Het onderwijs bij Bouwkunde is door de Quality Assurance Netherlands Universities (Qanu) als voldoende beoordeeld. Decaan ir. Wytze Patijn toonde zich afgelopen vrijdag bij de uitreiking van het rapport verheugd over de uitslag van de externe beoordeling.
Als over een paar maanden het Nederlands-Vlaamse Accreditatie Orgaan (NVAO) het oordeel van de door de TU Delft ingehuurde Qanu overneemt, is daarmee de subsidie van de overheid voor de faculteit Bouwkunde weer voor een aantal jaren veilig gesteld. De accreditaties van het hoger onderwijs zijn daarmee dus allesbehalve vrijblijvend.
Rond het begin van het decennium toonde de onderwijsinspectie zich wel eens bezorgd over bepaalde aspecten van het onderwijs op Bouwkunde. Met name op organisatorisch gebied werd aangedrongen op verbeteringen: er was zelfs sprake van een ‘gele kaart’, al vond Bouwkunde die kwalificatie zeer ongelukkig gekozen. De voldoende van de Quanu lijkt te bevestigen dat op onderwijsgebied de afgelopen jaren veel vooruitgang is geboekt.
“Een bijzonder resultaat”, vond Patijn. De decaan gaf aan dat onafhankelijk van de uitkomst van het Quanu-onderzoek al een verbetertraject was ingezet.
Het rapport van Quanu bevat ook enkele kritische kanttekeningen. Zo zou de gemiddelde studieduur bij Bouwkunde nog steeds te lang zijn. Daar wil de faculteit iets aan doen: binnenkort wordt nog eens kritisch gekeken naar de inhoud van het bachelorcurriculum, vertelde Patijn.
Op eén onderdeel deelde de Quanu toch nog een onvoldoende uit. Aan de beoordeling van de studenten zou het een en ander schorten. Met name de criteria zouden te weinig doorzichtig zijn.
Het accreditatiesysteem voor het hoger onderwijs werd vier jaar geleden ingevoerd en maakte onderdeel uit van een grote omslag in de beoordeling van universiteiten en hbo’s in heel Europa. (JP)
Decaan ir. Wytze Patijn toonde zich afgelopen vrijdag bij de uitreiking van het rapport verheugd over de uitslag van de externe beoordeling. Als over een paar maanden het Nederlands-Vlaamse Accreditatie Orgaan (NVAO) het oordeel van de door de TU Delft ingehuurde Qanu overneemt, is daarmee de subsidie van de overheid voor de faculteit Bouwkunde weer voor een aantal jaren veilig gesteld. De accreditaties van het hoger onderwijs zijn daarmee dus allesbehalve vrijblijvend.
Rond het begin van het decennium toonde de onderwijsinspectie zich wel eens bezorgd over bepaalde aspecten van het onderwijs op Bouwkunde. Met name op organisatorisch gebied werd aangedrongen op verbeteringen: er was zelfs sprake van een ‘gele kaart’, al vond Bouwkunde die kwalificatie zeer ongelukkig gekozen. De voldoende van de Quanu lijkt te bevestigen dat op onderwijsgebied de afgelopen jaren veel vooruitgang is geboekt.
“Een bijzonder resultaat”, vond Patijn. De decaan gaf aan dat onafhankelijk van de uitkomst van het Quanu-onderzoek al een verbetertraject was ingezet.
Het rapport van Quanu bevat ook enkele kritische kanttekeningen. Zo zou de gemiddelde studieduur bij Bouwkunde nog steeds te lang zijn. Daar wil de faculteit iets aan doen: binnenkort wordt nog eens kritisch gekeken naar de inhoud van het bachelorcurriculum, vertelde Patijn.
Op eén onderdeel deelde de Quanu toch nog een onvoldoende uit. Aan de beoordeling van de studenten zou het een en ander schorten. Met name de criteria zouden te weinig doorzichtig zijn.
Het accreditatiesysteem voor het hoger onderwijs werd vier jaar geleden ingevoerd en maakte onderdeel uit van een grote omslag in de beoordeling van universiteiten en hbo’s in heel Europa. (JP)
Comments are closed.