Onderwijs

‘Voor mij is dit genoeg’

Voor de zekerheid stopte hij met de potjes voetbal voor de lol. Op een onverwachte blessure zit Hitoshi Komoto niet te wachten, vlak voor de marathon van Rotterdam.

Ben je in vorm?

“Ik heb een betere voorbereiding dan de vorige keer. Omdat ik het druk heb, moet ik meer doen in minder tijd. Daardoor is de concentratie groter.”

Hoe bereid je je voor?

“Twee keer per week doe ik fitnessoefeningen op het sportcentrum. En verder loop ik gewoon veel hard. Nu de marathon er aankomt, zes keer per week. Dan leg ik in een rustig tempo vijftien tot achttien kilometer af. Of ik doe een intervaltraining. Steeds één kilometer in drie minuten lopen, telkens afgewisseld met drie minuten rustige looppas. Dat doe ik gewoon hier op de campus, rond de Mekelweg. Af en toe ren ik naar het station en terug. Ik train samen met een studievriend, Stefan. Hij is een goede renner, maar net iets langzamer dan ik.”

Twee jaar geleden rende je, als het regende, het trappenhuis van je flat een aantal keren op. Doe je dat nog steeds?

“Toen woonde ik op de Roland Holstlaan, daar hadden ze zeventien verdiepingen. Ik rende naar boven en nam de lift naar beneden, waarna ik opnieuw de trappen oprende. Nu woon ik in een appartement op de begane grond. Als het regent, ga ik naar het sportcentrum.”

Houd je veel rekening met je voeding?

“Ik kook zelf thuis, maar geen speciale dingen. En als lunch eet ik een boterham met jam of honing. Pas in de laatste week heb ik een aangepast schema. Eerst eet ik drie dagen lang geen carbohydraten, zoals pasta’s en koolhydraten, totdat alle aanwezige energie in mijn lichaam verbruikt is. Daarna eet ik een paar dagen juist heel veel carbohydraten, het zogeheten carbo loading. Daar bouw je een nieuwe energievoorraad mee op. Ik geloof dat dat je prestatie verbetert. Voor zo’n marathon wil ik mijn gemiddelde gewicht van 55 kilogram terugbrengen naar 52. Ik drink graag een biertje, maar wel na afloop van een wedstrijd. Voor die tijd probeer ik dat te laten.”

Hoe ben je aan het lopen geraakt?

“Toen ik in Tokio studeerde, rond mijn twintigste, deed ik alleen aan tennis. Ik kreeg een studiebeurs voor een vervolgstudie in Karlsruhe. Die heb ik geaccepteerd, omdat mijn ouders mij dan niet hoefden te onderhouden. In Duitsland ben ik begonnen met hardlopen, om mijn gezondheid op peil te houden. Op de een of andere manier beviel mij het lange afstandslopen. Ik weet niet waarom. De omgeving van Tokio was niet geschikt om hard te lopen. Bij Karlsruhe heb je veel bossen. Daar ontdekte ik dat ik het leuk vond.”

Je wilt je gezondheid op peil houden, zeg je, maar is zes keer lopen per week nog wel ‘gezond’ te noemen?

“Dat kun je extreem noemen. Maar ik studeer, slaap, eet en loop hard. Het is een vorm van routine en als zodanig is het een goede manier om gezond te blijven. Als je voetbalt of basketballt in clubverband, zit je aan afgesproken tijden vast. Lopen kun je elke dag doen op elk gewenst tijdstip. Stefan en ik hebben hetzelfde levenspatroon, dat nogal afwijkt van de meeste mensen. Daarom kunnen we meestal samen trainen na het werk.”

Je hebt in Karlsruhe ook twee keer meegedaan aan een ultra-marathon van tachtig kilometer. Hoe was dat?

“Afschwelijk!”

Waarom deed je het dan?

“Ik wilde weten wat er met je lichaam gebeurt als je tachtig kilometer hebt afgelegd. Al je schok-absorberende functies zijn dan weg. Ik had overal pijn. Geen spierpijn, maar pijn aan mijn botten. Dat was problematisch. Ik loop die afstand dus nooit meer.”

Maar je liep die afstand wel twee keer uit.

“De tweede keer heb ik zelfs gewonnen. Daar moet ik wel bij zeggen dat er veel minder mensen aan meededen dan aan een gemiddelde marathon. De eerste keer werd ik derde.”

Wat gebeurt er met je, als je 42 kilometer loopt? Word je in zekere zin high, zoals sommige lange afstandlopers verkondigen?

