen of de TU niet teveel hooi op de vork neemt, niet teveel vernieuwingen najaagt.
Vanuit de fractie van de buiten-universitaire leden zei E.L. Bart: ,,We zijn een beetje beducht voor het ambitieuze karakter, en het mag dus geen vrijbrief zijn voor het cvb om er niks van te bakken.” Het cvb zei uiteraard in antwoord daarop dat het de zaak ‘ernstig’ opnam. Toch hadden ook de dekanen van alle faculteiten schriftelijk laten weten ‘zorg’ te hebben over de ambities van de TU: ,,Een realistische prioritering is gewenst. De faculteiten worden met zoveel nieuwe initiatieven geconfronteerd dat ervoor gewaakt moet worden dat ze slechts ten dele kunnen worden uitgevoerd.” Ook wordt het door dekanen betreurd dat de managementontwikkeling in het plan veel meer aandacht krijgt dan die van het onderwijs.
Het nieuwe Instellingsplan is niet meer een bundel teksten van de faculteiten die door het cvb van een beleidsmatige inleiding zijn voorzien. Het plan bouwt voort op de strategienota en voorziet beleidsdoelen van concrete uitvoeringstermijnen. In aparte convenanten met de faculteiten werkt het college vervolgens de decentrale uitvoering verder uit. Die beleidsdoelen gaan over onderwerpen als studietempo, vijfjarige curricula, kwaliteitszorg, huisvesting, beperking overhead, loopbaanbeleid en aantrekken van ’toptalent’.
Wat zijn nu die ambities uit het Instellingsplan? De TU vindtbijvoorbeeld dat tenminste tachtig procent van de studenten die de propaedeuse gehaald hebben vervolgens binnen vier jaar het ingenieursdiploma moeten halen, dat de helft van de beginnende studenten hun propaedeuse halen in één jaar, en dat de gemiddelde studieduur naar 5,5 jaar terug moet.
Het was personeelspartij TU-2000 die erop wees dat het propaedeuserendement nu op vijftien procent ligt en dat er dus op de kortst mogelijke termijn maatregelen genomen moesten worden om de programma’s op knelpunten, mogelijkheden voor herkansingen, studiebegeleiding en dergelijke door te lichten. Met behulp van de studentenfracties van Aag en Oras kwam deze aanscherping er door.
Kwaliteit
Een andere ambitie is de ‘kwaliteitszorg’ binnen de universiteit en het gebruikmaken van het fonds dat minister Ritzen heeft ingesteld om de studeerbaarheid te verbeteren. Nog deze zomer moet volgens het plan een aanzet klaar zijn voor een integraal kwaliteitsplan-onderwijs. Op voorstel van personeelsfractie Demokratisch Beleid werd daar nog aan toegevoegd dat met ingang van het studiejaar 1996-’97 er een ,,compleet systeem van kwaliteitsbewaking operationeel moet zijn”. Onderdeel van de kwaliteitszorg is ‘cursus-evaluatie’, waarvan de decanen hebben gevraagd die niet in eerste instantie voor het beoordelen van het onderwijsgevend personeel te gebruiken. Het cvb heeft dat overgenomen, maar toch de handen vrijgehouden om ‘uitstekend’ of ‘slecht’ presteren te betrekken in het personeelsbeleid.
Kwaliteitszorg betekent ook aandacht voor de coherentie in het curriculum. Cvb-ideeën om daarvoor binnen faculteiten ‘opleidingsdirecteuren’ aan te stellen zijn door de u-raad nog wat afgezwakt. Er moeten concepten worden ontwikkeld ,,die zoveel mogelijk aansluiten bij de eigen facultaire cultuur”. Het cvb had daar geen moeite mee.
De student
Temidden van al het regelgevende geweld over de herstructurering van de curricula, zorgde de Aag-fractie dat de studenten zelf niet vergeten werden. De universiteit moet een snelle en adequate berichtgeving aan hen over dit soort zaken verzorgen, en voorzieningen treffen voor studenten die door de herstructurering tussen de wielen dreigen te komen. Het Aag-amendement werd door de raad eigenlijk wat betuttelend gevonden. De Oras-studenten stemden derhalve blanco. (R.M.)
,,Minister Ritzen heeft met instemming kennis genomen van de vernieuwende activiteiten van de TU Delft.” Collegevoorzitter De Voogd gaf vorige week in de universiteitsraad deze trotse samenvatting van een gesprek dat hij kort daarvoor met de minister gevoerd had. Wat hij de universiteitsraad, die daarna het Instellingsplan met de beleidsvoornemens tot 1999 zou gaan bespreken, niet vertelde was dat de minister ook had gezegd: ,,Het werd ook wel hoog tijd.”
