Wetenschap

Waterproofing urban life

Increasing rainfall levels will force most Dutch riverside cities to augment their flood defences. Why not improve the urban quality at the same time, asks PhD student Bianca Stalenberg.

Urban flood defences in the Netherlands are a shared concern between the water board, which is primarily responsible for safety, and the municipality, which is also interested in the social and economic viability of riverfront and hinterland areas. In her thesis, ‘Design of floodproof urban riverfronts’, PhD student Bianca Stalenberg, of the faculty of Civil Engineering and Geosciences, attempts to bridge the often opposing views of flood safety and urban quality by presenting examples of flood defences that improve the urban life quality instead of hampering it. Which moreover is a topical issue, since precipitation is expected to increase over the next century, as will the discharge of the main rivers. The worst case scenario for the Rhine river, for example, forecasts an increase in flood levels of one to three meters for several cities.

So what are the best practices thus far? Stalenberg mentions HafenCity, in Hamburg, Germany, where new residential and office blocks built on the existing quays also improved the flood defence. Every ground floor located below the level of nine metres above the German water level standard, has a waterproof construction: windows are built to withstand high water pressure, and steel shutters are provided to protect the windows against the impact of floating debris. No living areas are allowed on the ground floors – just car parks, restaurants and offices.

In more general terms, an adaptable flood defence (AFD), as Stalenberg proposes, is an integrated multifunctional structure that is not only capable of withstanding the highest of flood levels, but also incorporates promenades, houses, shops and offices, as well as parking places and roads. The whole structure has been designed to minimise the impact of high waters on urban life, even in the face of meteorological or economic changes.
Design options depend on the type of riverfront (varying from harbour, car park and historic buildings to skyscrapers) and on the flood retaining structures, such as dikes, quays or flood defence gates.

To come up with the best design for a specific situation, Stalenberg has assembled eleven different types of riverfronts and ten types of flood defences (including the adaptable one) into an Urban Flood Protection Matrix tool. This template allows the municipality and the water board to evaluate appropriate options.

Stalenberg’s PhD supervisor, professor Han Vrijling, sees a lot of public interest in multifunctional flood defences, but reticence among administrative bodies. “Various institutions have their own planning and legislations”, Vrijling says. “Initiating a combined project will almost inevitably lead to extra delays, which tends to cause most administrators to shy away.” Nevertheless the first pragmatic and small-scale combinations have been built.   

Bianca Stalenberg will defend her PhD thesis on 8 September 2010 at 12:30 in the Aula.

www.urbanriverfronts.com

Die vraag stond centraal bij de eerste gezamenlijke vergadering van de nieuwe studentenraad met de ondernemingsraad en het college van bestuur.
Er kan veel geld bespaard worden als faculteiten meer samenwerken. Zo luidde een van de stellingen van het college van bestuur (cvb) tijdens de gezamenlijke vergadering. Bijvoorbeeld op het gebied van minors en masters. Collegevoorzitter Dirk Jan van den Berg: “Er is de afgelopen paar jaar een groeiende differentiatie geweest van minors en masters. Op dit moment zijn er zo’n tachtig minors. Sommige daarvan zijn heel klein en kostbaar. Voor masters geldt hetzelfde. Kan dit anders?” Het cvb stelde dat minors en masters die minder dan twintig studenten trekken, moeten verdwijnen, of gebundeld worden met andere opleidingen. Dit idee kreeg enige bijval van de or en sr. Maar: wat als zo’n opleiding nou juist tot de speerpunten van de TU behoort? Van den Berg: “Voor zulke gevallen kan mogelijk een uitzondering worden gemaakt.”

De or zorgde voor veel discussie met haar stelling dat het onmogelijk is om zowel te excelleren binnen onderwijs als onderzoek. Terwijl medewerkers van de TU worden afgerekend op beide. Zou er niet een loopbaantraject voor docenten moeten komen? Paul Rullmann, vice-president onderwijs binnen het cvb, is het hier mee eens: “Een docent moet niet langer worden gezien als een gemankeerde hoogleraar. Als het aan mij ligt komt er een carrièrepad voor docenten.”

De meest opvallende stelling van de studentenraad was meer student-assistenten inzetten om de stijgende studentenaantallen te ondervangen en docenten te ontlasten. Want: deze zijn flexibel, goedkoop, ze staan dichter bij degenen die ze lesgeven en leren hier zelf veel van. “Maar op dit moment zijn student-assistenten de eersten die eruit vliegen”, merkt een or-lid op. Inderdaad, en dat is vreemd, is de reactie van de sr. Want je kunt juist geld besparen door de inzet van student-assistenten. 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.