“De eerste tien kilometer is altijd zwaar. Daarna krijg ik het idee dat ik veel sneller kan. Dat is het mentale effect. Na dertig kilometer is dat effect weer weg en komt het moeilijkste gedeelte. Ik denk dat dat voor elke loper geldt.”

Je doel is om in Rotterdam je persoonlijk record van 2.39 terug te brengen tot 2.38. Gaat dat lukken?

“Het zal moeilijk worden, maar ik heb het gevoel van wel. Het is in elk geval prettig dat de mensen op mijn afdeling mij steunen. Ik kan mijn werktijden aanpassen aan mijn loopactiviteiten. Waarschijnlijk staan ze de vijftiende langs de lijn en hopelijk hebben ze na afloop een biertje voor mij. Mijn professor, die in Rotterdam woont, kwam vorig jaar ook kijken. Hij was jammer genoeg wel te laat, want ik was sneller dan hij dacht. Op de andere afdeling waar ik werk hebben ze speciaal voor mij een geplande dinerparty uitgesteld tot na de vijftiende.”

Wat zijn je verdere ambities?

“Mijn doel is om elke keer mijn persoonlijke record te verbeteren. Da’t geeft mij voldoening. Als ik ouder ben, wil ik proberen mijn prestaties op peil houden.”

En ooit een keer deelnemen aan de marathon der marathons, die van New York?

“Misschien in de toekomst. Op dit moment heb ik er het geld niet voor. Als ik het had zou ik misschien gaan, maar ik vind de Rotterdamse marathon net zo aantrekkelijk als die in New York. Ik heb hem nu twee keer gelopen. Daar staan zoveel mensen langs het parcours.”

Zou je niet een keer in Tokio willen lopen?

“Als ik de kans krijg wel. Ik moet soms voor conferenties naar Japan. Als er een marathon zou zijn één dag na zo’n conferentie, dan wil ik wel meedoen. Dan hoef ik de reis niet te betalen, maar het zou toevallig zijn. Aan de andere kant: lopen in Duitsland of Nederland bevalt mij erg goed. Iedereen is hier zo gemotiveerd. Toeschouwers blijven je hier maar toejuichen, langs de hele route. Iedereen denkt dat afstandslopen een solosport is, maar dat is niet waar. Als het waait en we lopen in een groepje, nemen we om de beurt de koppositie over om de wind op te vangen. Die samenwerking vind ik erg mooi. Met de toeschouwers is er ook een wisselwerking. Zolang die blijven klappen en aanmoedigen moet je echt verder lopen. Als dat niet gebeurde, zouden de meesten na dertig kilometer stoppen.”

Studeren, eten, slapen, hardlopen. Is er nog tijd voor andere zaken in het leven?

“Ik geniet van het leven. Voor mij is het genoeg.”

Wat is belangrijker, werk of hardlopen?

“Als ik aan het rennen ben, krijg ik soms inspiratie voor mijn werk. Dat is de synergie tussen lichamelijke training en geestelijke activiteit. Ik hoop eind 2008 als promovendus klaar te zijn. Ik weet niet wat er dan gaat gebeuren, maar ik zal zeker blijven lopen.”

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
WIE IS HITOSHI KOMOTO?

Voordat hij naar Delft kwam voor zijn promotie-onderzoek over het onderwerp ‘computer added design for systems of products and services’ (faculteiten 3mE en IO) studeerde de Japanner Hitoshi Komoto (1979, Yamaguchi) een tijdje mechanical engineering in Karlsruhe. De daar opgedane passie voor lange-afstandslopen bracht hij mee naar Delft. Inmiddels heeft hij zo’n achttal marathons achter de rug en liep hij twee ultra-marathons van tachtig kilometer. Zijn beste prestatie op de reguliere marathon leverde Komoto in oktober 2006 in Amsterdam, waar hij de 42 kilometer en 192 meter aflegde in 2.39.03. Temidden van een kleine zesduizend deelnemers was hij goed voor een 71ste plaats in het overall-klassement. Hij finishte als beste Delftenaar en beste Aziaat en viel net buiten de lijst van beste tien Nederlanders. Zijn eindtijd zou hem, mocht hij de Nederlandse nationaliteit hebben genoten, een 51ste plaats opleveren op de door Kamiel Maase aangevoerde ranglijst van beste Nederlandse marathonlopers aller tijden. Zelf noemt hij zich geen topatleet. “Iedereen die voldoende traint kan een marathon binnen de drie uur lopen.” In de op 15 april te houden marathon van Rotterdam hoopt hij zijn persoonlijke record te verbeteren tot 2.38.

