Opinie

Beyond the Game

Meer dan tien miljoen gamers knokken zich dagelijks door de sprookjesachtige cyberwereld Warcraft III. Jos de Putter duikt met zijn spannende documentaire deze virtuele wereld in.

Gespierde mannen met blonde manen en wapperende mantels vechten tegen wanstaltige orcs op pijlsnelle, bloeddorstige luipaarden. Knotsen vliegen in het rond, bloed kleurt het wit besneeuwde berglandschap rood. De online-computergame Warcraft III herbergt een virtuele, sprookjesachtige wereld, waar veel fans zich iedere dag in storten. Documentairemaker Jos de Putter neemt de kijker in Beyond the Game mee in deze cyberwereld vol orcs, ondoden en dappere mensen. Niet om het geheim van Warcraft III te ontrafelen, maar vooral om te laten zien welke professionele gamers er dag en nacht door dit van geweld doordrenkte landschap struinen.
Hij volgde twee professionele gamers, Manuel Schenkhuizen, beter bekend als Grubby, en Li ‘Sky’ Xiaofeng tijdens hun voorbereidingen op het wereldkampioenschap. Dat levert spannende beelden op die een interessant kijkje in keuken van de professionele gamers bieden.
In de virtuele wereld is Sky een blonde gespierde man die alle tegenstanders met gemak van zich afmept. In werkelijkheid is Sky een wat verlegen Chinese jongen die zich nauwelijks raad weet met alle aandacht die hij tijdens toernooien van zijn fans krijgt. Daarin laat de film goed het contrast zien tussen de cyberwereld en de werkelijkheid. Want hoe stoer en virtuoos Sky zich ook door Warcraft III knokt, in de echte wereld vertellen zijn ouders zenuwachtig lachend dat ze hem vroeger met een stok sloegen als hij een computerspelletje wilde doen. Dokter moest hij worden, zegt zijn vader, geen spelletjesspeler, dat opstandige kind. 
Als vader en moeder zich toeterend een weg banen door de Chinese dorpsjungle vol slingerende fietsers en lummelende mensen, oordelen buurtgenoten over hun zoon. “Noemt u dat een beroep?”, zegt een oude man. “Gamen, mijn reet! Mooie zoon heeft hij.” De vader van Sky staat er bedremmeld naar te luisteren. Voor Sky zelf telt alleen de virtuele wereld. Zijn noodles eet hij voor het beeldscherm en zijn relatie staat op een heel laag pitje. Zijn vriendinnetje heeft hartklachten, vertelt ze terwijl er naast haar in het park een bruiloft wordt gevierd. Maar als ze naar het ziekenhuis moet, gaat Sky niet mee omdat hij moet gamen en zijn ranking moet beschermen. Het lijkt wel topsport, met bijbehorende eenzaamheid waar sporters ver van huis en haard nog wel eens door worden gekweld.
Maar dan wel eenzaamheid in het kwadraat, want het echte leven van Sky en Grubby glijdt vaak gedachteloos van hen af. Als de Nederlander Grubby samen met zijn vriendin een appartement in China zoekt, heeft hij nauwelijks aandacht voor de luxe, het zwembad en het uitzicht. Het enige wat hem interesseert is of er een snelle internetverbinding aanwezig is. Want als dat er niet is, heeft hij er niets aan, zegt hij terwijl zijn vriendin over het zwembad mijmert. Tijdens het kampioenschap zitten de twee spelers volkomen emotieloos en met open mond in hun glazen cocon, ver van het al even geobsedeerde publiek. Hun handen vliegen over de toetsen en tikken de commando’s in die hun held aan de overwinning moet helpen. Wie er voor staat, is alleen aan de commentaarstem af te leiden. Grubby en Sky hebben pokergezichten, ze zijn in hun eigen gecreëerde wereld, ver van vriendinnen met hartproblemen en een voorliefde voor zwembaden. Pas als er wordt gewonnen, komt er een klein venijnig overwinningsvuistje. Maar bij verlies breekt het gezicht open, en druppen de tranen over de wangen. Jos de Putter neemt je als kijker echt mee ‘beyond the game’. De film heeft wel een groot manco: als kijker krijg je geen antwoord op de vraag waarom Grubby, Sky en hun adepten iedere dag weer de virtuele Warcraftwereld induiken en daarmee hun eigen leven op een eenzaam wakkerend pitje zetten. Dat is een gemiste kans, want het had deze toch al fascinerende film meer diepgang verleend.  

