Onderwijs

Kloeke faculteitsgebouwen en onhollandse allure

Een divers gezelschap woonde afgelopen donderdag in de aula een symposium bij over de Delftse naoorlogse stedenbouw en architectuur. Wethouder monumentenzorg Ronald Vuijk ontving het eerste exemplaar van een rapport van ruim tweehonderd geïnventariseerde objecten en 26 stedelijke gebieden uit de wederopbouwperiode 1940-1970.

De sprekers zijn stuk voor stuk vol lof over de gekozen locatie. John-Paul Smolders, vakteamhoofd monumentenzorg en bouwkwaliteit, spreekt van ‘een van de iconen van het fameuze architectenbureau Van den Broek en Bakema’. Architectuurhistoricus Jeroen Schilt heeft het over ‘een van de weinig internationaal vermaarde gebouwen uit Nederland. Van Corbusiaanse allure. Het is altijd weer prettig om hier te zijn’. Niet voor niets vindt de bijeenkomst hier plaats. “De aula is toch het visitekaartje van de TU”, meent ir. Paul Groenendijk, een van de twee samenstellers van het gepresenteerde rapport, waarin de TU als eigenaar van een groot aantal geïnventariseerde gebouwen een belangrijke rol speelt. Op de bijgeleverde ‘publieksvriendelijk architectuurkaart’ is het TU-Middengebied een van de vijf geselecteerde ‘bijzondere stedelijke gebieden’.

Naast het historische centrum bepaalt de ‘wereldberoemde universiteit’ net zo goed de identiteit van Delft, betoogt wethouder Vuijk, en dat komt tot uiting in de architectuur. Van het middengebied, tussen Schoemakerstraat, Kruithuisweg en Rotterdamseweg (‘een prachtig voorbeeld van functionalistische stedenbouw’, aldus architect Arjan Hebly) wordt ook op de architectuurkaart hoog opgegeven: ‘De stedenbouwkundige opzet en de architectonische rijkdom van TU Midden is volledig in overeenstemming met de landelijke betekenis van deze onderwijsinstelling. De Mekelweg springt hierbij meteen in het oog. Kloeke faculteitsgebouwen vormen het kader van een avenue met een onhollandse allure.’

Op de geselecteerde lijst van zeventig, volgens de onderzoekers ‘cultuurhistorisch waardevolle objecten’, staat een flink aantal aan de TU gelieerde gebouwen. Zoals het (gerenoveerde) 3mE-gebouw aan de Mekelweg, maar ook het ‘gemaaltje’ van de Zuidpolder aan de Balthasar van der Polweg (volgens Gertjan van der Harst, van Monumentenzorg, ‘een mooi voorbeeld van gedienstige architectuur’) en het Ketelhuis aan de Leeghwaterstraat. Ook de proeffabrieken van fysische en chemische technologie uit de late jaren veertig (Prins Bernhardlaan) en de twee Stevin-laboratoria worden belicht, net als het gebouw voor elektrotechniek, van G. Drexhage. Volgens de anekdote, zo vertelt Van der Harst, was Drexhage na afloop niet meer tevreden over zijn ontwerp. “Het verhaal gaat, dat hij zijn hoofd ervan afwendde als hij er langs reed. Gelukkig is dat altijd goed gegaan.” Het bijzondere is de toepassing van een curtain wall-constructie, een alleen zichzelf dragende glaswand. En de rood-blauwe kleuren uiteraard.

“Wat je ook van Elektro mag vinden, het is, met de twee kerktorens, wel beeldbepalend voor de stad”, stelt Groenendijk droogjes vast in de pauze. Dat sommige TU-objecten worden gesloopt, zoals het oude metaalkundegebouw en enkele kleinere laboratoria aan de Rotterdamseweg, of op de nominatie staan, zoals ‘Gele Scheikunde’ en het Shell-laboratorium aan de Prins Bernhardlaan, gaat Groenendijk aan het hart: “Ik begrijp wel dat de TU vindt dat een gebouw functioneel moet zijn. Het zijn aantrekkelijke woningbouwlocaties, maar je kunt het ook cultuurhistorisch bekijken. Je mag best slopen vind ik, maar het is jammer dat de TU puur economisch redeneert. Vroeger had de TU een ‘afdeling gebouwendienst’, nu heet dat TU-vastgoed. Dan weet je wel hoe laat het is.”

