Campus

Polderturk

Ergün Erkoçu was een Haags straatschoffie, maar klom van mts via hts op naar de TU Delft. Hij is half Turks en houdt niet van hokjesdenken. Wel van vooroordelen doorbreken, en dat is goed zichtbaar in zijn architectuur.

Hij bedacht de poldermoskee en is de oprichter van Concept 0031. Hij wil gebouwen neerzetten waarin iedere cultuur zich thuis voelt.

Naam: Ergün Erkoçu (30)
Woonplaats: Zoetermeer
Verliefd/verloofd/getrouwd: Al heel lang verliefd
Studie: Mts, hts, bouwkunde op TU Delft
Afstudeerrichting: Architectuur
Afstudeerjaar: 2007
Loopbaan: In 2005 werd Ergün Erkoçu directeur en architect bij Memardutch. Dat was hij tot 2007. In 2007 werd hij directeur en architect van zijn eigen bedrijf Concept 0031 en namens het Fonds BKVB ‘Intendant Culturele Diversiteit’.

De poldermoskee is meer dan alleen een gebedshuis. Er loopt een park over het dak van het gebouw, waar kinderen kunnen voetballen en basketballen. Windmolens zorgen voor de energie. In de koepel zit niet alleen een gebedsruimte, maar ook een restaurant met een loungeruimte en een bazaar. “En er zitten allerlei functies om het gebouw heen, zoals winkeltjes, een badhuis en kantoren voor starters. Het gebouw heeft iedereen wat te bieden. De koepel is niet typisch Turks of typisch Marokkaans. Elke moslim voelt zich er thuis, maar ook Nederlanders, Surinamers, Feyenoord-supporters, rijk, arm, jong en oud”, meent Ergün Erkoçu (30).

“De wereld is inmiddels zo geglobaliseerd, dat je bijna niet meer van ‘typisch Nederlands’ kunt spreken. Er zijn zoveel invloeden vanuit het buitenland”, zegt de architect. Toch werd hij tijdens de opkomst van Pim Fortuyn steeds vaker in een hokje geduwd. “Ik was zelf nooit zo met mijn afkomst bezig. Maar ineens was ik Turk en moslim. Er hing een gefrustreerde sfeer in Nederland.” Erkoçu voelde zich een ‘pion in de samenleving’. “Ik wilde niet in een hokje gepropt worden, ik wilde juist iets betekenen in de samenleving.”

Samen met drie mede-studenten bedacht hij de poldermoskee als afstudeerproject van de hts. “De moskee wordt steeds meer een onderdeel van Nederland, maar veel mensen denken dat ze een moskee niet binnen mogen”, zegt de architect. Die kloof moest gedicht worden, vond hij.
Erkoçu zegt multicultureel bouwen maar niets te vinden. “Soms worden gebouwen neergezet voor mensen met een bepaalde etnische achtergrond, maar het werkt niet om ‘typisch Chinees’ te bouwen. Anderen vermijden zulke plekken. Ik wil liever pluricultureel bouwen.”

Het bleef niet bij een wens en een afstudeerproject. De studenten mochten vier expositieruimtes in Haarlem met hun moskee-ideeën vullen. De media pikten het op en Erkoçu en zijn studievrienden kregen al gauw meer opdrachten. In 2005 begonnen ze samen een bedrijf: Memardutch.
In 2007 werd Erkoçu benoemd tot ‘intendant culturele diversiteit’ door het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst, vanwege zijn ideeën en de succesvolle expositie. “Sommige mensen doen er dertig jaar over voordat ze ontdekken wat hun oeuvre is, bij mij gebeurde dit alles in een paar jaar tijd. Dat was wel heftig”, vertelt hij.
Naast alle opdrachten die hij kreeg en het intendantschap, ging hij verder studeren, bouwkunde in Delft. “Ik wilde graag architect worden. Ik wist dat het een lang traject zou worden, omdat ik op de mts ben begonnen. Ik ben vrij praktisch opgevoed. Het was logischer om eerst mts te doen. Maar tegelijkertijd was ik als klein jongetje al bezig met het uittekenen van mijn ideeën. Op de mts en hts was ik vooral technisch bezig, maar liever nog wilde ik zelf bedenken wat ik in elkaar knutselde. Ik ben niet zo’n prater, maar met een tekening kan ik uitleggen wat ik niet kan zeggen. Ik wilde mijn ideeën leren visualiseren op de TU Delft.”

Hij werkte onder meer aan een McDrive voor prostituees tijdens zijn studie in Delft. “Het was leuk om de vrijheid te hebben om verder te kijken en onderzoek te doen”, zegt hij. Hij leerde er op theoretisch vlak veel bij. “Maar tegelijkertijd behandelden docenten je wel als hun ondergeschikte. Ze benadrukten vaak dat ik het allemaal nog moest leren, terwijl ik al intendant was. Ze stimuleerden me niet er iets naast te doen. Terwijl ik wel zag dat andere studenten gestimuleerd werden doordat ik het intendantschap naast mijn studie deed. Volgens mij had de TU daar van kunnen profiteren door samen te werken of trots op haar studenten te zijn. Maar ja, in het dagelijks leven hangt ook niet iedereen aan je lippen. Je moet niet het verwende ventje uithangen.”

