Je ziet ze steeds minder. De hospita’s die als vervangende moeders over het welzijn van ‘hun jongens’ waken. Vroeger had je nog massa’s dames die hun huis openstelden voor de jongemannen uit de polder die naar de grote stad trokken om zich aan de studie te wijden.
Tegenwoordig zijn voor de studenten woonkazernes uit de grond gestampt waar zij in vrijheid, gelijkheid en soms broederschap naast elkaar leven. Willen de jongeheren en jongedames nog wel onder de vleugels van de hospita, of is die prachtige symbiose aan het uitsterven?
Als de bel gaat duurt het even voor ze open doet. Ze is dan ook al 83 jaar en erg slecht ter been na een valpartij in huis. Toch is er voor een student uit Delft altijd nog een kamer over in het huis van mevrouw Pauline van Meurs aan de Rietvoorndaal in Den Haag. Al zeventien jaar verhuurt zij een kamer en al haar jongens komen jaren na hun afstuderen nog even langs als ze in Den Haag zijn.
,,Let maar niet op de rommel, er gaat net nieuwe vloerbedekking gelegd worden”, zegt Van Meurs terwijl ze voorgaat naar de nu vrijstaande kamer. De kamer is groot en net, het huis is net en ook de buurt is zo net als Den Haag maar zijn kan. De geelgroene rijtjeshuizen zijn afgeschermd van de grote weg door tuintjes en grachtjes waar zorgvuldig een net brugje overheen is gelegd.
Van Meurs is een hospita volgens het boekje. Ze wil alleen maar jongens uit Delft, er kan niet gekookt worden en er komen ook geen dames over de vloer. ,,Als je wat meer aan elkaar gewend bent, geef je elkaar wel wat meer vrijheid”, legt ze uit. ,,Maar afspraak is afspraak, daar moet je van op aan kunnen.” De prijs van de kamer is slechts 250 gulden. ,,Een christelijke prijs, want ik doe het niet om ze het vel over de neus te halen. Ze laten je tegenwoordig rustig vier- of vijfhonderd gulden voor een zolderkamertje betalen, dat is toch niet leuk meer.”
Over meisjesbezoek is ze niet te vermurwen. ,,Dan is het vandaag Annie, morgen Truus en dan is het weer Sjaantje en voor je het weet is het hier een eh…een hoerenkast geworden.” Er was wel eens een jongen die het toch deed. Hij zei ’s nachts welterusten, deed de deur op slot en dan kwam zijn vriendin via het raam naar binnen. Van Meurs: ,,Dat vond ik niet leuk, je moet elkaar kunnen vertrouwen, dan heb je ook geen kind aan mij.”
,,Meisjes in huis, daar word ik echt strontziek van. Die nemen de badkamer helemaal in beslag, en dan willen ze een behaatje of een broekje wassen. En als dat buiten hangt krijg ik weer van die opmerkingen van de buurt of ik met mijn tweede jeugd ben begonnen.”
,,Maar ik heb altijd gezellige jongens gehad. Meestal kwamen ze om half acht bij me binnen, dan had ik net thee gezet en gingen we even gezellig tv-kijken. En je hebt natuurlijk een zomer en een winter, hè. Voor een aantal jongens kookte ik als het koud was altijd een portie extra. Dan stond er wat warms voor ze klaar als ze thuis kwamen. En na het eten kon ik dan rustig gaan zitten, want zij deden de afwas en gingen thee en koffie zetten.”
Alleen de laatste huurder, ,,een houten klaas met vuurrood haar”, stelde haar nogal teleur. ,,Ik viel vlak langs zijn stoel en kon niet meer opstaan. Toen ik Fred vroeg om me te helpen, bleef hij ijskoud naar de tv kijken. Dat was ook de enige die verhuisde voor hij afgestudeerd was. Maar hij had dan ook geen eigen vervoer, wat toch wel lastig is.”
Monopoly
In Pijnacker woont Henny Lepelaar. Drie jaar geleden is ze begonnen met het verhuren van een kamer die ze over had. Het is haar alleszins meegevallen.
,,In het begin had ik nog wel enige twijfels over hoe het zou lopen”, aldus Lepelaar. Ze is ondertussen aan haar derde huurder toe. De eerste, Ruud, vertrok na een periode van zeven maanden. ,,Die vertrok naar een kamer met een eigen kookgelegenheid. Mijn huurders mogen niet van mij koken, dat vind ik niet prettig”, vertelt Lepelaar. Voor de rest mogen de huurders gebruik maken van douche en toilet. Henk-Jan, haar tweede huurder, is onlangs gaan samenwonen met zijn vriendin, zodat Lepelaar op zoek moest naar een nieuwe huurder.
