Campus

‘Mijn hart lag toch bij het onderzoek’

Toen Henk Stassen werkte aan zijn promotie over de dynamica van spoorwegvoertuigen, werden de eerste softenon-baby’s geboren.

Geïnteresseerd geraakt begon Stassen prothesen te ontwikkelen voor deze zwaar gehandicapte kinderen. Nu, dertig jaar later, is hij een autoriteit op het gebied van de mens-machinesystemen. Vrijdag wordt in de Aula een boek ten doop gehouden dat ter ere van zijn zestigste verjaardag is verschenen.

,,Ik heb nooit kunnen kiezen tussen twee vakgebieden. Aan de ene kant de medische wetenschap; aan de andere kant de technologie van cockpits en regelkamers in de industrie.” Aan het woord is prof.dr.ir. H.G. Stassen, hoofd van de sectie mens-machinesystemen en oud-decaan van de faculteit Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek. ,,En ik zou nog steeds geen keuze kunnen maken. In een volgend leven zou ik het net zo doen. De mix is misschien wel ideaal.”

Stassen, die zijn zestigste verjaardag alweer anderhalf jaar geleden vierde, deed wijd uiteenlopend onderzoek. Het boek Perspectives on the human controller – essays in honor of Henk G. Stassen geeft een indruk van alle gebieden waarop zijn onderzoeksgroep de afgelopen dertig jaar actief is geweest. Een kleine greep: de stabiliteit van fietsers, veiligheid van kerncentrales, de dynamica van menselijke ledematen en het ontwerpen van prothesen.

Op het eerste oog lijkt daar geen lijn in te zitten. ,,Dat is ook het aardige van het boek. Het geeft een goed beeld van hoe we technologische ontwikkelingen voor de industrie ook hebben toegepast in de medische wetenschap.”

Momenteel onderzoekt een aantal promovendi in zijn sectie de werking van schouder en bovenarm. ,,We hebben de afgelopen jaren veertien schouders ontleed”, licht Stassen toe. ,,Compleet uitgeplozen in de snijkamer. Met behulp van zo’n kadaverstudie krijg je een goed beeld van de geometrie van het schoudergewricht, de spieren en de pezen. Vervolgens zijn we de bewegingen en krachten gaan onderzoeken; het resultaat is een redelijke beschrijving van het hele systeem van bewegingen; dat kan behulpzaam zijn bij het ontwerpen van inwendige prothesen. Vorige fysische modellen waren dermate slecht dat je er totaal niks mee kon.”
Acceptatie

‘Goed functioneren’ blijkt trouwens niet de enige eis te zijn waaraan een prothese moet voldoen. In de loop der jaren is Stassen erachter gekomen hoe sterk psychische en sociale factoren meespelen bij de acceptatie van een prothese. ,,Aan iemand wiens arm was geamputeerd, was een kunstarm verstrekt. Ze bleek hem nauwelijks te gebruiken omdat haar man – ze was net getrouwd – tijdens een omhelzing iets gezegd had van ‘haal dat kouwe ding eens uit mijn nek’. Sindsdien had ze hem nooitmeer aangehad. De afloop is dat ze een paar maanden later een baby kreeg, en toen had ze toch echt twee handen nodig. Dus toen is ze weer gaan trainen, met haar man erbij. Zo zie je hoe belangrijk de psychosociale kant is. Als ingenieur heb je de neiging alleen maar te kijken of zo’n prothesehandje werkt of niet. Maar dat is niet genoeg. Het ding moet wel geaccepteerd worden.”

Het nieuwste onderzoeksgebied van de groep-Stassen is de zogeheten minimally invasive surgery and intervention technique, een project dat door het college van bestuur vorige maand gehonoreerd is als één van de tien Delftse Interfacultaire Onderzoekscentra (DIOC). Een deel van dit onderzoek richt zich erop om met behulp van catheters via de bloedvaten een ingreep uit te voeren, zodat er minder grof gesneden hoeft te worden. ,,Het mooie is dat elk deel van het lichaam bereikbaar is via de bloedvaten. Die infrastructuur ligt er al. Zo kun je dus met catheters overal komen, waardoor je bijvoorbeeld op afstand iets elektrisch kunt wegbranden.”