Ben je in vorm?

“Ik heb een betere voorbereiding dan de vorige keer. Omdat ik het druk heb, moet ik meer doen in minder tijd. Daardoor is de concentratie groter.”

Hoe bereid je je voor?

“Twee keer per week doe ik fitnessoefeningen op het sportcentrum. En verder loop ik gewoon veel hard. Nu de marathon er aankomt, zes keer per week. Dan leg ik in een rustig tempo vijftien tot achttien kilometer af. Of ik doe een intervaltraining. Steeds één kilometer in drie minuten lopen, telkens afgewisseld met drie minuten rustige looppas. Dat doe ik gewoon hier op de campus, rond de Mekelweg. Af en toe ren ik naar het station en terug. Ik train samen met een studievriend, Stefan. Hij is een goede renner, maar net iets langzamer dan ik.”

Twee jaar geleden rende je, als het regende, het trappenhuis van je flat een aantal keren op. Doe je dat nog steeds?

“Toen woonde ik op de Roland Holstlaan, daar hadden ze zeventien verdiepingen. Ik rende naar boven en nam de lift naar beneden, waarna ik opnieuw de trappen oprende. Nu woon ik in een appartement op de begane grond. Als het regent, ga ik naar het sportcentrum.”

Houd je veel rekening met je voeding?

“Ik kook zelf thuis, maar geen speciale dingen. En als lunch eet ik een boterham met jam of honing. Pas in de laatste week heb ik een aangepast schema. Eerst eet ik drie dagen lang geen carbohydraten, zoals pasta’s en koolhydraten, totdat alle aanwezige energie in mijn lichaam verbruikt is. Daarna eet ik een paar dagen juist heel veel carbohydraten, het zogeheten carbo loading. Daar bouw je een nieuwe energievoorraad mee op. Ik geloof dat dat je prestatie verbetert. Voor zo’n marathon wil ik mijn gemiddelde gewicht van 55 kilogram terugbrengen naar 52. Ik drink graag een biertje, maar wel na afloop van een wedstrijd. Voor die tijd probeer ik dat te laten.”

Hoe ben je aan het lopen geraakt?

“Toen ik in Tokio studeerde, rond mijn twintigste, deed ik alleen aan tennis. Ik kreeg een studiebeurs voor een vervolgstudie in Karlsruhe. Die heb ik geaccepteerd, omdat mijn ouders mij dan niet hoefden te onderhouden. In Duitsland ben ik begonnen met hardlopen, om mijn gezondheid op peil te houden. Op de een of andere manier beviel mij het lange afstandslopen. Ik weet niet waarom. De omgeving van Tokio was niet geschikt om hard te lopen. Bij Karlsruhe heb je veel bossen. Daar ontdekte ik dat ik het leuk vond.”

Je wilt je gezondheid op peil houden, zeg je, maar is zes keer lopen per week nog wel ‘gezond’ te noemen?

“Dat kun je extreem noemen. Maar ik studeer, slaap, eet en loop hard. Het is een vorm van routine en als zodanig is het een goede manier om gezond te blijven. Als je voetbalt of basketballt in clubverband, zit je aan afgesproken tijden vast. Lopen kun je elke dag doen op elk gewenst tijdstip. Stefan en ik hebben hetzelfde levenspatroon, dat nogal afwijkt van de meeste mensen. Daarom kunnen we meestal samen trainen na het werk.”

Je hebt in Karlsruhe ook twee keer meegedaan aan een ultra-marathon van tachtig kilometer. Hoe was dat?

“Afschwelijk!”

Waarom deed je het dan?

“Ik wilde weten wat er met je lichaam gebeurt als je tachtig kilometer hebt afgelegd. Al je schok-absorberende functies zijn dan weg. Ik had overal pijn. Geen spierpijn, maar pijn aan mijn botten. Dat was problematisch. Ik loop die afstand dus nooit meer.”

Maar je liep die afstand wel twee keer uit.

“De tweede keer heb ik zelfs gewonnen. Daar moet ik wel bij zeggen dat er veel minder mensen aan meededen dan aan een gemiddelde marathon. De eerste keer werd ik derde.”

Wat gebeurt er met je, als je 42 kilometer loopt? Word je in zekere zin high, zoals sommige lange afstandlopers verkondigen?

