Campus

Een stad van taal met een god van geld

De Britse kunstenaar Paul Noble tekende de afgelopen negen jaar zijn eigen stad: Nobson Newtown. Een eigenaardige mix van mythologie, architectuur en stadsplanning, die nu te bezichtigen is in museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam.

Wie Nobson Newtown betreedt, wordt overvallen door de leegte. Geen enkel huis staat meer overeind. Alles is scheefgezakt, verlaten, ingestort. Het enige wat rest van de beschaving zijn schotelantennes, een enkele lantarenpaal en een rond bord middenin de stad, met een afbeelding van een tempel. Nobson Newton lijkt een spookstad. Eens opgebouwd met de beste bedoelingen, maar nu verlaten en vergeten. Wat is er gebeurd?

In negen jaar tijd tekende Paul Noble de 27 gebouwen van zijn Nobson Newtown, waarbij hij zich uitleefde tot in het kleinste detail. Straatjes, huizen, en tempels vloeiden uit zijn potlood. Zijn spookstad heeft een Nobstpital voor de weggerende zieken, een tempel waar je boodschappen kunt doen, en zelfs een Nobsend voor de doden.

De gebouwen in Nobles spookstad lijken allemaal ruïnes, maar als je verder van de stad af gaat staan, zie je dat het letters zijn. De vervallen gebouwen vormen hele zinnen. De stad is letterlijk gebouwd met taal. Het is niet het enige ingenieuze spel dat Noble speelt met de kijker.

Hoe dient een kunstwerk bekeken te worden, van veraf of van dichtbij? Lange tijd wordt hier in de kunstwereld over gediscussieerd. Vooral bij de gedetailleerde werken van Jeroen Bosch en Pieter Breughel vraagt men zich af of de schilder een panoramabeeld wilde geven, of liever had dat je er met je neus bovenop stond om zoveel mogelijk details te begrijpen. Paul Noble spiegelt zich aan deze kunstenaars. Zonder een antwoord te geven, doet hij hetzelfde als zijn voorbeelden: van veraf lijkt zijn mooiste tekening ‘Mall’ een tempel (geïnspireerd op de Taj Mahal uit India), maar van dichtbij dansen de kleine figuurtjes voor je ogen. In Nobson Newtown is deze tempel een shopping mall, zoals op de gevel staat, want de inwoners aanbidden alleen de god van het geld, sommigen zelfs met een strop om hun nek.

De kleine tekeningetjes op het grote gebouw lijken op potloodkrabbels die je tijdens een saaie les in de collegebanken maakt: karikaturale koppen en veel seks. Zo zijn er spookjes die op een wolk muziek maken met hun geslachtsdeel. Op een andere plaats in de stad baart een vrouw een ei. Wonderlijk. Het lijkt uit de lucht gegrepen, maar Noble tekent dit niet zomaar. Het ei verwijst naar het toneelstuk ‘Vrede van Aristophanes’. In de Griekse mythologie staat het ei symbool voor zuivering, ontlasting én verandering.

Nobles plaatjes lijken humoristische tekeningetjes, maar zoals zijn voorbeelden Bosch en Breughel een dubbele betekenis gaven aan hun werk, doet Noble dat ook. Hij verwerkt oude Griekse en Chinese mythologie in zijn tekeningen, en houdt daarmee ook een spiegel voor aan architecten, door te benadrukken dat je via gebouwen een statement maakt. Of het nu rijtjeshuizen, villa’s of tempels zijn, je draagt een bepaalde cultuur uit met eigen beelden.

De bezoekers van de tentoonstelling schuifelen steeds van voor naar achter. Maar zowel van veraf als van dichtbij kun je het werk niet geheel bekijken. Achter elke tekening zit een verhaal, en elk verhaal vult het andere aan. Voor Nobson Newtown geldt: hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet.

‘Mall’ (2001-2002) van Paul Noble lijkt van veraf een tempel, maar van dichtbij dansen de kleine figuurtjes voor je ogen.

Wie Nobson Newtown betreedt, wordt overvallen door de leegte. Geen enkel huis staat meer overeind. Alles is scheefgezakt, verlaten, ingestort. Het enige wat rest van de beschaving zijn schotelantennes, een enkele lantarenpaal en een rond bord middenin de stad, met een afbeelding van een tempel. Nobson Newton lijkt een spookstad. Eens opgebouwd met de beste bedoelingen, maar nu verlaten en vergeten. Wat is er gebeurd?

In negen jaar tijd tekende Paul Noble de 27 gebouwen van zijn Nobson Newtown, waarbij hij zich uitleefde tot in het kleinste detail. Straatjes, huizen, en tempels vloeiden uit zijn potlood. Zijn spookstad heeft een Nobstpital voor de weggerende zieken, een tempel waar je boodschappen kunt doen, en zelfs een Nobsend voor de doden.

De gebouwen in Nobles spookstad lijken allemaal ruïnes, maar als je verder van de stad af gaat staan, zie je dat het letters zijn. De vervallen gebouwen vormen hele zinnen. De stad is letterlijk gebouwd met taal. Het is niet het enige ingenieuze spel dat Noble speelt met de kijker.

Hoe dient een kunstwerk bekeken te worden, van veraf of van dichtbij? Lange tijd wordt hier in de kunstwereld over gediscussieerd. Vooral bij de gedetailleerde werken van Jeroen Bosch en Pieter Breughel vraagt men zich af of de schilder een panoramabeeld wilde geven, of liever had dat je er met je neus bovenop stond om zoveel mogelijk details te begrijpen. Paul Noble spiegelt zich aan deze kunstenaars. Zonder een antwoord te geven, doet hij hetzelfde als zijn voorbeelden: van veraf lijkt zijn mooiste tekening ‘Mall’ een tempel (geïnspireerd op de Taj Mahal uit India), maar van dichtbij dansen de kleine figuurtjes voor je ogen. In Nobson Newtown is deze tempel een shopping mall, zoals op de gevel staat, want de inwoners aanbidden alleen de god van het geld, sommigen zelfs met een strop om hun nek.

De kleine tekeningetjes op het grote gebouw lijken op potloodkrabbels die je tijdens een saaie les in de collegebanken maakt: karikaturale koppen en veel seks. Zo zijn er spookjes die op een wolk muziek maken met hun geslachtsdeel. Op een andere plaats in de stad baart een vrouw een ei. Wonderlijk. Het lijkt uit de lucht gegrepen, maar Noble tekent dit niet zomaar. Het ei verwijst naar het toneelstuk ‘Vrede van Aristophanes’. In de Griekse mythologie staat het ei symbool voor zuivering, ontlasting én verandering.

Nobles plaatjes lijken humoristische tekeningetjes, maar zoals zijn voorbeelden Bosch en Breughel een dubbele betekenis gaven aan hun werk, doet Noble dat ook. Hij verwerkt oude Griekse en Chinese mythologie in zijn tekeningen, en houdt daarmee ook een spiegel voor aan architecten, door te benadrukken dat je via gebouwen een statement maakt. Of het nu rijtjeshuizen, villa’s of tempels zijn, je draagt een bepaalde cultuur uit met eigen beelden.

De bezoekers van de tentoonstelling schuifelen steeds van voor naar achter. Maar zowel van veraf als van dichtbij kun je het werk niet geheel bekijken. Achter elke tekening zit een verhaal, en elk verhaal vult het andere aan. Voor Nobson Newtown geldt: hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet.

‘Mall’ (2001-2002) van Paul Noble lijkt van veraf een tempel, maar van dichtbij dansen de kleine figuurtjes voor je ogen.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.