Prof.ir. Klaas Robers (64), uitvinder van de CD-rom, neemt vrijdag 24 april na achttien jaar afscheid als deeltijdhoogleraar industrieel ontwerpen. De oud-ingenieur van Philips bejubelt de invloed van vrouwelijke studenten en ontwerpers en hekelt schools onderwijs.
“Lange tijd studeerden maar weinig vrouwen aan de TU Delft. Tijdens mijn studie elektrotechniek hadden we het over het elektromeisje. Bij Philips zaten er ook maar een paar vrouwen in de elektronica. Dat merkte je aan de onderlinge verhoudingen. De mannen gedroegen zich macho en er was alleen maar mannenpraat. Aan de muur hingen kalenders met pikante afbeeldingen. Nadat de eerste vrouwen op de afdeling kwamen, verdwenen die en werden de verhoudingen gelukkig normaal.
Mannen richten zich voornamelijk op dingen, vrouwen op mensen. Veel technische studies zijn ingericht op dingen en daardoor uitsluitend voor jongens interessant. Bij Industrieel Ontwerpen hechten we juist veel belang aan mensen, daar maken wij de producten voor. Techniek is slechts een hulpmiddel om dingen voor mensen mogelijk te maken. Ontwerpers kijken eerst naar de gebruikers. En dan doen meisjes ineens mee.
Inmiddels is de helft van de studenten industrieel ontwerpen in Delft vrouw. Boze tongen beweren dat zij voor deze studie kiezen omdat ze technisch niet goed genoeg onderlegd zijn. Dat is een misverstand! Van de cum laude afgestudeerden bij Industrieel Ontwerpen is vijfenzeventig procent vrouw.
Vrouwelijke ontwerpers zijn ongelooflijk belangrijk. Mannen kunnen vaak maar één ding tegelijk doen, vrouwen doen achteloos veel dingen tegelijk. Wanneer mannen in het bedrijfsleven beslissingen nemen, doen ze dat vaak op één aspect, terwijl vrouwen breder kijken. Dat heeft als resultaat dat mannen sneller een beslissing nemen. Maar vrouwen nemen vaak betere beslissingen omdat ze meer facetten afwegen.
Ik ben tegen schools onderwijs. Als je jonge studenten voortdurend bij de hand neemt, leren ze nooit zelfstandig problemen benaderen. Dan denken ze dat er een standaard manier is, die de docent adviseert en die ze alleen maar hoeven op te volgen om het probleem op te lossen. In het echte leven gaat het niet zo. Ingenieurs moeten zelf initiatief nemen, bedenken wat ze gaan doen, hoe en het vervolgens nog echt doen ook.
Bij tentamens liet ik studenten problemen oplossen. Als ze vroegen of ik voorbeelden voor hen had, gaf ik die natuurlijk niet. Zo af en toe bedenkt een student een oplossing waar ik nooit aan had gedacht, fantastisch toch? De originaliteit van Nederlandse ingenieurs die je daarmee stimuleert, maakt ze zo gewild in het buitenland. Bij Microsoft zitten niet voor niets veel Delftse industrieel ontwerpers. In de Verenigde Staten en Singapore vertellen docenten hun studenten precies hoe ze een probleem oplossen, volgens voorgesproken methodes. Godzijdank doen we dat niet in Delft! Dat moeten we vooral zo houden. Nederland is een ontwerpland en buitenlandse bedrijven weten dat ze voor een goede aanpak van een probleem bij onze ingenieurs moeten zijn.
Voor de opleiding van ingenieurs is afstuderen bij een bedrijf zeer waardevol. Dat zou eigenlijk verplicht moeten zijn voor alle technische opleidingen. Daar leren studenten in de praktijk problemen oplossen. Ik heb tweehonderd studenten begeleid die in het bedrijfsleven afstudeerden. Een van de hoogtepunten was het afstuderen van Robert Goris. Hij ontwierp een nekspoel voor MRI. Patiënten met een nekhernia werden met een soort vogelkooi om het hoofd in een nauwe tunnel geschoven. Je zult maar last hebben van claustrofobie. In Goris’ ontwerp ziet een patiënt niet langer wat er gebeurt. Hij keek eerst naar de patiënt, daarna naar de techniek. Goris ontwierp een spoel die bestond uit twee delen. De eerste reactie op de werkvloer was vol ongeloof. Zo deden ze dat nooit. ‘Maar het kan wel’, zei Goris. IO’ers stoppen niet als iets niet schijnt te kunnen, maar vragen zich af waarom het niet kan en zoeken een innovatieve oplossing. Die aanpak is de kwaliteit van de opleiding industrieel ontwerpen, omdat het leidt tot nieuwe, creatieve ideeën.”
Delta 2003, nummer 25
Als Lei voor de derde keer op de spatiebalk drukt, is de proefpersoon opeens vanuit iedere gewenste hoek en afstand te bekijken, afhankelijk van de hoofdbewegingen van de kijker. Lei legt de goocheltruc uit: “Een derde camera volgt de ogen van de deelnemers. Zo weet het systeem in welke richting iedereen kijkt.” Door bovendien delen van het uiterlijk van de kamer van de gebruiker te kopiëren in een virtuele ruimte, lijkt het net alsof de gesprekspartners in het eigen kantoor zitten.
Comments are closed.