Over de handhaving van de TU-gelieerde gebouwen rond de Kanaalweg is Groenendijk goed te spreken. “Maar het voormalige ITC-gebouw, waarin nu Duwo is gehuisvest, is ook bedreigd. Het is een prachtig gebouw, met houten reliëfs in de gevel over de zegenrijke werking van techniek en wetenschap en mooie authentieke jaren-vijftiginterieurs. Het was een opleidingscentrum voor cartografie voor studenten uit ontwikkelingslanden. Die gebouwen vertellen iets over de ontwikkeling van de stad. Net als de oude universiteitsbibliotheek, waar nu appartementen in zitten. Een goed voorbeeld van een TU-gebouw dat gehandhaafd, maar gerenoveerd is. Dat geeft de stad extra kwaliteit. Het grappige is dat, toen ik hier vroeger als bouwkundestudent rondliep, het mij nooit opviel dat al die gebouwen zo bijzonder waren. Nu ik er beter naar kijk zie ik dat wel.”

Deeltijdhoogleraar restauratie Paul Meurs wijst er op dat we niet in staat zijn om kwaliteit van ‘recente’ architectuur als een vanzelfsprekendheid te zien. “Daarom is dit soort onderzoek belangrijk. Het rapport is een beschrijving en een verkenning. De volgende stap is om het te gebruiken als gereedschapskist: hoe nu verder? Doorstuderen is nodig. Het zijn drie telefoonboeken met heel veel info. Zorg dat je de cultuurhistorie meeneemt in je ontwerpen en je planvorming.” En over het campusplan van Mecanoo, dat momenteel gestalte krijgt: “Er is nu een masterplan in werking gezet: het Mekelpark, dat alles binnenstebuiten gaat keren. Eerste vraag aan de wethouder is: hoe gaan we dat rijmen?”

De laatste belooft in zijn slotpraatje al het vanmiddag opgedane ‘huiswerk’ mee te zullen nemen. Het is belangrijk om kennis te delen, doceert hij. Wat dat betreft is het rapport van toegevoegde waarde. “Daardoor vergroot je het bewustzijn en creëer je een draagvlak. Het rapport is nog maar een begin.”

Vanaf 1 juli is onderstaande website actief:

www.monumentendelft.nl

Paul Groenendijk: “Het voormalige ITC-gebouw, waarin nu Duwo is gehuisvest, is bedreigd. Het is een prachtig gebouw, met houten reliëfs in de gevel over de zegenrijke werking van techniek en wetenschap en mooie authentieke jaren-vijftiginterieurs. Zo’n gebouw vertelt iets over de ontwikkeling van de stad. (Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)

De sprekers zijn stuk voor stuk vol lof over de gekozen locatie. John-Paul Smolders, vakteamhoofd monumentenzorg en bouwkwaliteit, spreekt van ‘een van de iconen van het fameuze architectenbureau Van den Broek en Bakema’. Architectuurhistoricus Jeroen Schilt heeft het over ‘een van de weinig internationaal vermaarde gebouwen uit Nederland. Van Corbusiaanse allure. Het is altijd weer prettig om hier te zijn’. Niet voor niets vindt de bijeenkomst hier plaats. “De aula is toch het visitekaartje van de TU”, meent ir. Paul Groenendijk, een van de twee samenstellers van het gepresenteerde rapport, waarin de TU als eigenaar van een groot aantal geïnventariseerde gebouwen een belangrijke rol speelt. Op de bijgeleverde ‘publieksvriendelijk architectuurkaart’ is het TU-Middengebied een van de vijf geselecteerde ‘bijzondere stedelijke gebieden’.

Naast het historische centrum bepaalt de ‘wereldberoemde universiteit’ net zo goed de identiteit van Delft, betoogt wethouder Vuijk, en dat komt tot uiting in de architectuur. Van het middengebied, tussen Schoemakerstraat, Kruithuisweg en Rotterdamseweg (‘een prachtig voorbeeld van functionalistische stedenbouw’, aldus architect Arjan Hebly) wordt ook op de architectuurkaart hoog opgegeven: ‘De stedenbouwkundige opzet en de architectonische rijkdom van TU Midden is volledig in overeenstemming met de landelijke betekenis van deze onderwijsinstelling. De Mekelweg springt hierbij meteen in het oog. Kloeke faculteitsgebouwen vormen het kader van een avenue met een onhollandse allure.’