Die vond ze in Peter. Peter wordt eerstejaars civiele techniek en had advertenties in kranten gezet om aan woonruimte te komen. Dit blijkt toch een methode te zijn die vruchten afwerpt. Lepelaar haalde uit de Delftse Post het telefoonnummer van Peter in Wageningen. ,,Ik heb toen Peter opgebeld en hij wilde wel langskomen. Het is voor zo’n jongen toch ook ondoenlijk om iedere dag met de trein helemaal heen en weer te moeten reizen”, vindt Lepelaar. ,,Blijkbaar bevielen we elkaar wel en dus woont hij nu hier.”
Peter weet nog niet of hij lang hier blijft wonen. ,,Voorlopig wel, maar het lijkt me toch wel gezelliger om met een aantal mensen samen in een studentenhuis te wonen, dus als er zich eventueel een kans voordoet, dan weet ik nog niet hoe lang ik daarover na moet denken”, vertelt Peter, die natuurlijk nog niet weet wat hem precies als student te wachten staat. Lepelaar: ,,Persoonlijk vind ik wel dat je, als je besluit om een kamer te verhuren, je niet de kamernood hoeft uit te buiten”. Peter: ,,Ik betaal nu driehonderdvijftig gulden voor mijn kamer en die is ongeveer veertien vierkante meter. Het water en het licht zit daarbij inbegrepen. Ik heb begrepen dat dat een redelijke prijs is.”
,,Op zich was de afgelopen maand best gezellig”, denkt Peter terug aan de eerste tijd die hij heeft doorgebracht zonder dat zijn moeder hem ’s ochtends uit zijn bed schopte, ,,We hebben vorige week een potje gemonopolied met z’n tweeën.”
Deurwaarder
Figuur 1 Wonen bij een hospita, wel thee, geendamesbezoek
Mevrouw Bruinsma is achtenveertig en verhuurt al vijfentwintig jaar kamers aan studenten. ,,Ik heb tot nu toe eigenlijk bijna alleen maar jongens gehad”, vertelt Bruinsma. ,,De enige keer dat ik een meisje als huurster heb gehad, is me dat niet zo goed bevallen. Die maakte er, in tegenstelling tot wat je zou verwachten, een ongelooflijke troep van. Sommige jongens kunnen er ook wat van, maar dat sloeg echt alles.”
Bruinsma is wat je zou kunnen zeggen een hospita van de oude stempel. Het enige wat ze in feite doet is een kamer verhuren. De badkamer mag worden gebruikt, maar daar houdt het dan ook mee op. De kamer die ze verhuurt kost vierhonderd gulden en meet 3,5 bij 3 meter. Zelf vindt ze dat ‘niet overdreven hoog’, maar het is nog altijd bijna veertig gulden per vierkante meter. Het enige voordeel is dat je redelijk dicht in de buurt van het centrum van Delft zit. ,,Sommige huurders hebben hier hun hele studie gewoond”, vertelt Bruinsma. ,,Dan is het na zeven of acht jaar wel weer even wennen aan een nieuw iemand.”
Bruinsma heeft het één keer meegemaakt dat iemand zijn huur niet kon betalen. ,,Toen heb ik geprobeerd een deurwaarder in te schakelen om via zijn ouders het geld te krijgen, maar dan krijg je als commentaar dat van een kale kip niet te plukken valt.” Daar viel dus niets meer aan te doen. Sindsdien laat ze ook een maand vooruitbetalen. ,,Dat vinden de meesten wel vervelend, maar ze doen er in het algemeen niet al te moeilijk over”, weet Bruinsma te vertellen.
De hospita denkt dat ze een van de weinige verhuurders is die geen probleem heeft met huisdieren. ,,Ik ken een aantal andere mensen die absoluut geen huisdier van hun huurders tolereren.” Haar huidige huurder heeft een kat. ,,Die kan gewoon in- en uitlopen, die weet de weg lags het openstaande raam heel goed te vinden”.
De kamerwinkel van de SDSH bemiddelt tussen hospita’s en studenten, en ook de VSSD doet dat. Daar houden ze tevens een zwarte lijst bij van mensen die hun kamers te duur verhuren, vol achterdocht de kamer inrennen of vieze mannen die alleen maar meisjes willen. Volgens Nanny van den Bosch van de VSSD is het merendeel echter ‘goed en aardig’.