Bij het andere onderzoeksdeel (minimally invasive surgery) gaat het om operaties die via enkele kleine openingen in de huid met speciale instrumenten kunnen worden verricht. Door een andere opening wordt een cameraatje ingebracht zodat de arts op een scherm het inwendige van de patiënt kan zien. Zo kan door drie sleutelgaatjes bijvoorbeeld een galblaas worden verwijderd.”

Deze manier van opereren blijkt esthetischer en veiliger dan het conventionele snijwerk. Stassen: ,,Aan een blinde-darmoperatie houd je al gauw een litteken van vele centimeters over. Met zo’n ritssluiting op haar buik doet een jonge meid van zeg vijfentwintig jaar nooit meer een bikini aan. Met deze nieuwe techniek daarentegen heb je aan twee gaatjes van tien, vijftien millimeter genoeg. Het lichaam blijft dus relatief gaaf. Ongeschonden. Daardoor hoeven de patiënten na de operatie minder lang in het ziekenhuis te blijven. Bovendien is de kans op wondinfectie veel kleiner, omdat de wonden zelf een stuk kleiner zijn. Die kans gaat van twee procent naar één promille.”
Aandacht

Een nadeel is de besturing van de hele operatie, en dat heeft Stassens speciale aandacht. ,,Voor de chirurg is zo’n operatie natuurlijk heel vreemd”, legt hij uit. ,,Hij moet een driedimensionale taak uitvoeren terwijl hij naar een tweedimensionaal beeldschermpje zit te kijken, waarbij hij voornamelijk op zijn ogen moet vertrouwen, terwijl hij normaal zintuigen als reuk en tast meer kan gebruiken. Daarom moet je proberen zoveel mogelijk informatie – dat kunnen naast die videobeelden bijvoorbeeld ook nog röntgenbeelden zijn, of informatie afkomstig van sensoren in de instrumenten – in de operatiekamer te integreren. Je moet proberen de mensen zo goed mogelijk met de techniek te laten communiceren. Als dat niet lukt, gaat het mis.”

Uit zijn verhaal blijkt dat dit niet alleen geldt in de operatiekamer, maar ook op andere terreinen. ,,Alle grote ongelukken van de laatste decennia, de giframp in Bhopal, de 747-botsing op Tenerife, Tsjernobyl, Three Miles Island – het waren allemaal menselijke fouten, blunders zelfs. Ontstaandoor gebrekkige informatie.” Stassen ziet veel parallellen tussen zijn twee vakgebieden, de medische en industriële mens-machinesystemen. ,,Het systeem voor de diagnose van een schouderverlamming lijkt op een alarmsysteem in een kerncentrale. Een vergelijkbaar concept.”

De hoogleraar is inmiddels de zestig gepasseerd. Tijd voor een terugblik? ,,Ik ben niet zo terugblikkerig. Ik kijk liever vooruit. Er zijn nog zoveel leuke dingen te doen. Ik zou graag terug naar China willen, en naar Indonesië. Ik heb altijd veel gereisd.” En dan toch een terugblikje: ,,Over het algemeen heb ik erg genoten. Ik heb weinig dagen gehad waarvan ik denk: dat was zonde. En die vier jaar als decaan…: ik zag er eerst erg tegenop, maar het was toch heel leerzaam. Maar vier jaar was genoeg. Je bent toch zo’n vijfenzeventig uur per week aan het werk. Aan het besturen, terwijl je ook nog een tent hebt met negentien promovendi. Mijn hart lag toch wel bij het onderzoek, direct gekoppeld aan het onderwijs. A well paid hobby in the best environment, zo omschrijf ik het.”