“De eerste tien kilometer is altijd zwaar. Daarna krijg ik het idee dat ik veel sneller kan. Dat is het mentale effect. Na dertig kilometer is dat effect weer weg en komt het moeilijkste gedeelte. Ik denk dat dat voor elke loper geldt.”

Je doel is om in Rotterdam je persoonlijk record van 2.39 terug te brengen tot 2.38. Gaat dat lukken?

“Het zal moeilijk worden, maar ik heb het gevoel van wel. Het is in elk geval prettig dat de mensen op mijn afdeling mij steunen. Ik kan mijn werktijden aanpassen aan mijn loopactiviteiten. Waarschijnlijk staan ze de vijftiende langs de lijn en hopelijk hebben ze na afloop een biertje voor mij. Mijn professor, die in Rotterdam woont, kwam vorig jaar ook kijken. Hij was jammer genoeg wel te laat, want ik was sneller dan hij dacht. Op de andere afdeling waar ik werk hebben ze speciaal voor mij een geplande dinerparty uitgesteld tot na de vijftiende.”

Wat zijn je verdere ambities?

“Mijn doel is om elke keer mijn persoonlijke record te verbeteren. Da’t geeft mij voldoening. Als ik ouder ben, wil ik proberen mijn prestaties op peil houden.”

En ooit een keer deelnemen aan de marathon der marathons, die van New York?

“Misschien in de toekomst. Op dit moment heb ik er het geld niet voor. Als ik het had zou ik misschien gaan, maar ik vind de Rotterdamse marathon net zo aantrekkelijk als die in New York. Ik heb hem nu twee keer gelopen. Daar staan zoveel mensen langs het parcours.”

Zou je niet een keer in Tokio willen lopen?

“Als ik de kans krijg wel. Ik moet soms voor conferenties naar Japan. Als er een marathon zou zijn één dag na zo’n conferentie, dan wil ik wel meedoen. Dan hoef ik de reis niet te betalen, maar het zou toevallig zijn. Aan de andere kant: lopen in Duitsland of Nederland bevalt mij erg goed. Iedereen is hier zo gemotiveerd. Toeschouwers blijven je hier maar toejuichen, langs de hele route. Iedereen denkt dat afstandslopen een solosport is, maar dat is niet waar. Als het waait en we lopen in een groepje, nemen we om de beurt de koppositie over om de wind op te vangen. Die samenwerking vind ik erg mooi. Met de toeschouwers is er ook een wisselwerking. Zolang die blijven klappen en aanmoedigen moet je echt verder lopen. Als dat niet gebeurde, zouden de meesten na dertig kilometer stoppen.”

Studeren, eten, slapen, hardlopen. Is er nog tijd voor andere zaken in het leven?

“Ik geniet van het leven. Voor mij is het genoeg.”

Wat is belangrijker, werk of hardlopen?

“Als ik aan het rennen ben, krijg ik soms inspiratie voor mijn werk. Dat is de synergie tussen lichamelijke training en geestelijke activiteit. Ik hoop eind 2008 als promovendus klaar te zijn. Ik weet niet wat er dan gaat gebeuren, maar ik zal zeker blijven lopen.”

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
WIE IS HITOSHI KOMOTO?

Voordat hij naar Delft kwam voor zijn promotie-onderzoek over het onderwerp ‘computer added design for systems of products and services’ (faculteiten 3mE en IO) studeerde de Japanner Hitoshi Komoto (1979, Yamaguchi) een tijdje mechanical engineering in Karlsruhe. De daar opgedane passie voor lange-afstandslopen bracht hij mee naar Delft. Inmiddels heeft hij zo’n achttal marathons achter de rug en liep hij twee ultra-marathons van tachtig kilometer. Zijn beste prestatie op de reguliere marathon leverde Komoto in oktober 2006 in Amsterdam, waar hij de 42 kilometer en 192 meter aflegde in 2.39.03. Temidden van een kleine zesduizend deelnemers was hij goed voor een 71ste plaats in het overall-klassement. Hij finishte als beste Delftenaar en beste Aziaat en viel net buiten de lijst van beste tien Nederlanders. Zijn eindtijd zou hem, mocht hij de Nederlandse nationaliteit hebben genoten, een 51ste plaats opleveren op de door Kamiel Maase aangevoerde ranglijst van beste Nederlandse marathonlopers aller tijden. Zelf noemt hij zich geen topatleet. “Iedereen die voldoende traint kan een marathon binnen de drie uur lopen.” In de op 15 april te houden marathon van Rotterdam hoopt hij zijn persoonlijke record te verbeteren tot 2.38.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.