Opinie

Stevige kost in eerste roman van Nijmeegse natuurkundehoogleraar

‘Seks en fysica aan een Engels college’, stond in de Volkskrant boven de eerste recensie van ‘Requiem voor Newton’, en auteur Klaas Landsman was daar niet blij mee.

Daar valt wel in te komen. De meeste boeken over natuurkunde bevatten weliswaar nog veel minder seks dan de eerste roman van Landsman, maar door daar het accent op te leggen doe je het boek echt te kort.

Klaas Landsman is een onalledaagse schrijver, en ‘Requiem voor Newton’ is een onalledaagse roman. Landsman is begin dit jaar benoemd tot hoogleraar mathematische fysica aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Eerder was hij dat aan de Universiteit van Amsterdam. Daarvoor werkte hij als postdoc aan het Department of Applied Mathematics and Theoretical Physics in Cambridge, aan de universiteit die zich niet zonder reden ver boven alle andere in de wereld verheven voelt. Over die periode gaat ‘Requiem voor Newton’.

De verteller is een Nederlandse postdoc die een tijdje in Cambridge werkt. We komen daarover niet veel meer te weten dan dat het te maken heeft met de samenhang tussen relativiteitstheorie en kwantummechanica.

Voor de ikfiguur is zijn tijdelijke aanstelling in Cambridge tegelijk een soort pelgrimstocht naar Isaac Newton. Meteen vanaf het vliegveld brengt hij een bezoek aan het standbeeld van dit ‘wezen van kosmische proporties’. Het geeft meteen een hoofdmotief aan deze roman: bewondering. “Jij kunt tenminste nog onbevangen bewonderen”, zegt Ellen, zijn Deense collega-onderzoeker die het seksuele ingrediënt van de roman belichaamt. De protagonist verliest zich een paar maal in W.F. Hermans-achtige bespiegelingen over het Nederlandse onvermogen tot bewonderen.

Hijzelf echter steekt zijn voorkeuren niet onder stoelen of banken. Zijn idolen lopen uiteen van Newton via Bob Dylan (‘de Newton van de popmuziek’) tot onwaarschijnlijke helden zoals John von Neumann, de kille technocraat van de Koude Oorlog. “Ik werd vrolijk en vertederd als ik aan hem dacht, aan zijn geniale brein en zijn schitterende ideeën, maar ook aan zijn koddige, gezette voorkomen.” Andere grootheden komen er minder genadig vanaf: Mick Jagger, de ‘mechanisch sprekende opblaaspop’ Niels Bohr en Karl Popper, die onomwonden ‘flapdrol’ wordt genoemd. Ook Stephen Hawking, die we rolstoeldiscoënd op Status Quo in het verhaal aantreffen, hoort niet bij Landsmans favorieten.

‘Requiem voor Newton’ biedt een leerzaam kijkje in de idiote, zeer Britse wereld van Cambridge. Maar in de eerste plaats is het toch een ideeënroman. Veel ruimte is ingeruimd voor wetenschapsfilosofie, de gemeenschappelijke hartstocht van iedereen die in de roman opdraaft. Alle personen in het boek zijn de hele dag aan het praten, discussiëren, ouwehoeren soms, over hoogte- en dieptepunten uit de geschiedenis van de exacte wetenschappen. Dat gebeurt vierentwintig uur per dag: onder het eten, tijdens het vrijen, bij een bezoek aan een popconcert. Het is een wonder dat de figuren niet doodmoe van zichzelf worden. De gesprekken hebben een licht surrealistisch gehalte omdat alle gesprekspartners permanent een enorme hoop kennis spuien. In Cambridge strekt zich dat uit tot portiers, zwervers en taxichauffeurs, die allemaal gebukt gaan onder een loodzware geestelijke bagage, en allemaal imposante verhandelingen ten beste geven.

Het allereerste woord van de roman is ‘Kotsend’, en daarmee zit het met de aanhef wel goed. Het slot van het boek is zonder meer verrassend, om niet te zeggen verpletterend. Opvallend is het stijlverschil tussen de vaak tegen de gangbare opvattingen in gaande wetenschapsfilosofische vertogen en de meer traditionele romanpassages. Waar de eerste meeslepend zijn geschreven, sluipt er bij de laatste vaak iets studentikoos en oubolligs in: “Ik schoot in de lach, maar dat vermocht mijn gemoed niet al te lang op te klaren.” De personen lopen niet, maar ‘begeven zich’.

Vermoedelijk is ‘Requiem voor Newton’ in de eerste plaats opgezet als poging om wetenschapsfilosofie te populariseren. Dat is zeker niet mislukt, maar het boek vergt wel het nodige aan doorzettingsvermogen van de lezer. Voor wie dat heeft, is het een aanrader.

Maar even een ongecompliceerd stukje wetenschapsfilosofie snacken is er niet bij. Zelfs voor mensen die enigszins thuis zijn in deze materie biedt Klaas Landsman zware kost. De waarschijnlijk als persiflage bedoelde 74 pagina’s voetnoten (458 stuks) maken het lezen er ook niet gemakkelijker op. De schrijver gaat diep en wil dat we de verschillen tussen verificationisme, empiricisme en operationalisme tot in de puntjes kunnen duiden. Persoonlijk zou ik het wel aandurven een tentamen wetenschapsfilosofie in te gaan op basis van alleen dit boek.