Je ziet ze steeds minder. De hospita’s die als vervangende moeders over het welzijn van ‘hun jongens’ waken. Vroeger had je nog massa’s dames die hun huis openstelden voor de jongemannen uit de polder die naar de grote stad trokken om zich aan de studie te wijden. Tegenwoordig zijn voor de studenten woonkazernes uit de grond gestampt waar zij in vrijheid, gelijkheid en soms broederschap naast elkaar leven. Willen de jongeheren en jongedames nog wel onder de vleugels van de hospita, of is die prachtige symbiose aan het uitsterven?
Als de bel gaat duurt het even voor ze open doet. Ze is dan ook al 83 jaar en erg slecht ter been na een valpartij in huis. Toch is er voor een student uit Delft altijd nog een kamer over in het huis van mevrouw Pauline van Meurs aan de Rietvoorndaal in Den Haag. Al zeventien jaar verhuurt zij een kamer en al haar jongens komen jaren na hun afstuderen nog even langs als ze in Den Haag zijn.
,,Let maar niet op de rommel, er gaat net nieuwe vloerbedekking gelegd worden”, zegt Van Meurs terwijl ze voorgaat naar de nu vrijstaande kamer. De kamer is groot en net, het huis is net en ook de buurt is zo net als Den Haag maar zijn kan. De geelgroene rijtjeshuizen zijn afgeschermd van de grote weg door tuintjes en grachtjes waar zorgvuldig een net brugje overheen is gelegd.
Van Meurs is een hospita volgens het boekje. Ze wil alleen maar jongens uit Delft, er kan niet gekookt worden en er komen ook geen dames over de vloer. ,,Als je wat meer aan elkaar gewend bent, geef je elkaar wel wat meer vrijheid”, legt ze uit. ,,Maar afspraak is afspraak, daar moet je van op aan kunnen.” De prijs van de kamer is slechts 250 gulden. ,,Een christelijke prijs, want ik doe het niet om ze het vel over de neus te halen. Ze laten je tegenwoordig rustig vier- of vijfhonderd gulden voor een zolderkamertje betalen, dat is toch niet leuk meer.”
Over meisjesbezoek is ze niet te vermurwen. ,,Dan is het vandaag Annie, morgen Truus en dan is het weer Sjaantje en voor je het weet is het hier een eh…een hoerenkast geworden.” Er was wel eens een jongen die het toch deed. Hij zei ’s nachts welterusten, deed de deur op slot en dan kwam zijn vriendin via het raam naar binnen. Van Meurs: ,,Dat vond ik niet leuk, je moet elkaar kunnen vertrouwen, dan heb je ook geen kind aan mij.”
,,Meisjes in huis, daar word ik echt strontziek van. Die nemen de badkamer helemaal in beslag, en dan willen ze een behaatje of een broekje wassen. En als dat buiten hangt krijg ik weer van die opmerkingen van de buurt of ik met mijn tweede jeugd ben begonnen.”
,,Maar ik heb altijd gezellige jongens gehad. Meestal kwamen ze om half acht bij me binnen, dan had ik net thee gezet en gingen we even gezellig tv-kijken. En je hebt natuurlijk een zomer en een winter, hè. Voor een aantal jongens kookte ik als het koud was altijd een portie extra. Dan stond er wat warms voor ze klaar als ze thuis kwamen. En na het eten kon ik dan rustig gaan zitten, want zij deden de afwas en gingen thee en koffie zetten.”
Alleen de laatste huurder, ,,een houten klaas met vuurrood haar”, stelde haar nogal teleur. ,,Ik viel vlak langs zijn stoel en kon niet meer opstaan. Toen ik Fred vroeg om me te helpen, bleef hij ijskoud naar de tv kijken. Dat was ook de enige die verhuisde voor hij afgestudeerd was. Maar hij had dan ook geen eigen vervoer, wat toch wel lastig is.”
Monopoly
In Pijnacker woont Henny Lepelaar. Drie jaar geleden is ze begonnen met het verhuren van een kamer die ze over had. Het is haar alleszins meegevallen.
,,In het begin had ik nog wel enige twijfels over hoe het zou lopen”, aldus Lepelaar. Ze is ondertussen aan haar derde huurder toe. De eerste, Ruud, vertrok na een periode van zeven maanden. ,,Die vertrok naar een kamer met een eigen kookgelegenheid. Mijn huurders mogen niet van mij koken, dat vind ik niet prettig”, vertelt Lepelaar. Voor de rest mogen de huurders gebruik maken van douche en toilet. Henk-Jan, haar tweede huurder, is onlangs gaan samenwonen met zijn vriendin, zodat Lepelaar op zoek moest naar een nieuwe huurder.
