Studenten uit EU-landen die aanspraak willen maken op Nederlandse studiefinanciering moeten minstens 32 uur per maand werken. Stage-uren tellen daarbij in principe niet mee.
Pvda-kamerlid Tanja Jadnanansing had staatssecretaris Zijlstra gevraagd om stagelopende studenten vrij te stellen van de werkplicht, maar die voelt daar niets voor.
Europese studenten in Nederland moeten in eerste instantie gebruik maken van studiefinanciering uit hun thuisland, schrijft de bewindsman aan de Tweede Kamer. Pas als ze 32 uur per maand werken, krijgen ze volgens Europese regels de status van ‘migrerend werknemer’ en kunnen ze aanspraak maken op studiefinanciering.
Wel wijst hij er op dat de Dienst Uitvoering Onderwijs een stage in bepaalde gevallen toch als werk ziet: als er een wettelijk arbeidscontract is en de student reële arbeid verricht tegen een normaal loon.
Trucs hebben één onhebbelijkheid: meestal lukken ze, maar ze kúnnen faliekant mislukken. Geeft niks, mits je een Gemiddelde Mens voor je hebt. En vooral geen professor.
Dat laatste hadden twee studenten uit een niet nader genoemde stad even niet ingecalculeerd. Ze wisten niet beter, of ze hadden de truc der trucs ontdekt. Die avond zouden ze het op een zuipen zetten, de hele nacht doorhalen en… uiteindelijk slagen voor het tentamen dat die volgende dag op het programma stond. De kneep? De morning after zouden ze zich telefonisch afmelden voor het tentamen, met het excuus dat ze een lekke band hadden.
Yeah, right. Daar trapte de conciërge op de middelbare school al niet in. Waar, maar op de universiteit lopen natuurlijk alleen maar volwassen mensen, dat snappen docenten ook wel. Dus toen de jongens zich de volgende ochtend in brakke toestand afmeldden onder het mom van hun slimme smoes, stemde hun docent ermee in dat ze het tentamen de volgende dag mochten inhalen. Het studentenleven kan zo makkelijk zijn…
Die avond stortten de studievrienden zich op hun boeken. Liters koffie paraat en niets anders omhanden dan elkaar en de tentamenstof. Kat in het bakkie.
Met zelfverzekerde glimlach, voorbereid op alles, stapten ze de volgende ochtend het tentamenlokaal binnen. De docent zat al te wachten. Hij had één voorwaarde: de studenten moesten in aparte lokalen plaatsnemen. Daar kregen ze de tentamenvragen. Vraag één was tien punten waard en een makkie voor de studiebollen. Vol goede moed begonnen ze aan de tweede en laatste vraag; goed voor negentig punten. De zogenaamde tienduizend-dollarvraag. In hun gescheiden lokalen vielen de studenten bijna gelijktijdig van hun stoelen. Achter een vetgedrukte ‘2’, lazen ze: ‘Welke band?’
Docenten – veel van hen waren nooit vies van een stevig staaltje humor. Het klinkt zo mooi, dat het wel waar moet zijn, zou je denken. Maar… nee. Tenminste, geen docent heeft nog openbaar toegegeven een vergelijkbaar geintje uitgehaald te hebben, en evenmin zijn er studenten te vinden. Toch is dit één van de meest beroemde broodje-aapverhalen uit de studentenwereld. Theoretisch is het immers mogelijk; hertentamenstof bestaat zelden uit dezelfde vragen als het oorspronkelijke tentamen. Naast vragen over de tentamenstof, mogen er bovendien altijd inzichtvragen gesteld worden. Geen onmogelijke legende om alsnog tot waarheid te maken, dus. Al vraagt ook dat het nodige inzicht; je moet er toch niet aan denken dat het ooit een tentamen openhartchirurgie zou betreffen en de geslaagde studenten aan jouw ziekenhuisbed staan later.
Dit is de laatste aflevering van Broodje Aap. Na de herfstvakantie komt op deze plek een serie over bachelorprojecten van IO’ers.
Comments are closed.