Campus

Afvalberg als goudmijn

Metalen worden een schaars goed, zo voorspelt dr.ir. André Diederen (TNO, defensie en veiligheid). Dat zal allerlei spullen duurder maken en we zullen onze afvalbergen gaan doorvlooien op bruikbare resten.

WIE IS ANDRÉ DIEDEREN?
André Diederen (1964) is in 1987 afgestudeerd als werktuigbouwkundig ingenieur aan de TU Eindhoven. Na zijn militaire dienst is hij bij DAF-trucks in Eindhoven gaan werken als hoofdconstructeur. Vier jaar later (1993) kwam hij als promovendus naar de TU Delft en ontwikkelde in het laboratorium apparatenbouw voor de procesindustrie (API) een nieuw type scheidingsapparaat voor de waterzuivering. Na zijn promotie in 1997 ging Diederen werken bij TNO defensieonderzoek in Rijswijk, waar explosieven, munitie en pantsers beproefd worden. Zijn interesse voor de naderende energieschaarste en zijn werk met exotische metalen zette hem op het spoor van de metaalschaarste, een onderwerp waarop hij in Nederland een toonaangevend expert is geworden.

U luidt de noodklok over de komende schaarste aan metalen. Baart u dat persoonlijk zorgen?
“Ja, omdat ik denk dat het een directe bedreiging voor onze welvaart vormt. Nederland moet vrijwel alle metalen importeren, vervolgens doen we er iets mee en hopen we ze met winst te exporteren. Maar als we veel moeilijker aan die metalen komen, of ze voor een deel helemaal niet meer verkrijgbaar zijn, dan hebben we een groot probleem.”

Nu lees ik in uw CV dat u in dienst bent geweest, u heeft met vrachtwagens en explosieven gewerkt en pantsers, kortom een heel praktische loopbaan. Hoe raakt zo iemand opeens bezorgd over materiaalschaarste?
“Ik hield me privé al bezig met energieschaarste omdat het onderwerp me fascineerde. Daarnaast heb ik in mijn werk bij TNO te maken met exotische toepassingen van diverse metalen. Het viel me op dat bedrijven die zich bezighouden met de ontwikkeling van materialen voor bijvoorbeeld pantsers, zich ten dele nog steeds richten op wat technisch mogelijk is. Ze lijken helemaal niet na te denken over de beperkte voorraden van de metalen die ze toepassen.”

Dus u wordt dat op gegeven moment gewaar, u praat erover met collega’s. Hoe reageren die?
“In het begin liep ik tegen ongeloof aan. Maar toen ik de feiten voorlegde en mijn analyse vertelde dat metaalschaarste wel degelijk een probleem wordt, kreeg ik mensen wel mee.”

Als mensen zeggen: er is nog metaal genoeg. Wat is dan uw tegenargument?
“Het tegenargument is dat het overgrote deel van het materiaal gewoon niet bereikbaar is vanwege de energie die het kost om het te winnen. Goud is een mooi voorbeeld. Daarvan zit een paar microgram in iedere kubieke meter zeewater opgelost. Japanners hebben in de jaren zeventig geprobeerd dat er met allerlei geavanceerde technieken uit te winnen. Daar zijn ze snel mee opgehouden, want het kost gewoon meer aan energie dan het goud waard is.”

Geldt dat ook voor metaalertsen in steen of zand?
“Ja. Het verwarrende is dat er nog enorme hoeveelheden metalen in de aardkorst zitten. Alleen heb je er niets aan. Alleen de ertsen die rijk genoeg zijn en makkelijk genoeg bereikbaar, liefst dichtbij bevolkingscentra en fabrieken die het moeten verwerken en niet te diep onder de grond, zijn energetisch zinvol winbaar. Naarmate je meer tonnen rots en puin moet verwerken om dezelfde hoeveelheid metaal te produceren, des te meer energie dat kost per kilo metaal. Daar hebben we meteen de link met de energieschaarste, want zelfs als de energieprijzen constant zouden blijven, wordt het steeds moeilijker om de productie op peil te houden, laat staan te laten groeien. De energieschaarste vergroot het probleem.”

Wordt het nog duurder om die metalen te winnen?
“Ja, en voor een aantal metalen zal zelfs gelden dat de huidige bewezen reserves vroeg of laat naar beneden bijgesteld moeten worden. Dat betekent dat materiaalschaarste niet pas een probleem is voor de volgende generaties, maar dat we er al behoorlijk snel last van zouden kunnen krijgen.”