Die vond ze in Peter. Peter wordt eerstejaars civiele techniek en had advertenties in kranten gezet om aan woonruimte te komen. Dit blijkt toch een methode te zijn die vruchten afwerpt. Lepelaar haalde uit de Delftse Post het telefoonnummer van Peter in Wageningen. ,,Ik heb toen Peter opgebeld en hij wilde wel langskomen. Het is voor zo’n jongen toch ook ondoenlijk om iedere dag met de trein helemaal heen en weer te moeten reizen”, vindt Lepelaar. ,,Blijkbaar bevielen we elkaar wel en dus woont hij nu hier.”
Peter weet nog niet of hij lang hier blijft wonen. ,,Voorlopig wel, maar het lijkt me toch wel gezelliger om met een aantal mensen samen in een studentenhuis te wonen, dus als er zich eventueel een kans voordoet, dan weet ik nog niet hoe lang ik daarover na moet denken”, vertelt Peter, die natuurlijk nog niet weet wat hem precies als student te wachten staat. Lepelaar: ,,Persoonlijk vind ik wel dat je, als je besluit om een kamer te verhuren, je niet de kamernood hoeft uit te buiten”. Peter: ,,Ik betaal nu driehonderdvijftig gulden voor mijn kamer en die is ongeveer veertien vierkante meter. Het water en het licht zit daarbij inbegrepen. Ik heb begrepen dat dat een redelijke prijs is.”
,,Op zich was de afgelopen maand best gezellig”, denkt Peter terug aan de eerste tijd die hij heeft doorgebracht zonder dat zijn moeder hem ’s ochtends uit zijn bed schopte, ,,We hebben vorige week een potje gemonopolied met z’n tweeën.”
Deurwaarder
Figuur 1 Wonen bij een hospita, wel thee, geendamesbezoek
Mevrouw Bruinsma is achtenveertig en verhuurt al vijfentwintig jaar kamers aan studenten. ,,Ik heb tot nu toe eigenlijk bijna alleen maar jongens gehad”, vertelt Bruinsma. ,,De enige keer dat ik een meisje als huurster heb gehad, is me dat niet zo goed bevallen. Die maakte er, in tegenstelling tot wat je zou verwachten, een ongelooflijke troep van. Sommige jongens kunnen er ook wat van, maar dat sloeg echt alles.”
Bruinsma is wat je zou kunnen zeggen een hospita van de oude stempel. Het enige wat ze in feite doet is een kamer verhuren. De badkamer mag worden gebruikt, maar daar houdt het dan ook mee op. De kamer die ze verhuurt kost vierhonderd gulden en meet 3,5 bij 3 meter. Zelf vindt ze dat ‘niet overdreven hoog’, maar het is nog altijd bijna veertig gulden per vierkante meter. Het enige voordeel is dat je redelijk dicht in de buurt van het centrum van Delft zit. ,,Sommige huurders hebben hier hun hele studie gewoond”, vertelt Bruinsma. ,,Dan is het na zeven of acht jaar wel weer even wennen aan een nieuw iemand.”
Bruinsma heeft het één keer meegemaakt dat iemand zijn huur niet kon betalen. ,,Toen heb ik geprobeerd een deurwaarder in te schakelen om via zijn ouders het geld te krijgen, maar dan krijg je als commentaar dat van een kale kip niet te plukken valt.” Daar viel dus niets meer aan te doen. Sindsdien laat ze ook een maand vooruitbetalen. ,,Dat vinden de meesten wel vervelend, maar ze doen er in het algemeen niet al te moeilijk over”, weet Bruinsma te vertellen.
De hospita denkt dat ze een van de weinige verhuurders is die geen probleem heeft met huisdieren. ,,Ik ken een aantal andere mensen die absoluut geen huisdier van hun huurders tolereren.” Haar huidige huurder heeft een kat. ,,Die kan gewoon in- en uitlopen, die weet de weg lags het openstaande raam heel goed te vinden”.
De kamerwinkel van de SDSH bemiddelt tussen hospita’s en studenten, en ook de VSSD doet dat. Daar houden ze tevens een zwarte lijst bij van mensen die hun kamers te duur verhuren, vol achterdocht de kamer inrennen of vieze mannen die alleen maar meisjes willen. Volgens Nanny van den Bosch van de VSSD is het merendeel echter ‘goed en aardig’.
Comments are closed.