Ze ontwierpen en bouwden hun eigen raket, lanceerden hem in Zuid-Afrika en staan er nu nog mee op de vaste tentoonstelling van één van ’s lands bekendste musea ook. Voor zes Dare-studenten kan het succes niet op.
Het Museon in Den Haag – is dat niet waar de liefde voor wetenschap bij veel TU-studenten is ontstaan? Met je voeten in de modder: letterlijk pielen aan alles wat er te zien is. Niet verwonderlijk dat het museum de rollen nu eens omdraaide, en een paar TU-studenten vroeg of ze wilden meewerken aan de tentoonstelling ‘Satellieten – ver weg, toch dichtbij’. “Ze belden gewoon”, zegt Geert Henk Visser (22), vierdejaars L&R en lid van studievereniging Delft Aerospace Rocket Engineering (Dare). “We hadden net met een zelfgebouwde raket de Cansat-competitie in Zuid-Afrika mogelijk gemaakt, en het Museon vroeg of we die raket misschien wilden schenken aan de tentoonstelling. Dat hebben we gedaan.”
De raket, een zogeheten Cansat V6, is namelijk onmisbaar voor de satellietjes die middelbare scholieren jaarlijks bouwen voor de Cansat-competitie. Daarin maken ze van een colablikje een satellietje met functies die de scholieren zelf mogen bedenken. De temperatuur meten bijvoorbeeld, 3D-beelden schieten van de Aarde of klimaatgegevens verzamelen. “De raketten die Dare daarvoor bouwt – jaarlijks zo’n stuk of vier – brengen die satellietjes vervolgens in dertien seconden naar één kilometer hoogte”, aldus Visser. “Daar opent de raket zijn luiken en laat zes satellietjes met een parachuutje naar beneden, waarop ze hun werk kunnen doen. De beste missie wint de competitie.”
Een beter lokkertje voor de TU, Dare én Cansat is niet te bedenken: voor basisscholieren die de tentoonstelling bezoeken is het bouwsel van de TU’ers natuurlijk pure magie. “Dat snappen wij als geen ander; in ons team zit een jongen die zelf dankzij de Cansat-competitie L&R is gaan studeren.”
Voor de groep studenten betekende de tentoonstelling wel even aanpoten. Niet alleen moesten ze de raket – een dikke twee meter hoog en twintig centimeter in doorsnee – eerst nog even verschepen vanuit Zuid-Afrika, hij kon ook wel weer een verfje gebruiken. “Daarna hebben we een lanceertoren gebouwd in de expositieruimte en de raket met vier man een dag lang weer in elkaar geknutseld”, aldus Visser.
Peanuts vergeleken bij de bouw van een nieuwe Cansat-raket. “Die neemt zo’n driekwart jaar in beslag. Er valt een hoop aan te sleutelen: de luiken om de satellietjes los te laten moeten precies op het juiste moment opengaan, de motor moet goed presteren…” Binnenkort starten de leden van Dare met de bouw van weer een nieuw type. “We moeten er natuurlijk wel van blijven leren.” Mooie insteek voor de jonge bezoekers van de tentoonstelling, ook. “Dan trok er tijdens het opbouwen zo’n klein mannetje aan mijn mouw en vroeg: ‘Meneer, meneer, wat kan die raket allemaal?’ Dan zei ik alleen maar: wat denk je dat jij kunt doen voor de raket? Want als hij zich op de middelbare school interesseert voor techniek, kan hij zelf een satelliet ontwerpen die door de raket omhoog wordt gebracht.”
Een pakkende manier om het onderwerp satellieten – en het belang van ruimtevaart in het algemeen – tastbaar te maken voor een jong publiek. Want voor hen is een satelliet niet veel meer dan dat knipperende stipje tussen de sterren, dat je op een heldere avond soms kunt zien. Dat dat stipje onder andere televisie, GPS, weersvoorspelling en communicatie mogelijk maakt, daar hebben de meeste kinderen geen idee van.
Tijdens de tentoonstelling, die is ingericht als een soort ruimtestation, mogen ze zelf met satellieten experimenteren. Verder is er natuurlijk aandacht voor de grootste bemande satelliet met André Kuipers aan boord, ruimtestation ISS, en worden de grote historische stappen naar Sputnik, de eerste kunstmaan gepresenteerd. Geen slechte plek om tussen te staan, als L&R-student. En dan te bedenken dat het allemaal begon met een colablikje.