Kunt u schetsen hoe snel de kwaliteit van de ertsen achteruit gaat?
“Het gemiddelde kopergehalte van ertsen bedroeg in de tweede helft van de negentiende eeuw nog vaak zo’n 25 procent. Men is nu al blij met een kopergehalte van 0,6 procent. Je zult dus steeds meer tonnen rots en puin moeten verwerken om een ton koper te concentreren. Je moet het bovendien van steeds verder en steeds dieper halen. De energiebehoefte om een bepaalde hoeveelheid koper te concentreren neemt zo steeds toe.”

Eind vorig jaar sprak u op het congres ‘Materiaalschaarste: bedreiging of kans voor Nederland’ georganiseerd door TNO met de Haagse denktank HCSS en M2i (het TU-instituut materials to innovate, red.). Daar spraken onder anderen ook HCSS-directeur Rob de Wijk, oud-rector Jacob Fokkema en Gert-Jan Kramer van Shell. Is iedereen het met u eens?
“Niet iedereen. Ook toen bleek dat een deel van het publiek het niet kon geloven. Dat heb ik ook van collega’s gehoord en ik las het in de vragenlijst. Het bleek dat er veel mensen meedenken met deze problematiek, maar dat er nog steeds mensen zijn die het niet als een probleem zien.”

Die productiepiek is al voorspeld voor olie, en voor energie in het algemeen. U voegt daar nu de metalen aan toe. En het speelt allemaal omstreeks 2025. Hoe kunnen onderzoekers en ingenieurs daarop inspelen?
“We kunnen materialen slimmer gebruiken, je kunt schaarse metalen vervangen door minder schaarse, je kunt je producten beter ontwerpen, je kunt ze een langere levensduur meegeven, je kunt intensiever recyclen. Soms liggen de oplossingen ook in een combinatie van techniek en gedragsbeïnvloeding.”

Gedragsbeïnvloeding zoals langer met je spullen doen, neem ik aan. Maar de elektronica is extreem trendgevoelig met gebruikstijden van hooguit een paar jaar.
“Misschien zou je statiegeld voor mobiele telefoons moeten invoeren. Ik heb begrepen dat twee van de drie mobieltjes thuis blijven liggen of in de prullenbak verdwijnen. Die gaan verloren voor de recycling terwijl er allerlei zeldzame metalen in zitten. In totaal gaat het om een forse materiaalstroom van elementen waarvan we niet veel produceren per jaar. In toenemende mate moet je het daar van de recycling hebben.”

Is het denkbaar dat je een bepaalde metaalvoorraad eindeloos hergebruikt zonder dat je op mijnbouw bent aangewezen?
“Ja, een mooi voorbeeld is platina. De helft daarvan komt al uit recycling, omdat de primaire productie allang niet meer aan de vraag kan voldoen. Een succesvol voorbeeld is een recyclingfabriek in Antwerpen. Daar worden printplaten gerecycled en katalysatoren van auto’s. Van het platina en palladium wordt meer dan 97 procent terug gewonnen. Een land als Nederland dat vrijwel geen eigen metaalwinning kent zou nog meer moeten recyclen dan het nu doet. Sterker nog, het kan zinvol zijn om afvalstromen waarvan we nu nog niet weten hoe die te recyclen, toch alvast maar op te slaan.”

Wat bijvoorbeeld?
“In het verleden is dat gebeurd met batterijen. Op een gegeven moment is de technologie er, en het is economisch zinvol om het te herverwerken. De fabriek is dan meteen zeker gesteld van materiaal om te verwerken.”

Wat zouden we nog meer moeten opslaan? Mobieltjes?
“Ja.“

Mijn oude boormachine?
“Ja, ook. Eigenlijk zou je al het afval moeten screenen op metalen. Er is al een eerste internationale conferentie geweest over ‘landfill mining’ (winning uit stortplaatsen, red.) Dat zegt toch wel iets. Er is een bedrijf geweest dat in Duitsland de rechten wil kopen om een oude vuilstortplaats te ontginnen. Dat bedrijf is geïnteresseerd in plaatsen waar in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw elektronisch afval is gedumpt. Daar zitten grote onderdelen op die relatief veel zeldzame metalen bevatten. Men heeft al proefboringen verricht en de concentratie van die metalen is hoger dan in een moderne mijnbouwoperatie.”