Toen Henk Stassen werkte aan zijn promotie over de dynamica van spoorwegvoertuigen, werden de eerste softenon-baby’s geboren. Geïnteresseerd geraakt begon Stassen prothesen te ontwikkelen voor deze zwaar gehandicapte kinderen. Nu, dertig jaar later, is hij een autoriteit op het gebied van de mens-machinesystemen. Vrijdag wordt in de Aula een boek ten doop gehouden dat ter ere van zijn zestigste verjaardag is verschenen.

,,Ik heb nooit kunnen kiezen tussen twee vakgebieden. Aan de ene kant de medische wetenschap; aan de andere kant de technologie van cockpits en regelkamers in de industrie.” Aan het woord is prof.dr.ir. H.G. Stassen, hoofd van de sectie mens-machinesystemen en oud-decaan van de faculteit Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek. ,,En ik zou nog steeds geen keuze kunnen maken. In een volgend leven zou ik het net zo doen. De mix is misschien wel ideaal.”

Stassen, die zijn zestigste verjaardag alweer anderhalf jaar geleden vierde, deed wijd uiteenlopend onderzoek. Het boek Perspectives on the human controller – essays in honor of Henk G. Stassen geeft een indruk van alle gebieden waarop zijn onderzoeksgroep de afgelopen dertig jaar actief is geweest. Een kleine greep: de stabiliteit van fietsers, veiligheid van kerncentrales, de dynamica van menselijke ledematen en het ontwerpen van prothesen.

Op het eerste oog lijkt daar geen lijn in te zitten. ,,Dat is ook het aardige van het boek. Het geeft een goed beeld van hoe we technologische ontwikkelingen voor de industrie ook hebben toegepast in de medische wetenschap.”

Momenteel onderzoekt een aantal promovendi in zijn sectie de werking van schouder en bovenarm. ,,We hebben de afgelopen jaren veertien schouders ontleed”, licht Stassen toe. ,,Compleet uitgeplozen in de snijkamer. Met behulp van zo’n kadaverstudie krijg je een goed beeld van de geometrie van het schoudergewricht, de spieren en de pezen. Vervolgens zijn we de bewegingen en krachten gaan onderzoeken; het resultaat is een redelijke beschrijving van het hele systeem van bewegingen; dat kan behulpzaam zijn bij het ontwerpen van inwendige prothesen. Vorige fysische modellen waren dermate slecht dat je er totaal niks mee kon.”
Acceptatie

‘Goed functioneren’ blijkt trouwens niet de enige eis te zijn waaraan een prothese moet voldoen. In de loop der jaren is Stassen erachter gekomen hoe sterk psychische en sociale factoren meespelen bij de acceptatie van een prothese. ,,Aan iemand wiens arm was geamputeerd, was een kunstarm verstrekt. Ze bleek hem nauwelijks te gebruiken omdat haar man – ze was net getrouwd – tijdens een omhelzing iets gezegd had van ‘haal dat kouwe ding eens uit mijn nek’. Sindsdien had ze hem nooitmeer aangehad. De afloop is dat ze een paar maanden later een baby kreeg, en toen had ze toch echt twee handen nodig. Dus toen is ze weer gaan trainen, met haar man erbij. Zo zie je hoe belangrijk de psychosociale kant is. Als ingenieur heb je de neiging alleen maar te kijken of zo’n prothesehandje werkt of niet. Maar dat is niet genoeg. Het ding moet wel geaccepteerd worden.”

Het nieuwste onderzoeksgebied van de groep-Stassen is de zogeheten minimally invasive surgery and intervention technique, een project dat door het college van bestuur vorige maand gehonoreerd is als één van de tien Delftse Interfacultaire Onderzoekscentra (DIOC). Een deel van dit onderzoek richt zich erop om met behulp van catheters via de bloedvaten een ingreep uit te voeren, zodat er minder grof gesneden hoeft te worden. ,,Het mooie is dat elk deel van het lichaam bereikbaar is via de bloedvaten. Die infrastructuur ligt er al. Zo kun je dus met catheters overal komen, waardoor je bijvoorbeeld op afstand iets elektrisch kunt wegbranden.”

