Over tien jaar moeten twee van de vijf EU-burgers hoogopgeleid zijn. Dat hebben de landen van de Europese Unie afgesproken. Nederland zou dat doel best kunnen halen, gezien de stijgende lijn die de statistieken laten zien.
Momenteel is 27 procent van de beroepsbevolking hoogopgeleid, terwijl dat acht jaar geleden nog maar 21 procent was. Van de Nederlanders tussen de 25 en 35 jaar heeft 38 procent een diploma van hogeschool of universiteit op zak.
Het plan moet nog door de regeringsleiders van de EU-landen worden goedgekeurd. Zij komen in juni weer bijeen. Al eerder hadden de Europese landen bedacht dat in 2010 de helft van alle jongeren aan het hoger onderwijs zou moeten deelnemen. Dat hoorde bij de zogeheten Lissabon-doelstellingen, die de Europese landen zichzelf hadden opgelegd om samen de sterkste kenniseconomie ter wereld te worden. In Nederland gaat inderdaad bijna de helft van alle jongeren naar het hbo of de universiteit.
Het instituut nam 188 biomedische onderzoeksgroepen onder de loep. De leiders van de 22 groepen die wetenschappelijk beter presteerden dan de rest, bleken zich op verschillende punten te onderscheiden.
Topleiders blijven relatief nauw betrokken bij het onderzoek en besteden minder tijd aan onderwijs. Ze zijn vaker in het laboratorium te vinden, doen relatief veel eigen onderzoek en schrijven meer onderzoeksvoorstellen en artikelen.
Bovendien verdelen ze hun tijd beter over hun leidinggevende taken, weten ze op meer verschillende manier hun onderzoek te financieren, en maken ze bredere afwegingen bij het uitstippelen van hun onderzoeksprogramma.
Opvallend genoeg heeft de manier waarop een groep gefinancierd wordt geen effect op wetenschappelijke prestaties, uitgedrukt in het aantal publicaties en citaties. Competitieve financiering leidt dus niet als vanzelf tot beter onderzoek.
Er is evenmin een verband tussen de wetenschappelijke en maatschappelijke prestaties van een onderzoeksgroep. Wie met zijn onderzoek een maatschappelijke bijdrage wil leveren, moet zich daar apart voor inzetten.
Wel geldt dat topgroepen het zowel wetenschappelijk als maatschappelijk beter doen dan de rest, concludeert het onderzoeksrapport.
Nederland zou dat doel best kunnen halen, gezien de stijgende lijn die de statistieken laten zien. Momenteel is 27 procent van de beroepsbevolking hoogopgeleid, terwijl dat acht jaar geleden nog maar 21 procent was. Van de Nederlanders tussen de 25 en 35 jaar heeft 38 procent een diploma van hogeschool of universiteit op zak.
Het plan moet nog door de regeringsleiders van de EU-landen worden goedgekeurd. Zij komen in juni weer bijeen. Eerder hadden de Europese landen bedacht dat in 2010 de helft van alle jongeren aan het hoger onderwijs zou moeten deelnemen. Dat hoorde bij de zogeheten Lissabon-doelstellingen, die de Europese landen zichzelf hadden opgelegd om samen de sterkste kenniseconomie ter wereld te worden. In Nederland gaat inderdaad bijna de helft van alle jongeren naar het hbo of de universiteit.
Comments are closed.