Nieuwe aanwinsten van de bibliotheek die ook interessant zijn voor niet-vakspecialisten.Om de een of andere reden zijn civiel-ingenieurs meestal niet beroemd.
De laatste jaren bemoeien architecten zich meer en meer met bruggen, waardoor er ook ineens een naamkaartje aan komt te hangen. Men zegt wel ‘de Erasmusbrug van Ben van Erkel’, maar niet ‘de Oosterscheldedam van Jan Fokke Agema’. Het boek van Henry Petroski, Engineers of dreams, great bridge builders and the spanning of America (New York, Alfred Knopf, 1995) voorziet dus in een leemte. Het vertelt de geschiedenis van de bruggenbouw in Amerika met een nadruk op de ontwerpers en bouwers zelf.
De vroegste geschiedenis verhaalt Petroski aan de hand van de carrière van James Buchanan Eads (1820-1887), die begon als scheepsmaatje op de Mississippi. Toen zijn stoomboot verging, kwam hij op het idee van een duikklok die ook in ruw water werkte. Met dit apparaat dook hij een schat aan vergane koopwaar uit de Mississippi op. Bovendien werd hij expert op het gebied van de rivierbodem. Op basis van die kennis kreeg hij een rol bij het bouwen van de spoorbrug bij St. Louis. Uiteindelijk ontwierp hij hem in zijn eentje (de brug was in 1874 af). De laatste jaren van zijn leven besteedde hij aan zijn idee voor een gigantische trein dwars door Mexico, die schepen van de Atlantische Oceaan naar de Pacific moest brengen. Dat was sneller en goedkoper dan een kanaal door Panama, vond hij.
Nog meer science-fiction (of toch niet) bevat Matt Visser, Lorentzian wormholes, from Einstein to Hawking (Woodburry, American Institute of Physics, 1995) . Eigenlijk is dit, met een geschatte formuledichtheid van drie of vier per bladzijde, een ingewikkeld boek, maar het onderwerp spreekt wel tot de verbeelding. Visser gaat namelijk in op de vraag wat natuurkundigen vinden van ‘warps’. Die term uit Star Trek wordt door physici weliswaar niet gebruikt, maar met ‘wormgat’ (wormhole) bedoelen ze precies hetzelfde. Ofwel: kun je reizen naar een ander universum en door de tijd?
Het merendeel van de natuurkundigen, door Visser omschreven als ‘boring’, beantwoordt deze vraag zonder omhaal met ‘nee’. Maar een groepje theoretici, waaronder niet de minsten, heeft daar geen vrede mee. Toegegeven, er is geen enkel bewijs, maar het volgt allemaal uit de bestaande relativiteits- en quantumtheorie. Zware kost, maar alleen het lezen van de inleiding en de conclusies is ook al leuk.
Het is al vaker opgemerkt in deze rubriek: de bibliotheek houdt van autootjes. Niet teveel ruimte daarom voor David Fetherston, Jeep (Londen, Reed Consumer Books, 1995) . Een rijkelijk geïllustreerd boek over het general purpose (geepee) vehicle, dat in 1940 ontworpen werd door American Bantam. Binnen 49 dagen nadat het leger de ontwerpeisen hadvastgesteld, was het prototype klaar. Jammer voor Bantam dat Willys-Overland (nu deel van Chrysler) en Ford er met het ontwerp vandoor gingen.
Nieuwe aanwinsten van de bibliotheek die ook interessant zijn voor niet-vakspecialisten.
Om de een of andere reden zijn civiel-ingenieurs meestal niet beroemd. De laatste jaren bemoeien architecten zich meer en meer met bruggen, waardoor er ook ineens een naamkaartje aan komt te hangen. Men zegt wel ‘de Erasmusbrug van Ben van Erkel’, maar niet ‘de Oosterscheldedam van Jan Fokke Agema’. Het boek van Henry Petroski, Engineers of dreams, great bridge builders and the spanning of America (New York, Alfred Knopf, 1995) voorziet dus in een leemte. Het vertelt de geschiedenis van de bruggenbouw in Amerika met een nadruk op de ontwerpers en bouwers zelf.
De vroegste geschiedenis verhaalt Petroski aan de hand van de carrière van James Buchanan Eads (1820-1887), die begon als scheepsmaatje op de Mississippi. Toen zijn stoomboot verging, kwam hij op het idee van een duikklok die ook in ruw water werkte. Met dit apparaat dook hij een schat aan vergane koopwaar uit de Mississippi op. Bovendien werd hij expert op het gebied van de rivierbodem. Op basis van die kennis kreeg hij een rol bij het bouwen van de spoorbrug bij St. Louis. Uiteindelijk ontwierp hij hem in zijn eentje (de brug was in 1874 af). De laatste jaren van zijn leven besteedde hij aan zijn idee voor een gigantische trein dwars door Mexico, die schepen van de Atlantische Oceaan naar de Pacific moest brengen. Dat was sneller en goedkoper dan een kanaal door Panama, vond hij.
Nog meer science-fiction (of toch niet) bevat Matt Visser, Lorentzian wormholes, from Einstein to Hawking (Woodburry, American Institute of Physics, 1995) . Eigenlijk is dit, met een geschatte formuledichtheid van drie of vier per bladzijde, een ingewikkeld boek, maar het onderwerp spreekt wel tot de verbeelding. Visser gaat namelijk in op de vraag wat natuurkundigen vinden van ‘warps’. Die term uit Star Trek wordt door physici weliswaar niet gebruikt, maar met ‘wormgat’ (wormhole) bedoelen ze precies hetzelfde. Ofwel: kun je reizen naar een ander universum en door de tijd?
Het merendeel van de natuurkundigen, door Visser omschreven als ‘boring’, beantwoordt deze vraag zonder omhaal met ‘nee’. Maar een groepje theoretici, waaronder niet de minsten, heeft daar geen vrede mee. Toegegeven, er is geen enkel bewijs, maar het volgt allemaal uit de bestaande relativiteits- en quantumtheorie. Zware kost, maar alleen het lezen van de inleiding en de conclusies is ook al leuk.
Het is al vaker opgemerkt in deze rubriek: de bibliotheek houdt van autootjes. Niet teveel ruimte daarom voor David Fetherston, Jeep (Londen, Reed Consumer Books, 1995) . Een rijkelijk geïllustreerd boek over het general purpose (geepee) vehicle, dat in 1940 ontworpen werd door American Bantam. Binnen 49 dagen nadat het leger de ontwerpeisen hadvastgesteld, was het prototype klaar. Jammer voor Bantam dat Willys-Overland (nu deel van Chrysler) en Ford er met het ontwerp vandoor gingen.
Comments are closed.