Bij het andere onderzoeksdeel (minimally invasive surgery) gaat het om operaties die via enkele kleine openingen in de huid met speciale instrumenten kunnen worden verricht. Door een andere opening wordt een cameraatje ingebracht zodat de arts op een scherm het inwendige van de patiënt kan zien. Zo kan door drie sleutelgaatjes bijvoorbeeld een galblaas worden verwijderd.”

Deze manier van opereren blijkt esthetischer en veiliger dan het conventionele snijwerk. Stassen: ,,Aan een blinde-darmoperatie houd je al gauw een litteken van vele centimeters over. Met zo’n ritssluiting op haar buik doet een jonge meid van zeg vijfentwintig jaar nooit meer een bikini aan. Met deze nieuwe techniek daarentegen heb je aan twee gaatjes van tien, vijftien millimeter genoeg. Het lichaam blijft dus relatief gaaf. Ongeschonden. Daardoor hoeven de patiënten na de operatie minder lang in het ziekenhuis te blijven. Bovendien is de kans op wondinfectie veel kleiner, omdat de wonden zelf een stuk kleiner zijn. Die kans gaat van twee procent naar één promille.”
Aandacht

Een nadeel is de besturing van de hele operatie, en dat heeft Stassens speciale aandacht. ,,Voor de chirurg is zo’n operatie natuurlijk heel vreemd”, legt hij uit. ,,Hij moet een driedimensionale taak uitvoeren terwijl hij naar een tweedimensionaal beeldschermpje zit te kijken, waarbij hij voornamelijk op zijn ogen moet vertrouwen, terwijl hij normaal zintuigen als reuk en tast meer kan gebruiken. Daarom moet je proberen zoveel mogelijk informatie – dat kunnen naast die videobeelden bijvoorbeeld ook nog röntgenbeelden zijn, of informatie afkomstig van sensoren in de instrumenten – in de operatiekamer te integreren. Je moet proberen de mensen zo goed mogelijk met de techniek te laten communiceren. Als dat niet lukt, gaat het mis.”

Uit zijn verhaal blijkt dat dit niet alleen geldt in de operatiekamer, maar ook op andere terreinen. ,,Alle grote ongelukken van de laatste decennia, de giframp in Bhopal, de 747-botsing op Tenerife, Tsjernobyl, Three Miles Island – het waren allemaal menselijke fouten, blunders zelfs. Ontstaandoor gebrekkige informatie.” Stassen ziet veel parallellen tussen zijn twee vakgebieden, de medische en industriële mens-machinesystemen. ,,Het systeem voor de diagnose van een schouderverlamming lijkt op een alarmsysteem in een kerncentrale. Een vergelijkbaar concept.”

De hoogleraar is inmiddels de zestig gepasseerd. Tijd voor een terugblik? ,,Ik ben niet zo terugblikkerig. Ik kijk liever vooruit. Er zijn nog zoveel leuke dingen te doen. Ik zou graag terug naar China willen, en naar Indonesië. Ik heb altijd veel gereisd.” En dan toch een terugblikje: ,,Over het algemeen heb ik erg genoten. Ik heb weinig dagen gehad waarvan ik denk: dat was zonde. En die vier jaar als decaan…: ik zag er eerst erg tegenop, maar het was toch heel leerzaam. Maar vier jaar was genoeg. Je bent toch zo’n vijfenzeventig uur per week aan het werk. Aan het besturen, terwijl je ook nog een tent hebt met negentien promovendi. Mijn hart lag toch wel bij het onderzoek, direct gekoppeld aan het onderwijs. A well paid hobby in the best environment, zo omschrijf ik het.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.