Op 28 april draait Beyond the Game in Mustsee.

De presentatie van de kabinetsplannen op Prinsjesdag is vrij geruisloos voorbijgegaan. Natuurlijk maakte de oppositie bezwaar, daar is het immers de oppositie voor. Maar ze slaagde er niet in de vrede in het kabinet te verstoren. In Delta van vorige week werd evenmin veel aandacht besteed aan wat de Miljoenennota op het gebied van onderwijs en wetenschap te melden had. Een bericht over de korting van vijftien miljoen op de algemene middelen van universiteiten, een stukje van Robert Fokkink over de korting op de bètabonus, en dat was het wel zo’n beetje. Toch verdienen de kabinetsplannen voor 2009 het om even op een rijtje gezet te worden.
Minister Plasterk wil meer ruimte voor de excellente onderzoeker maken. Er komt onder de noemer ‘vernieuwingsimpuls’ jaarlijks 150 miljoen euro vanuit NWO beschikbaar, zodat de beste wetenschappers in zo groot mogelijke vrijheid onderzoek kunnen doen. Verder wordt er in 2009 16 miljoen euro geïnvesteerd in onderzoeksfaciliteiten. Ook wil de minister de zesjesmentaliteit in het onderwijs bestrijden, en krijgen promovendi meer ruimte om hun eigen onderzoeksloopbaan te kiezen in graduate schools.
Economische Zaken stelt 500 miljoen euro beschikbaar uit het Fonds Economische Structuurversterking voor kennis, innovatie en onderwijs. Komend jaar wordt in totaal 29 miljoen euro ingezet voor de uitvoering van maatschappelijke innovatieprogramma’s op het gebied van veiligheid, zorg, water, energie en onderwijs. Het kabinet investeert daarnaast fors in een duurzame energiehuishouding. Deze kabinetsperiode wordt 438 miljoen euro geïnvesteerd in onder andere duurzame mobiliteit, groene grondstoffen, nieuw gas en duurzame elektriciteit. Het kabinet wil ook het aanbod van duurzame producten vergroten, en introduceert daarbij elementen van het cradle-to-cradle-concept.
Opmerkelijk is ook de nieuwe positie van OCW in het kabinetsbeleid. De uitgaven en beleidsvoornemens voor kennis en onderwijs worden niet langer gepresenteerd onder de beleidspijler II rond ‘een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie’, maar onder beleidspijler IV ‘sociale samenhang’. Een boekhoudkundige truc misschien, maar het zet universitair onderzoek wel in een ander daglicht: wetenschap in dienst van de samenleving.
Samenvattend betekenen de kabinetsplannen: meer aandacht voor excellentie in onderzoek en onderwijs en stimulansen voor duurzame productie, ondersteund door wetenschappelijk onderzoek in dienst van de samenleving. Een nieuwe insteek waar de TU Delft gezien haar missie om ‘bij te dragen aan verantwoorde oplossingen voor urgente maatschappelijke vraagstukken’ zich in zou moeten kunnen vinden.
Natuurlijk is het afwachten wat er van al die plannen terechtkomt, en is het nog maar de vraag of het geld op de juiste plekken zal landen. De universiteiten zijn niet onverdeeld blij met de versterkte positie van NWO die ten koste gaat van de eigen portemonnee. En als de kredietcrisis zich verder uitbreidt, zou ook de Nederlandse economie wel eens in zwaarder weer terecht kunnen komen. Dan zal Bos toch in de begroting moeten snijden. Maar vooralsnog heeft het kabinet op gebied van wetenschap en innovatie een degelijke visie ontwikkeld, en dat mag ook best eens gezegd worden. Het geeft deze burger in elk geval weer moed.

Drs. Daan Schuurbiers is onderzoeker bij de werkgroep biotechnologie en maatschappij.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.