Hoe maak je een tentoonstelling over iets wat je niet kunt zien? Gewoon: met blauwe kussens, een oven met trillende snaren en een klein mannetje dat Nanos heet.
Altijd al eens met een atomic force microscope willen spelen? Of een elektron in de gevangenschap van een kwantumstip, een ‘quantum dot’, willen zien trillen? Tot mei kan het in het Techniekmuseum, waar vorige week de tentoonstelling ‘Nano: kleine technologie, grote toekomst’ open ging.
In het met gietijzeren industriële machines volgestouwde Techniekmuseum is een tentoonstelling over nanotechnologie bepaald een buitenbeentje. Niet alleen is nanotechnologie te klein om waar te nemen; tastbare toepassingen zijn er nog nauwelijks. “We hebben geen grote objecten om te laten zien”, bekent prof.dr.ir. Huub Salemink (Technische Natuurwetenschappen) bij de opening. “We hebben vooral hoge verwachtingen.”
Het Techniekmuseum heeft die problemen zeer creatief opgelost, overigens zwaar leunend op de expertise van het Delftse Kavli-instituut voor nanowetenschappen. Neem de opvallende, ronde blauwe kussens die de ruggengraat vormen van de tentoonstellingsruimte. Het zijn nanobuisjes, maar dan groot en blauw en zacht. Boven de kussens verrijzen kleine vitrines met objecten, flatscreens met uitleg en een paar aardige doe-dingetjes. Zo is er een ijzeren arm waarmee je een blokje in een afgesloten kist kunt bevoelen . ongeveer zoals nanotechnologen moleculaire oppervlaktes aftasten met de naald van een atomic force microscoop. Opdracht: bepaal welke vorm het object in de kist heeft.
Slim bedacht is de entree. We betreden de wereld van het nanokleine langs een zwarte gang die steeds smaller wordt. Onderweg worden we vanaf de wanden opgewarmd met aardige weetjes over de wereld van de nanometers: wist u dat een atoom zich verhoudt tot een pingpongbal als een pingpongbal tot de aarde?
Rode draad bij de uitleg is Nanos, een door Joris Veerman getekend dwergje dat in vermakelijke cartoons laat zien wat de nanowereld zoal te bieden heeft. We zien Nanos met een geleerd gezicht in een computer zitten: nog even, en de nanotechnologie bezorgt ons de onvoorstelbaar snelle kwantumcomputer.
Uitrusten kan boven, op alweer een blauw nanobuisje. We bekijken de alleraardigste video die het museum heeft gemaakt. Straatinterviews met mensen die geen flauw benul hebben van nanotechnologie, afgewisseld met interviews met TU-nanotechnologen die dat uiteraard wél hebben. Onder meer prof.dr. Cees Dekker, prof.dr. Henny Zandbergen en dr.ir. Herre van der Zant komen aan het woord. Een zwaktebod om informatie per minidocumentaire aan te bieden, zou je kunnen betogen, maar het aanstekelijk enthousiasme waarmee de video is vervaardigd, maakt dat ruimschoots goed.
Minpuntje is wel dat de in de aankondigingen beloofde ‘discussie over de toekomst en wenselijkheid van het vakgebied’ niet erg uit de verf komt. Wie meer wil weten over de angst voor vervuiling met nanodeeltjes of het horrorscenario waarbij we het aan de stok krijgen met onzichtbaar kleine nanorobots, blijft voorlopig aangewezen op de talloze duistere sciencefictionboeken en onderzoekspapers die over die onderwerpen zijn geschreven. Het Techniekmuseum kiest voor de feelgood-aanpak: de wereld wordt straks beter door nanotechnologie, punt uit.
Dat werkt, zo kan het Techniekmuseum inmiddels vaststellen. Op de Wetenschapsdag mocht de tentoonstelling alvast op proef open. Zo’n zeventienhonderd mensen en kinderen speelden met de bak magnetische vloeistof en vergaapten zich aan de kolf met ‘goudsol’, een vloeistof die rood gekleurd is omdat er nanokleine gouddeeltjes in zitten. En de blauwe nanobuizen? Die bleken een doorslaand succes, vertelt TU-alumnus Maarten Versteeg van Studio Iets, die de tentoonstellingsruimte inrichtte. “Ze lagen erop, ze sprongen erop. Precies wat we hadden gehoopt.”
