Campus

‘Tempo maken’

Een interview per conference call vanuit Londen naar het hoofdkantoor van Shell in Den Haag. Geen ongewone situatie voor een topbestuurder als Jeroen van der Veer.

Nadat hij afgelopen zomer is afgetreden als bestuursvoorzitter van Shell heeft Van der Veer alles behalve gas terug genomen. “30 juni 2009 was mijn laatste werkdag als CEO van Shell, 1 juli begon ik aan mijn volgende project.”

Maandag 17 mei presenteerde van der Veer als vicevoorzitter van een expert group het nieuwe strategische concept van de Navo in Brussel. Naast een viertal commissariaten en twee besturen van culturele instellingen is van der Veer voorzitter van het platform Bèta Techniek, dat als doelstelling heeft het aantal techniekstudenten in Nederland te verhogen.

Nederland heeft de ambitie uitgesproken om tot de top drie kenniseconomieën ter wereld te behoren, wat voor beleid moet er gevoerd worden om dit te bereiken?
“Om een succesvol land te worden, is een uitgebalanceerde beroepsbevolking van groot belang. Dat doel wordt niet bereikt wanneer bijvoorbeeld zeshonderd studenten psychologie gaan studeren en maar een handjevol studenten aan een studie scheikunde begint. Op die manier ontstaat er een tekort aan bètamensen en een overschot aan alfamensen. Het aantal technische studenten moet om twee redenen omhoog. Ten eerste gaat een generatie met een relatief hoog percentage technisch geschoold personeel met pensioen, ten tweede bestaat er het risico dat bedrijven Nederland mijden als er niet voldoende technisch geschoolde onderzoekers voor handen zijn. Die bedrijven zullen in dat geval uitwijken naar andere landen, zoals opkomende economieën in Azië.”

Is hierin een belangrijke rol weggelegd voor de technische universiteiten?
“Het probleem kan niet worden opgelost door technische universiteiten simpelweg miljoenen uit te laten geven aan advertenties. Het is belangrijk dat kinderen op jonge leeftijd in aanraking komen met techniek. De jeugd op de middelbare scholen weet wat een brandweerman of straaljagerpiloot is, maar heeft geen idee wat een chemisch ingenieur of een procestechnoloog doet. Het platform Bèta Techniek heeft er voor gezorgd dat er speciale onderwijspakketten over techniek zijn ontwikkeld. Verder werken middelbare scholen samen met bedrijven om beroepsbeoefenaars voor de klas te krijgen. Op die manier worden kinderen op jonge leeftijd enthousiast gemaakt voor techniek en is de kans groter dat ze later voor een technische universiteit kiezen.”

Betekent dit dat het vooral een taak van het basis- en middelbaar onderwijs is om jongeren enthousiast te maken voor techniek?
“Het is in dit geval belangrijk om te realiseren dat het om een groter geheel gaat. Voor iedere hoog opgeleide ingenieur moet er een groep ondersteunend personeel zijn. Dit houdt in dat ook de verdeling van studenten over universiteit, hbo en mbo moet kloppen.”

Als bestuurvoorzitter van Shell heeft u veel te maken gehad met het thema duurzaamheid. Is het een must voor universiteiten om dit thema in hun programma op te nemen?
“Het aspect duurzaamheid is een belangrijke weegfactor aan het worden in een ontwerpproces, naast andere bestaande aspecten zoals economie en veiligheid. Ik heb het idee dat universiteiten al een heel eind op weg zijn het thema duurzaamheid in hun onderwijsprogramma’s in te bouwen.”

Shell heeft duidelijke keuzes gemaakt op het gebied van hernieuwbare vormen van energie; zo heeft Shell ingezet op biobrandstoffen. Zouden universiteiten zich ook moeten specialiseren?
“Ik denk dat hier een grote rol is weggelegd voor het 3TU samenwerkingsverband. Iedere onderneming moet keuzes maken, dus ook de universiteiten. Tijdens de bachelor kunnen studenten zich breed ontwikkelen, gedurende de master moet de nadruk meer liggen op het verdiepen. Een universiteit kan onmogelijk op alle gebieden vooraan meelopen. Het is daarom belangrijk dat iedere technische universiteit zijn eigen focus kiest op het gebied van duurzame energie, op die manier gaat de kwaliteit van het onderwijs omhoog.”
Van der Veers carrière begon als student werktuigbouwkunde aan de TU Delft. Hij was indertijd lid van een gezelligheidsvereniging waar hij nog met veel plezier op terugkijkt. Voor zijn afstuderen liep hij twee maanden stage bij een afdeling van Shell in Engeland. Beide partijen waren over de samenwerking te spreken en nadat van der Veer was afgestudeerd ging hij bij Shell aan de slag als procestechnoloog.