In 2007 begon Erkoçu aan een nieuw architectuuravontuur. Hij richtte Concept 0031 op, zijn eerste bedrijf zonder zijn oude studievrienden van de hts.
Ook bij dit nieuwe bedrijf staat pluricultureel bouwen hoog in het vaandel. De architect is net klaar met het verbouwen van het voormalige homocafé de Strass in Den Haag. “Vroeger was het een vieze, roze-rode tent waar je heen ging als alle andere cafés al dicht waren. Hier moest je zijn als je tot vijf uur goor wilde losgaan.” De nieuwe eigenares van Thirty-Seven wilde van het foute imago af en vroeg Concept 0031 om dat voor elkaar te krijgen. “Het moest geen plek worden voor alleen maar homo’s, maar een open plek waar iedereen, jong en oud, homo en hetero zich thuis voelt en niet gedwongen wordt om hip te zijn. We wilden ook hier de hokjes doorbreken”, zegt de architect.

Samen met Gentlemen Architecture, Real estate en Theory transformeerde hij de roze-rode kitsch tot een restaurant met een apart clubgedeelte. In het restaurant overheerst de kleur wit en is veel hout verwerkt. Lampen schakelen tussen groen en blauw en geeft het restaurant zowel een hippe als warme sfeer. Het clubgedeelte is donker. De meubels en draaitafels zijn strak vormgegeven. “Ik wilde er absoluut geen barokke troep met kroonluchters van maken. Hier moet je gewoon uit je dak gaan, zonder afleiding”, zegt Erkoçu. Dat lukt aardig. “Tijdens de opening was er een heel gevarieerd publiek. Er waren vrouwen die met elkaar dansten en zoenden, maar er waren ook gemixte paartjes. Het was gezellig, niet meer dirty.”

Roddelplek
In de Haagse wijk Transvaal onderzocht Erkoçu hoe de openbare ruimtes in de wijk worden gebruikt. “Woningbouwcorporaties en gemeenten bepalen hoe deze ruimten worden vormgegeven, maar vaak staan hun ideeën haaks op die van de bewoners”, zegt Erkoçu. “We zijn de wijk ingegaan, belandden achter de voordeur en ontdekten allerlei informele netwerken. Je leert ook goed om je heen kijken. Als er op een bepaalde plek overal zonnebloempitjes liggen, weet je dat het de roddelplek is van de vrouwen.”

Hij praatte er ook met hangjongeren en criminelen. “Ik vroeg me af waarom er op een bepaalde plek in de wijk veel overlast was. Al snel kwam ik erachter dat er wiet werd verhandeld. Blijkbaar omdat er op dat plein veel zwervers sliepen aan wie de hangjongeren wiet verkochten. En die zwervers lagen daar weer, omdat de daklozenopvang om tien uur dicht ging. De overlast was dus ontstaan door de slechte zwerversopvang.”

Maar ze ontdekten ook schuilmoskeetjes, salsascholen, drugsgarages en illegale restaurantjes. “Architecten moeten niet alles tot in detail willen uitwerken, maar ruimte laten voor bewoners om zelf iets met hun wijk te doen. Meestal houden architecten en gemeenten inspraakavonden om erachter te komen wat er onder de bewoners leeft, maar ik denk dat het niet werkt. Alleen de hardste schreeuwers roepen wat. Een architect is een intermediair. Ik vertaal wat ik om mij heen zie als ik achter de voordeur sta.”

Veel architecten en woningcorporaties lukt het niet om achter die deur te kijken, maar Erkoçu heeft daar minder problemen mee. Hij groeide zelf op in een Haagse achterstandswijk. “Ik heb een moeilijke jeugd gehad. Mijn vader is jong overleden. Ik haalde kattenkwaad uit, maar tegelijkertijd was school ook een uitlaatklep voor mij en ik speelde veel buiten.”

Erkoçu zegt het goed te vinden om bij het ontwerp van nieuwe wijken en achterstandswijken witte vlekken op je kaart te laten. “Alles in Nederland is gedefinieerd. Je kunt niet alles regisseren en dat moet je als architect niet willen. Onze Vinexwijken zijn slaapsteden geworden. Iedereen blijft achter zijn eigen muur zitten, er gebeurt niets buiten. De huizen waarin ik vroeger woonde, waren klein, maar je kwam elkaar tenminste wel tegen als je naar buiten ging.”

Het aanbod van studentenkamers was afgelopen maand veertig procent groter dan in maart 2008. De stijging is opvallend. Een jaartje eerder werd slechts 4,5 procent groei gemeten, die volgde op een daling van 4,6 procent in het jaar ervoor.

Toch valt het aan de prijs nog niet te merken. Per vierkante meter betalen studenten nu 18,83 euro en dat is 5,6 procent meer dan vorig jaar. De kamerprijzen stijgen dus ruim twee keer zo snel als de inflatie. Vooral in Amsterdam-Zuidoost werden de kamers duurder (16,2 procent), terwijl de prijs in Almere met juist 6,9 procent omlaag dook.

In Enschede zijn de kamers het goedkoopst: gemiddeld 247 euro. Dat is bijna honderd euro goedkoper dan het gemiddelde van 345 euro. In Amsterdam moesten studenten 464 euro neertellen.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.