Sinds vorige week heeft de TU Delft dus weer een nieuw Instellingsplan. De u-raad nam het met algemene stemmen aan, zij het dat daarvoor van de ruim twintig ingediende amendementen meer dan de helft de eindstreep haalde. Die getallen wezen overigens niet op grote meningsverschillen tussen raad en college. De maanden ervoor was het Instellingsplan in een ‘klankbordronde’ doorgediscussieerd, en kort voor de eindstreep had het cvb al een reeks van wijzigingsvoorstellen vanuit de raadscommissies in zijn eigen tekst verwerkt. Fractieleider Boersma van TH Akkoord kan dan ook bijvoorbeeld zeggen: ,,Het college heeft goed geluisterd.”
Het Instellingsplan is het eerste beleidsdocument van de TU dat een concrete vertaling geeft aan de strategienota die de u-raad vorig jaar als ‘uitgangspunt van beleid’ aanvaardde. S. Hubeek, sprekend namens de Oras-studenten, was degene die op het belang daarvan wees. Maar er waren ook raadsleden die zich bezorgd afvroegen of de TU niet teveel hooi op de vork neemt, niet teveel vernieuwingen najaagt.
Vanuit de fractie van de buiten-universitaire leden zei E.L. Bart: ,,We zijn een beetje beducht voor het ambitieuze karakter, en het mag dus geen vrijbrief zijn voor het cvb om er niks van te bakken.” Het cvb zei uiteraard in antwoord daarop dat het de zaak ‘ernstig’ opnam. Toch hadden ook de dekanen van alle faculteiten schriftelijk laten weten ‘zorg’ te hebben over de ambities van de TU: ,,Een realistische prioritering is gewenst. De faculteiten worden met zoveel nieuwe initiatieven geconfronteerd dat ervoor gewaakt moet worden dat ze slechts ten dele kunnen worden uitgevoerd.” Ook wordt het door dekanen betreurd dat de managementontwikkeling in het plan veel meer aandacht krijgt dan die van het onderwijs.
Het nieuwe Instellingsplan is niet meer een bundel teksten van de faculteiten die door het cvb van een beleidsmatige inleiding zijn voorzien. Het plan bouwt voort op de strategienota en voorziet beleidsdoelen van concrete uitvoeringstermijnen. In aparte convenanten met de faculteiten werkt het college vervolgens de decentrale uitvoering verder uit. Die beleidsdoelen gaan over onderwerpen als studietempo, vijfjarige curricula, kwaliteitszorg, huisvesting, beperking overhead, loopbaanbeleid en aantrekken van ’toptalent’.
Wat zijn nu die ambities uit het Instellingsplan? De TU vindtbijvoorbeeld dat tenminste tachtig procent van de studenten die de propaedeuse gehaald hebben vervolgens binnen vier jaar het ingenieursdiploma moeten halen, dat de helft van de beginnende studenten hun propaedeuse halen in één jaar, en dat de gemiddelde studieduur naar 5,5 jaar terug moet.
Het was personeelspartij TU-2000 die erop wees dat het propaedeuserendement nu op vijftien procent ligt en dat er dus op de kortst mogelijke termijn maatregelen genomen moesten worden om de programma’s op knelpunten, mogelijkheden voor herkansingen, studiebegeleiding en dergelijke door te lichten. Met behulp van de studentenfracties van Aag en Oras kwam deze aanscherping er door.
Kwaliteit
Een andere ambitie is de ‘kwaliteitszorg’ binnen de universiteit en het gebruikmaken van het fonds dat minister Ritzen heeft ingesteld om de studeerbaarheid te verbeteren. Nog deze zomer moet volgens het plan een aanzet klaar zijn voor een integraal kwaliteitsplan-onderwijs. Op voorstel van personeelsfractie Demokratisch Beleid werd daar nog aan toegevoegd dat met ingang van het studiejaar 1996-’97 er een ,,compleet systeem van kwaliteitsbewaking operationeel moet zijn”. Onderdeel van de kwaliteitszorg is ‘cursus-evaluatie’, waarvan de decanen hebben gevraagd die niet in eerste instantie voor het beoordelen van het onderwijsgevend personeel te gebruiken. Het cvb heeft dat overgenomen, maar toch de handen vrijgehouden om ‘uitstekend’ of ‘slecht’ presteren te betrekken in het personeelsbeleid.
Kwaliteitszorg betekent ook aandacht voor de coherentie in het curriculum. Cvb-ideeën om daarvoor binnen faculteiten ‘opleidingsdirecteuren’ aan te stellen zijn door de u-raad nog wat afgezwakt. Er moeten concepten worden ontwikkeld ,,die zoveel mogelijk aansluiten bij de eigen facultaire cultuur”. Het cvb had daar geen moeite mee.
De student
Temidden van al het regelgevende geweld over de herstructurering van de curricula, zorgde de Aag-fractie dat de studenten zelf niet vergeten werden. De universiteit moet een snelle en adequate berichtgeving aan hen over dit soort zaken verzorgen, en voorzieningen treffen voor studenten die door de herstructurering tussen de wielen dreigen te komen. Het Aag-amendement werd door de raad eigenlijk wat betuttelend gevonden. De Oras-studenten stemden derhalve blanco. (R.M.)
Comments are closed.