Dubbelstudent Barbara Bekhof weet het zeker: samenwerken tussen universiteiten is nuttig, maar een fusie is daarvoor niet nodig. “Heel Nederland zou moeten werken aan een systeem dat uitwisseling voor studenten mogelijk maakt.”
Het zal u vast niet ontgaan zijn: de TU Delft is in gesprek met de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit Leiden over een mogelijke fusie. Als dubbelstudent – bouwkunde aan de TU Delft en altviool aan het conservatorium in Den Haag – zie ik het nut van samenwerken wel in, maar een fusie is naar mijn mening overbodig.
Als je mij zes jaar geleden had gevraagd wat ik zou gaan studeren, dan had ik geantwoord: iets aan de Universiteit Leiden met een minor Conservatorium. Hoe zit dat dan? Je kunt in Leiden elke willekeurige studie volgen, in combinatie met een traject van drie jaar muziekonderwijs op het Conservatorium. Dit telt dan uiteindelijk voor 30 ECTS mee, ofwel je minor. Dit is een geweldig samenwerkingsinitiatief tussen twee totaal verschillende opleidingen. De één universitair, de andere hbo.
Het ging echter mis bij het kiezen van de studie: deze was namelijk niet in Leiden, maar in Delft. Optimistisch als ik was, dacht ik dit systeem ook wel even in Delft te kunnen introduceren. Twee jaar voordat ik zou beginnen met studeren schreef ik een e-mail, waarin ik vroeg wat de mogelijkheden waren. Die waren er niet, waarop ik uiteindelijk heb besloten maar beide studies fulltime te doen. Zelfs het verplichte onderdeel minor op bouwkunde moest ik helemaal doen, want Conservatorium is hbo en mag dus geen vervanging zijn. Toch vreemd dat de Universiteit Leiden dit wel mogelijk acht.
Wat ik met bovenstaand voorbeeld probeer te laten zien, is dat er nog veel verbetering mogelijk is op het gebied van samenwerking tussen verschillende opleidingen. Onderwijsinstellingen hoeven niet per se over te gaan in één instituut voor een goede wisselwerking, maar ze moeten wel de mogelijkheid bieden aan studenten en onderzoekers om van alle faciliteiten gebruik te kunnen maken. Ongeacht waar ze staan ingeschreven. Zo kun je én kleinschaligheid behouden én gebruik maken van elkaars voorzieningen.
Dat er nu gesproken wordt over een fusie tussen Leiden, Rotterdam en Delft is dus naar mijn mening alweer te beperkt. Er moet niet alleen gekeken worden naar enkele universiteiten: heel Nederland zou moeten werken aan een systeem dat uitwisseling voor studenten mogelijk maakt. Een uniform Blackboard en minorsysteem voor alle Nederlandse onderwijsinstellingen zou al een goed begin zijn.
Nederland is een klein land met vele opleidingsinstituten. Deze instituten zouden bij elkaar moeten komen en wat zaken gelijk trekken. Een fusie is dan niet meer nodig. De Nederlandse onderwijsinstellingen kunnen hun kleinschaligheid behouden en toch profiteren van elkaars faciliteiten. En dat is toch waar we het allemaal voor doen.
Bouwkundestudent Barbara Bekhof studeert ook altviool aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.
Anders Holm Foosnæs is a lucky man. He is a member of the Danish Edison Project management team – Edison is short for ‘Electric vehicles in a Distributed and Integrated market using Sustainable energy and Open Networks’ – and one part of the Edison Project involves testing electric vehicles (EVs) in a unique living laboratory: the island of Bornholm.
At the second edition of the International Electric Car Conference, held on Monday and Tuesday in Groningen, Foosnæs told an audience of international EV specialists about his project. His message: if we want to meet the European Union’s goals for reducing CO2 and making a successful transition to renewable energy sources, we must act now – with EVs.
EVs can store peak volumes of wind and solar energy and function as a big, fragmented battery. But many issues need to be solved first. How for example can batteries best be charged (with standard, medium or high power) and what rules are best to regulate the charging in a way that the ‘big fragmented battery’ functions best? Those and many more questions are posed by Foosnæs at a dazzling speed.
The answers to those questions are now being tested on the island of Bornholm, a real, live laboratory island just south of Sweden, where the power supply can be operated isolated in an ‘island mode’. This is necessary, because ships’ anchors sometimes cut the cables supplying power from the Swedish mainland, all of which makes the island the ideal testing ground for smart solutions to thus far unsolved EV problems, Foosnæs says.
Without such a laboratory, but nevertheless with plenty of positive energy, TU Delft’s Cees de Bont presents the research agenda of D-Incert. De Bont is chairman of this Dutch Innovation Centre for Electric Road Transport and he is determined to define the areas where the Dutch should focus their efforts. “Many others are also working on this issue: What should we do in the Netherlands? We should not put ourselves in rat races we cannot win,” De Bont says. “With our knowledge we want to stimulate the development of EV-use in the Netherlands, but we can also transport our knowledge.”
D-Incert made an analysis of the barriers that must be overcome before EVs can be successfully implemented. Then, together with their 80 Dutch partners, D-Incert selected the main Dutch innovation opportunities. The low priority the new Dutch government has given to green energy slightly worries De Bont, he admits. “But they do talk about air pollution in cities.” And that is one problem EVs can solve.
www.edison-net.dk
www.powerlab.dk
www.d-incert.nl
Comments are closed.