U heeft zich van student werktuigbouwkunde opgewerkt tot topman van een multinational. Wat is uw geheim?
“Ten eerste had ik nooit gedacht toen ik bij Shell begon, dat ik ooit de hoogste baas zou worden. Wel heb ik altijd laten blijken dat ik het niet erg vond om extra werk te verrichten. Mijn motto was: de mouwen opstropen en je inzetten voor de maatschappij. Verder heb ik niet zoveel geheimen.”

Als u opnieuw in de schoenen zou staan van de 17-jarige Jeroen, zou u dan weer voor werktuigbouwkunde kiezen?
“Werktuigbouwkunde heeft zijn plussen en minnen. Wat mij niet zo beviel is dat het programma erg breed is opgezet. Misschien had ik voor een meer specialistisch programma gekozen als technische aardwetenschappen of chemische technologie. Wel zou ik weer met grote overtuiging voor Shell kiezen.”

Veel van de programma’s in Delft zijn breed opgezet, is dat een voor- of een nadeel?
“In de studieprogramma’s in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië worden de studenten meer vakgericht opgeleid. In de huidige wereldmarkt is de concurrentie groot, dus is het een voordeel als je een vak goed beheerst wanneer je de universiteit verlaat. Als je vervolgens in dat vak excelleert, is er daarna ruimte om jezelf te verbreden.”

Aan welke eisen moet een student voldoen om na zijn studie voor een hoge functie in het bedrijfsleven in aanmerking te komen?
“Het is vooral belangrijk dat een student zijn tijd niet verdoet. Het maakt niet uit of je 23 of 27 jaar oud bent wanneer je afstudeert, als je maar kunt aantonen dat je nuttig bezig bent geweest. Of je nu in vijf jaar afstudeert, af en toe sport en een bijbaantje als krantenbezorger hebt, of zes jaar over je studie doet en daarnaast een bestuursfunctie hebt vervuld, in beide gevallen ben je gewild in het bedrijfsleven. Het wordt pas een probleem wanneer je zeven jaar over je studie doet zonder dat je er iets naast hebt gedaan. In het bedrijfsleven is het vooral belangrijk dat je tempo kunt maken. Wanneer je kunt laten zien dat je dat in je mars hebt, dan maximaliseer je de kans op succes.”

Hoewel, met de ontlezing onder studenten valt het mee. Tenminste, als we boekhandelsketen Selexyz moeten geloven. Die concludeert op grond van een enquête onder studenten onder meer dat zij beslist verder kijken dan hun studieboeken. Twee derde van de studenten zou af en toe een roman lezen.

Zelfselectie

Het is een beetje de vraag of het Selexyz-onderzoek representatief is. Studenten werden geacht een enquête terug te sturen en daarbij lijkt een zekere zelfselectie te hebben plaatsgevonden. Tweederde van de 1243 respondenten is namelijk vrouw.

Dus voor wat het waard is: Meer dan de helft van de respondenten leest dagelijks. Bijna iedereen geeft aan studieboeken te lezen. Bijna allemaal, want zeventien studenten bekennen nooit iets te lezen.

Verontrustend

Er vanuit gaand dat vooral de ‘lezers’ de enquete terugstuurden zullen dat er dus wel (veel) meer zijn. Dat kun je verontrustend noemen. Bovendien geven 40 van de ruim 1200 respondenten aan te zijn gevallen voor het luisterboek.

Dertig procent van de geënquêteerden heeft tussen de 2 en 4 meter aan boeken in zijn kast staan, een iets grotere groep zelfs meer dan 4 meter. Dat moet ook wel, want bijna niemand doet zijn boeken weg. Slechts vier procent verkoopt zijn boeken.

Tentamencijfers

Leuk is de relatie die Selexyz vond tussen leesgedrag en andere studentenactiviteiten. Veellezers halen hogere tentamencijfers, vervullen relatief vaak bestuursfuncties en/of brengen een deel van hun studietijd in het buitenland door.

Ook voor wat het waard is: de Selexyz-winkel in de Universiteitsbibliotheek verkoopt volgens een medewerker ongeveer evenveel lees- als leerboeken, hoewel het assortiment voor grofweg 75 procent uit leerboeken en 25 procent uit leesboeken bestaat.

Top tien

Als het om lezen gaat, dan geven de studenten zich volgens de medewerker vooral over aan populair-wetenschappelijke werken. Literatuur gaat ‘relatief weinig’ over de toonbank en dan vooral boeken uit de top tien. Verder zijn boekjes met taalcursussen relatief populair.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.