Het probleem lost zich misschien vanzelf op, alleen tegen een hogere prijs. Mensen worden dan vanzelf zuiniger op hun spullen.
“Dat zijn ideeën die er op neerkomen dat arbeid veel goedkoper zou moeten zijn en het gebruik van energie en grondstoffen veel duurder. Dan wordt het ook weer aantrekkelijk om dingen te repareren in plaats van weg te gooien. Cynisch gezegd worden consumentenproducten zo slecht gemaakt dat ze nog net niet in de winkel blijven liggen, het is de bedoeling dat je ze zo snel mogelijk weggooit en een nieuwe koopt. Buiten het feit dat je het einde van de technische levensduur hebt als iets het niet meer doet, heb je ook nog de ‘gevoelde’ levensduur, dat je ermee voor gek loopt.”

Je hoort dat Chinezen mijnen opkopen in Afrika, hoe kijkt u daar tegenaan?
“China kijkt naar de lange termijn, zo’n 25 jaar vooruit, waar wij soms niet verder dan een kwartaal vooruit kijken. De Chinezen snappen beter dan wij de intrinsieke waarde van fossiele brandstoffen en van grondstoffen zoals metalen. Wat ze nu doen is het slaan van twee vliegen in een klap. Ze leggen het risico van de waarde van de dollar terug in het westen of elders, zoals in Afrika. Ze hebben enkele duizenden miljarden dollars aan valutareserves die ze proberen om te zetten in spullen die hun waarde behouden voordat de dollar in waarde daalt.”

Hoe bereken je het aantal nieuwe woningen als het gaat om milieueffecten? En: hangen andere bouwplannen in de buurt daar niet erg mee samen? Met die vragen van de Raad van State kreeg de gemeente er flink van langs tijdens een openbare zitting op donderdag 12 maart.
Delft wil veel studentenwoningen realiseren in het gebied TU Noord. Bestemmingsplan TU Noord moet dat mogelijk maken in gebouwen die de universiteit nu niet meer gebruikt en op plekken waar nog geen woningen staan.
Belangenvereniging TU Noord en de Stichting Commissie Natuur en Milieu vrezen hierdoor geluidsoverlast en verslechtering van de luchtkwaliteit. Te meer door woningbouw in aangrenzende gebieden als TU-Midden, de Schieoevers en TNO-Zuidpolder.
In totaal gaat het volgens de belangenvereniging om 6700 woningen, terwijl voor meer dan vierduizend woningen geldt dat de gemeente een uitgebreid onderzoek moet laten doen naar milieueffecten (een milieueffectrapportage, mer). Ligt het aantal tussen de twee- en vierduizend dan is een mer-beoordeling genoeg.
En dus wilde de Raad van State weten of de aangrenzende woningbouw te voorzien was toen het bestemmingsplan half april 2007 werd vastgesteld. “Sommige ontwikkelingen bestonden in gedachten van ambtenaren en waren nog niet bij bestuurders aangeland”, zei de advocaat van de gemeente, mr. G. van der Feltz.
In een eerste plan van toelichting rept de gemeente over 650 woningen en 900 studenteneenheden, maar in een latere exacte benadering gaat zij uit van 1424 woningen en 1120 studenteneenheden. De Raad van State kon nergens een herberekening vinden over gevolgen voor luchtkwaliteit.
De gemeente meent echter dat studentenwoningen maar half zo vervuilend zijn als eengezinswoningen waar gemiddeld meer dan twee mensen wonen. Dat deed staatsraad mr. M. Simons-Vinckx ergens aan denken. “Help Tom Poes, verzin een list. En dan komt er een correctiefactor 0,5 om beneden de mer-beoordelingsplicht te blijven. Waarom niet 0,6 of 0,8? Waar heeft die weging plaatsgevonden?”
De gemeente had geen pasklaar antwoord. Wat betreft verkeersvervuiling had zij rekening gehouden met 0,27 parkeerplaatsen per studenteneenheid. In de praktijk zou het zelfs maar om één auto per tien eenheden gaan. “Het gaat niet alleen om verkeer, dus zijn we wat hoger gaan zitten”, zei Van der Feltz. “Een heel natte vinger”, reageerde Simons-Vinckx.
De Vrienden van de Delftse Botanische Tuin zeiden te verwachten dat het grondwaterpeil daalt door de bouw van een parkeerkelder onder een nieuw te bouwen vleugel bij Technische Botanie. De TU meent dat dit risico er volgens onderzoeksbureau Arcadis niet is. Eventueel waren maatregelen mogelijk.
Als de Raad van State het bestemmingsplan vernietigt, leidt dat tot enorme bouwvertraging. En dus tot grote schade, zowel financieel als in de positionering van de TU, zo zette de universiteit op de zitting uiteen. 

De Raad van State doet binnen drie maanden uitspraak.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.