Klaas Landsman: ‘Requiem voor Newton’. Contact, Amsterdam 2005. ISBN: 90 254 2691 3. 318 p., € 27,50.

Daar valt wel in te komen. De meeste boeken over natuurkunde bevatten weliswaar nog veel minder seks dan de eerste roman van Landsman, maar door daar het accent op te leggen doe je het boek echt te kort.

Klaas Landsman is een onalledaagse schrijver, en ‘Requiem voor Newton’ is een onalledaagse roman. Landsman is begin dit jaar benoemd tot hoogleraar mathematische fysica aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Eerder was hij dat aan de Universiteit van Amsterdam. Daarvoor werkte hij als postdoc aan het Department of Applied Mathematics and Theoretical Physics in Cambridge, aan de universiteit die zich niet zonder reden ver boven alle andere in de wereld verheven voelt. Over die periode gaat ‘Requiem voor Newton’.

De verteller is een Nederlandse postdoc die een tijdje in Cambridge werkt. We komen daarover niet veel meer te weten dan dat het te maken heeft met de samenhang tussen relativiteitstheorie en kwantummechanica.

Voor de ikfiguur is zijn tijdelijke aanstelling in Cambridge tegelijk een soort pelgrimstocht naar Isaac Newton. Meteen vanaf het vliegveld brengt hij een bezoek aan het standbeeld van dit ‘wezen van kosmische proporties’. Het geeft meteen een hoofdmotief aan deze roman: bewondering. “Jij kunt tenminste nog onbevangen bewonderen”, zegt Ellen, zijn Deense collega-onderzoeker die het seksuele ingrediënt van de roman belichaamt. De protagonist verliest zich een paar maal in W.F. Hermans-achtige bespiegelingen over het Nederlandse onvermogen tot bewonderen.

Hijzelf echter steekt zijn voorkeuren niet onder stoelen of banken. Zijn idolen lopen uiteen van Newton via Bob Dylan (‘de Newton van de popmuziek’) tot onwaarschijnlijke helden zoals John von Neumann, de kille technocraat van de Koude Oorlog. “Ik werd vrolijk en vertederd als ik aan hem dacht, aan zijn geniale brein en zijn schitterende ideeën, maar ook aan zijn koddige, gezette voorkomen.” Andere grootheden komen er minder genadig vanaf: Mick Jagger, de ‘mechanisch sprekende opblaaspop’ Niels Bohr en Karl Popper, die onomwonden ‘flapdrol’ wordt genoemd. Ook Stephen Hawking, die we rolstoeldiscoënd op Status Quo in het verhaal aantreffen, hoort niet bij Landsmans favorieten.

‘Requiem voor Newton’ biedt een leerzaam kijkje in de idiote, zeer Britse wereld van Cambridge. Maar in de eerste plaats is het toch een ideeënroman. Veel ruimte is ingeruimd voor wetenschapsfilosofie, de gemeenschappelijke hartstocht van iedereen die in de roman opdraaft. Alle personen in het boek zijn de hele dag aan het praten, discussiëren, ouwehoeren soms, over hoogte- en dieptepunten uit de geschiedenis van de exacte wetenschappen. Dat gebeurt vierentwintig uur per dag: onder het eten, tijdens het vrijen, bij een bezoek aan een popconcert. Het is een wonder dat de figuren niet doodmoe van zichzelf worden. De gesprekken hebben een licht surrealistisch gehalte omdat alle gesprekspartners permanent een enorme hoop kennis spuien. In Cambridge strekt zich dat uit tot portiers, zwervers en taxichauffeurs, die allemaal gebukt gaan onder een loodzware geestelijke bagage, en allemaal imposante verhandelingen ten beste geven.

Het allereerste woord van de roman is ‘Kotsend’, en daarmee zit het met de aanhef wel goed. Het slot van het boek is zonder meer verrassend, om niet te zeggen verpletterend. Opvallend is het stijlverschil tussen de vaak tegen de gangbare opvattingen in gaande wetenschapsfilosofische vertogen en de meer traditionele romanpassages. Waar de eerste meeslepend zijn geschreven, sluipt er bij de laatste vaak iets studentikoos en oubolligs in: “Ik schoot in de lach, maar dat vermocht mijn gemoed niet al te lang op te klaren.” De personen lopen niet, maar ‘begeven zich’.

Vermoedelijk is ‘Requiem voor Newton’ in de eerste plaats opgezet als poging om wetenschapsfilosofie te populariseren. Dat is zeker niet mislukt, maar het boek vergt wel het nodige aan doorzettingsvermogen van de lezer. Voor wie dat heeft, is het een aanrader.

Maar even een ongecompliceerd stukje wetenschapsfilosofie snacken is er niet bij. Zelfs voor mensen die enigszins thuis zijn in deze materie biedt Klaas Landsman zware kost. De waarschijnlijk als persiflage bedoelde 74 pagina’s voetnoten (458 stuks) maken het lezen er ook niet gemakkelijker op. De schrijver gaat diep en wil dat we de verschillen tussen verificationisme, empiricisme en operationalisme tot in de puntjes kunnen duiden. Persoonlijk zou ik het wel aandurven een tentamen wetenschapsfilosofie in te gaan op basis van alleen dit boek.

Klaas Landsman: ‘Requiem voor Newton’. Contact, Amsterdam 2005. ISBN: 90 254 2691 3. 318 p., € 27,50.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.