Zomaar een bedrijfje beginnen en een beetje zaken doen, dat kan echt niet meer. Behalve een bedrijfsplan moet je nu ook een visie hebben. Waarom weet niemand, maar de zaken schijnen dan stukken beter te gaan.
Het mission statement is hierdoor een populair geloofsartikel geworden. Niet verwonderlijk. Terwijl de reguliere levensbeschouwing honderden pagina s nodig heeft om een visie te ontvouwen, volstaat één A-viertje peptalk voor organisaties met duizenden werknemers.
Naast de idealen die sommige bedrijven op een bladzijde persen, lijkt het modale heilige geschrift zelfs op een overcomplete proefzending tegelspreuken. Een mission statement zou je dus ook corporate religion kunnen noemen. En bij een goed statement stromen de tranen van geluk al na een halve zin over je wangen. Van binnen begin je te gloeien en je mondhoeken vertrekken tot een wat dommige maar intens gelukkige glimlach. Jou hoeven ze niets meer te vertellen, jij wéét. En fluitend ga je aan het werk.
De formulering is natuurlijk belangrijk, de grens der geloofwaardigheid is immers zo overschreden. Instemmend geknik gaat dan via ingehouden gegniffel over in een hysterische lachbui vanwege de uitzinnige claims die de organisatie op haar aandeel in De Betere Wereld legt. De onherkenbaar opgekietelde organisatorische werkelijkheid vermengt zich met een grote zak lucht tot een hijgerige soap, en het doel is voorbijgeschoten voor het geformuleerd is. Een soort gemiste strafschop.
Als de visie een roeping wordt moet je helemaal uitkijken. Ziet de bedrijfsleiding zich als een slagvaardig legertje visionairen dat ieder obstakel tussen punt X en de hooggestemde doelstellingen plat moet walsen, dan wordt het tijd om te vertrekken. Want er wordt daarna wel verwacht dat iedereen vrolijk het ingeslagen pad op huppelt, en daar wil je natuurlijk niet bijzitten. Toch?
(R.O.)
Zomaar een bedrijfje beginnen en een beetje zaken doen, dat kan echt niet meer. Behalve een bedrijfsplan moet je nu ook een visie hebben. Waarom weet niemand, maar de zaken schijnen dan stukken beter te gaan. Het mission statement is hierdoor een populair geloofsartikel geworden. Niet verwonderlijk. Terwijl de reguliere levensbeschouwing honderden pagina s nodig heeft om een visie te ontvouwen, volstaat één A-viertje peptalk voor organisaties met duizenden werknemers.
Naast de idealen die sommige bedrijven op een bladzijde persen, lijkt het modale heilige geschrift zelfs op een overcomplete proefzending tegelspreuken. Een mission statement zou je dus ook corporate religion kunnen noemen. En bij een goed statement stromen de tranen van geluk al na een halve zin over je wangen. Van binnen begin je te gloeien en je mondhoeken vertrekken tot een wat dommige maar intens gelukkige glimlach. Jou hoeven ze niets meer te vertellen, jij wéét. En fluitend ga je aan het werk.
De formulering is natuurlijk belangrijk, de grens der geloofwaardigheid is immers zo overschreden. Instemmend geknik gaat dan via ingehouden gegniffel over in een hysterische lachbui vanwege de uitzinnige claims die de organisatie op haar aandeel in De Betere Wereld legt. De onherkenbaar opgekietelde organisatorische werkelijkheid vermengt zich met een grote zak lucht tot een hijgerige soap, en het doel is voorbijgeschoten voor het geformuleerd is. Een soort gemiste strafschop.
Als de visie een roeping wordt moet je helemaal uitkijken. Ziet de bedrijfsleiding zich als een slagvaardig legertje visionairen dat ieder obstakel tussen punt X en de hooggestemde doelstellingen plat moet walsen, dan wordt het tijd om te vertrekken. Want er wordt daarna wel verwacht dat iedereen vrolijk het ingeslagen pad op huppelt, en daar wil je natuurlijk niet bijzitten. Toch?
(R.O.)
Comments are closed.