Op de geselecteerde lijst van zeventig, volgens de onderzoekers ‘cultuurhistorisch waardevolle objecten’, staat een flink aantal aan de TU gelieerde gebouwen. Zoals het (gerenoveerde) 3mE-gebouw aan de Mekelweg, maar ook het ‘gemaaltje’ van de Zuidpolder aan de Balthasar van der Polweg (volgens Gertjan van der Harst, van Monumentenzorg, ‘een mooi voorbeeld van gedienstige architectuur’) en het Ketelhuis aan de Leeghwaterstraat. Ook de proeffabrieken van fysische en chemische technologie uit de late jaren veertig (Prins Bernhardlaan) en de twee Stevin-laboratoria worden belicht, net als het gebouw voor elektrotechniek, van G. Drexhage. Volgens de anekdote, zo vertelt Van der Harst, was Drexhage na afloop niet meer tevreden over zijn ontwerp. “Het verhaal gaat, dat hij zijn hoofd ervan afwendde als hij er langs reed. Gelukkig is dat altijd goed gegaan.” Het bijzondere is de toepassing van een curtain wall-constructie, een alleen zichzelf dragende glaswand. En de rood-blauwe kleuren uiteraard.

“Wat je ook van Elektro mag vinden, het is, met de twee kerktorens, wel beeldbepalend voor de stad”, stelt Groenendijk droogjes vast in de pauze. Dat sommige TU-objecten worden gesloopt, zoals het oude metaalkundegebouw en enkele kleinere laboratoria aan de Rotterdamseweg, of op de nominatie staan, zoals ‘Gele Scheikunde’ en het Shell-laboratorium aan de Prins Bernhardlaan, gaat Groenendijk aan het hart: “Ik begrijp wel dat de TU vindt dat een gebouw functioneel moet zijn. Het zijn aantrekkelijke woningbouwlocaties, maar je kunt het ook cultuurhistorisch bekijken. Je mag best slopen vind ik, maar het is jammer dat de TU puur economisch redeneert. Vroeger had de TU een ‘afdeling gebouwendienst’, nu heet dat TU-vastgoed. Dan weet je wel hoe laat het is.”

Over de handhaving van de TU-gelieerde gebouwen rond de Kanaalweg is Groenendijk goed te spreken. “Maar het voormalige ITC-gebouw, waarin nu Duwo is gehuisvest, is ook bedreigd. Het is een prachtig gebouw, met houten reliëfs in de gevel over de zegenrijke werking van techniek en wetenschap en mooie authentieke jaren-vijftiginterieurs. Het was een opleidingscentrum voor cartografie voor studenten uit ontwikkelingslanden. Die gebouwen vertellen iets over de ontwikkeling van de stad. Net als de oude universiteitsbibliotheek, waar nu appartementen in zitten. Een goed voorbeeld van een TU-gebouw dat gehandhaafd, maar gerenoveerd is. Dat geeft de stad extra kwaliteit. Het grappige is dat, toen ik hier vroeger als bouwkundestudent rondliep, het mij nooit opviel dat al die gebouwen zo bijzonder waren. Nu ik er beter naar kijk zie ik dat wel.”

Deeltijdhoogleraar restauratie Paul Meurs wijst er op dat we niet in staat zijn om kwaliteit van ‘recente’ architectuur als een vanzelfsprekendheid te zien. “Daarom is dit soort onderzoek belangrijk. Het rapport is een beschrijving en een verkenning. De volgende stap is om het te gebruiken als gereedschapskist: hoe nu verder? Doorstuderen is nodig. Het zijn drie telefoonboeken met heel veel info. Zorg dat je de cultuurhistorie meeneemt in je ontwerpen en je planvorming.” En over het campusplan van Mecanoo, dat momenteel gestalte krijgt: “Er is nu een masterplan in werking gezet: het Mekelpark, dat alles binnenstebuiten gaat keren. Eerste vraag aan de wethouder is: hoe gaan we dat rijmen?”

De laatste belooft in zijn slotpraatje al het vanmiddag opgedane ‘huiswerk’ mee te zullen nemen. Het is belangrijk om kennis te delen, doceert hij. Wat dat betreft is het rapport van toegevoegde waarde. “Daardoor vergroot je het bewustzijn en creëer je een draagvlak. Het rapport is nog maar een begin.”

Vanaf 1 juli is onderstaande website actief:

www.monumentendelft.nl

Paul Groenendijk: “Het voormalige ITC-gebouw, waarin nu Duwo is gehuisvest, is bedreigd. Het is een prachtig gebouw, met houten reliëfs in de gevel over de zegenrijke werking van techniek en wetenschap en mooie authentieke jaren-vijftiginterieurs. Zo’n gebouw vertelt iets over de ontwikkeling van de stad. (Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.