Opinie

Liefdesverklaring aan een toverbal

Naar niets minder dan de hel gaat prof.dr. Salomon Kroonenberg op zoek in zijn nieuwste boek. De emeritus hoogleraar geologie beschrijft prachtig hoe hij in kalkgrotten en ondergrondse rivieren verzeild raakt tijdens zijn mythologische zoektocht.


De krochten van de aarde worden gedemoniseerd. ‘Het is de onderwereld, het dodenrijk in bijna alle culturen van de wereld’, schrijft

Kroonenberg. Dat naargeestige beeld van het binnenste van de aarde is volkomen onterecht, volgens Kroonenberg. Voor hem staat het binnenste juist voor ‘zoveel moois’. Zoals ‘prachtige gele zwavelkorsten, blauwe saffieren, rood cinnaber, groen malachiet, meterslange vlijmscherpe gipskristallen’.


Kroonenberg neemt de lezers daarom mee naar het middelpunt der aarde om hen van de schoonheid ervan te overtuigen. Hij slaagt met vlag en wimpel. Na ‘De menselijke maat’ schreef Kroonenberg opnieuw een prachtig boek. Dit keer een stuk minder geruchtmakend, maar minstens zo interessant.


De emeritus hoogleraar bewijst opnieuw een geboren verhalenverteller te zijn over de ‘toverbal’. Want daarmee vergelijkt hij de aarde treffend. “Een vlezige mierzoete bal snoep, die maar nauwelijks in je mond past. Aan de buitenkant is hij wit met spikkels, maar als je er een tijdje op gesabbeld hebt en weer uit je mond neemt is hij ineens van kleur veranderd: blauw, of groen, of roze. Na elke zuigbeurt ontdekt je weer een nieuwe laag. Het is een perfecte weergave van de concentrische opbouw van de aardbol.”


Die veelzijdigheid onder onze voeten behandelt Kroonenberg onder meer door op zoek te gaan naar de ingang van de Hades, zoals in de oudheid de onderwereld werd genoemd. Hij reist bijvoorbeeld naar het kratermeer Lago Averno in Italië. Hij beschrijft niet alleen de pracht van het meer, maar neemt de lezer ook mee in zijn spannende zoektocht naar de ingang van de Hades. Je zit welhaast op het puntje van de stoel te lezen. Ondertussen beschrijft hij hoe de veertiende eeuwse Italiaanse schrijvers Bocaccio en Dante over Averno schreven. En hij citeert uit het meesterwerk ‘Aeneis’ van de Romeinse schrijver Virgilius (eerste eeuw voor Christus).


Moeiteloos koppelt Kroonenberg de verschillende mythen en ervaringen aan elkaar. Hij slaagt er in reisverhalen, geologie en mythologie te mixen.

Hoogtepunten vormen ook de persoonlijke anekdotes. Kroonenberg haalt bijvoorbeeld een herinnering op aan een eerstejaars-veldprakticum in Zuid-Limburg. De docent vertelt hoe de studenten löss konden herkennen. ‘Ik was negentien en groen, had nog nooit de dijen van een meisje gevoeld, dus ik heb het andersom geleerd: de dijen van een jong meisje voelen net als löss.’


Salomon Kroonenberg, ‘Waarom de hel naar zwavel stinkt. Mythologie en geologie van de onderwereld’, Atlas, 400 p., 24,95 euro

De rotor bestaat uit drie aaneengeschakelde koolstofringen (anthraceen) tussen twee ethynyl-moleculen als ophanging. De spanning wordt aangelegd tussen de twee lagers enerzijds en een derde elektrode die zich naast de rotor bevindt.

Omdat het antraceenmolecuul een dipoolmoment heeft (de elektronen zijn niet gelijkmatig over het molecuul verspreid) zal de rotor een kracht ondervinden wanneer het elektrisch veld tussen de elektroden verandert.

Het Britse wetenschapsblad New Scientist schrijft erover. Na een nanomotortje dat door licht wordt aangedreven of door een wisselend magnetisch veld is het nanomotortje op elektriciteit een welkome aanvulling.

Of beter: dat zou het kunnen worden als het ook echt gemaakt wordt. Ontwerper ir. Jos Seldenthuis (Technische Natuurwetenschappen) verklaart dat verschillende aspecten al zijn uitgetest en dat er nu hard gewerkt wordt aan het motortje als geheel.

Als toepassing denken de makers aan aandrijving van microscopische transportbanden of pompjes in toekomstige nanomachines.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.