‘Satellieten – ver weg, toch dichtbij’. Vaste tentoonstelling in het Museon in Den Haag. www.museon.nl
Oefenen, oefenen en nog eens oefenen, vanachter je standaard met bladmuziek. Dat klinkt suf, maar volgens industrieel ontwerper Alexander Ettema (27) moet het instuderen van muziek efficiënter en leuker kunnen. Ettema speelt al sinds zijn zevende klarinet en zit nu in de balkan/klezmerband L’Chaim, dat ‘op het leven’ betekent. “Je hebt natuurlijk bladmuziek, maar als je bij klezmer (Joodse traditionele muziek, red.) een noot op papier zet, zegt het vrijwel niks. In klezmer zit veel expressie die niet in bladmuziek is te vatten. Om het te leren spelen, moet je het kunnen horen.”
Voor het leren van klezmermuziek ging Ettema in de weer met een draaitafel: hij zette markers in liedjes om bepaalde passages snel te kunnen opzoeken en herhalen. Bij muzieklessen kun je natuurlijk je docent voor laten spelen. “Probleem is alleen dat je docent niet opvouwbaar is. Thuis moet je achter je cd-speler of computer gaan zitten om te horen hoe het klinkt, maar technologie leidt af.” Je moet immers je instrument neerleggen en een muis pakken. “Veel mensen hebben hun computer op een onhandige of donkere plek, maar wat willen muzikanten als ze oefenen? Bewegingsvrijheid en een plezierige plek.”
Ettema ging voor zijn afstuderen op zoek naar een oplossing. Dat mondde uit in zes bierviltjes op de grond. Elk met een ander symbool zoals die ook op cd-spelers zijn te vinden: pauze/play, marker aanzetten, marker uitzetten, doorspoelen en terugspoelen naar een marker en als zesde: een functiesymbool. Daarmee kunnen de viltjes eventueel andere functies krijgen, zoals versneld of langzamer afspelen.
En voilà: de geboorte van de FootNote. In feite een matje met knoppen zoals op een cd-speler, maar dan bedienbaar met je voet. Om de techniek te begrijpen haalde Ettema een gamecontroller uit elkaar en sloopte hij een Dance Dance Revolution mat. Bij dit spel van Playstation voer je danspasjes op een matje uit, maar natuurlijk wel zonder de elektronica kapot te trappen.
Door de FootNote aan te sluiten op mobiele apparatuur als tablets, iPods, laptops en iPhones kunnen muzikanten voortaan hun favoriete stukje muziek beluisteren en herhalen waar ze willen. Zonder hun instrument neer te leggen.
Ettema testte de FootNote bij de VAK, centrum voor de kunsten in Delft. Hij kreeg bijval van twintig muziekdocenten. “Een zangeres zei dat het juist ook voor zang nuttig is.” Van leerlingen kreeg hij tips voor de uitvoering van de FootNote.
Bij de VAK wil Ettema nog pilots voor kinderen doen. Verder spreekt hij onder andere met een saxofonist van het conservatorium in Den Haag en muziekonderzoekers in Gent die bestuderen hoe je muziek aanleert. De grootste uitdaging is echter het uitbrengen van de FootNote op de markt. Ettema’s eerste stap daartoe is al succesvol: in februari won hij bij YesDelft 1500 euro met zijn businessplan. Daarin mikt hij op een markt van 2,5 miljoen gebruikers. “We willen eind 2014 minstens 250 duizend FootNotes verkopen voor een prijs van ongeveer 75 euro.”
Extra opties voor zijn FootNote ziet Ettema ook. “Je kunt ook nummers aanbieden die al markers hebben bij bepaalde muziekfragmenten, zodat mensen niet alleen hun eigen nummers via de iPhone opzetten. Ik wil ook richting games waarbij je verschillende niveaus hebt en beloond wordt als je een niveau haalt.”
Hoewel Ettema niks uitsluit, denkt hij dat zijn FootNote uiteindelijk ergens tussen een game en een traditioneel leermiddel inzit. “Het is eigenlijk terugspoelen voor gevorderden.”
www.playfootnote.com
www.lchaim.eu
Comments are closed.