Altijd al eens met een atomic force microscope willen spelen? Of een elektron in de gevangenschap van een kwantumstip, een ‘quantum dot’, willen zien trillen? Tot mei kan het in het Techniekmuseum, waar vorige week de tentoonstelling ‘Nano: kleine technologie, grote toekomst’ open ging.
In het met gietijzeren industriële machines volgestouwde Techniekmuseum is een tentoonstelling over nanotechnologie bepaald een buitenbeentje. Niet alleen is nanotechnologie te klein om waar te nemen; tastbare toepassingen zijn er nog nauwelijks. “We hebben geen grote objecten om te laten zien”, bekent prof.dr.ir. Huub Salemink (Technische Natuurwetenschappen) bij de opening. “We hebben vooral hoge verwachtingen.”
Het Techniekmuseum heeft die problemen zeer creatief opgelost, overigens zwaar leunend op de expertise van het Delftse Kavli-instituut voor nanowetenschappen. Neem de opvallende, ronde blauwe kussens die de ruggengraat vormen van de tentoonstellingsruimte. Het zijn nanobuisjes, maar dan groot en blauw en zacht. Boven de kussens verrijzen kleine vitrines met objecten, flatscreens met uitleg en een paar aardige doe-dingetjes. Zo is er een ijzeren arm waarmee je een blokje in een afgesloten kist kunt bevoelen . ongeveer zoals nanotechnologen moleculaire oppervlaktes aftasten met de naald van een atomic force microscoop. Opdracht: bepaal welke vorm het object in de kist heeft.
Slim bedacht is de entree. We betreden de wereld van het nanokleine langs een zwarte gang die steeds smaller wordt. Onderweg worden we vanaf de wanden opgewarmd met aardige weetjes over de wereld van de nanometers: wist u dat een atoom zich verhoudt tot een pingpongbal als een pingpongbal tot de aarde?
Rode draad bij de uitleg is Nanos, een door Joris Veerman getekend dwergje dat in vermakelijke cartoons laat zien wat de nanowereld zoal te bieden heeft. We zien Nanos met een geleerd gezicht in een computer zitten: nog even, en de nanotechnologie bezorgt ons de onvoorstelbaar snelle kwantumcomputer.
Uitrusten kan boven, op alweer een blauw nanobuisje. We bekijken de alleraardigste video die het museum heeft gemaakt. Straatinterviews met mensen die geen flauw benul hebben van nanotechnologie, afgewisseld met interviews met TU-nanotechnologen die dat uiteraard wél hebben. Onder meer prof.dr. Cees Dekker, prof.dr. Henny Zandbergen en dr.ir. Herre van der Zant komen aan het woord. Een zwaktebod om informatie per minidocumentaire aan te bieden, zou je kunnen betogen, maar het aanstekelijk enthousiasme waarmee de video is vervaardigd, maakt dat ruimschoots goed.
Minpuntje is wel dat de in de aankondigingen beloofde ‘discussie over de toekomst en wenselijkheid van het vakgebied’ niet erg uit de verf komt. Wie meer wil weten over de angst voor vervuiling met nanodeeltjes of het horrorscenario waarbij we het aan de stok krijgen met onzichtbaar kleine nanorobots, blijft voorlopig aangewezen op de talloze duistere sciencefictionboeken en onderzoekspapers die over die onderwerpen zijn geschreven. Het Techniekmuseum kiest voor de feelgood-aanpak: de wereld wordt straks beter door nanotechnologie, punt uit.
Dat werkt, zo kan het Techniekmuseum inmiddels vaststellen. Op de Wetenschapsdag mocht de tentoonstelling alvast op proef open. Zo’n zeventienhonderd mensen en kinderen speelden met de bak magnetische vloeistof en vergaapten zich aan de kolf met ‘goudsol’, een vloeistof die rood gekleurd is omdat er nanokleine gouddeeltjes in zitten. En de blauwe nanobuizen? Die bleken een doorslaand succes, vertelt TU-alumnus Maarten Versteeg van Studio Iets, die de tentoonstellingsruimte inrichtte. “Ze lagen erop, ze sprongen erop. Precies wat we hadden gehoopt.”
Comments are closed.