Campus

‘Het plan had bij voorbaat geen kans’

De TU-gift aan de 750-jarige gemeente Delft is het verhaal van het cadeau dat nooit gegeven werd. De gemeente weigerde onlangs het aangeboden kunstwerk; de ideeën van de kunstenaar en de Dienst Stads Ontwikkeling liepen te zeer uiteen.

De kunstenaar: ,,Ik zat op een gegeven moment alleen nog maar met de gemeente aan tafel omdat ík het cadeau was.”

De TU wilde ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van de gemeente een cadeau schenken. Daar werd 170 duizend gulden voor uitgetrokken en er werd een kunstcommissie in het leven geroepen, waarin onder andere Bouwkunde-hoogleraar Cees Dam en voormalig IO-hoogleraar Wim Crouwel zitting hadden. Via een bemiddelingsbureau voor kunstenaars – in de volksmond het ‘Praktijkbureau’ geheten – kwamen ze uit bij de naam Jan van Grunsven. Deze kunstenaar had ervaring met het werken binnen verkeerskundige situaties en wist van asfalt en straten. De gemeente was bezig met de herinrichting van het stationsplein, dus Van Grunsven leek geknipt om namens de TU zijn artistieke stempel op dat plein te drukken.

,,Ik ben dus geen persoon die objecten maakt.” De stem van Van Grunsven klinkt hol in het hoge atelier in de voormalige letterzetterij aan de Da Costakade in Amsterdam. ,,Maar dat was niet erg, kwam misschien zelfs wel goed uit, want ook de gedachten van de kunstcommissie gingen niet uit naar een beeld. Ik dacht meer aan het uitbeelden van de verkeersstromen voor het station, aan de choreografie van het plein, eigenlijk.” Dat leek de commissie een goed idee, en Van Grunsven accepteerde, februari vorig jaar, de opdracht van de TU.

De gemeente Delft, juister gezegd de Dienst Stads Ontwikkeling (DSO) van de gemeente, is op dat moment bezig met de herinrichting van het stationsplein; de verzameling roestige tweewielers en de verkeerskundige onduidelijkheid zijn de gemeente al langer een doorn in het oog. Een Rotterdams stedenbouwkundig ontwerpbureau is bij de plannen betrokken, en heeft zijn ideeën vastgelegd in een maquette. De kunstzinnige activiteiten van Van Grunsven moesten wel aansluiten op de verkeerstechnische plannen, dus ging hij de maquette bekijken bij de Dienst Stads Ontwikkeling Delft, in de Barbarasteeg: ,,Dat was een mooi moment”, zegt hij. ,,Ik stond daar voor het raam met die maquette en keek uit op het echte plein. Terwijl er ideeën in mij opkwamen, hoorde ik achter mij een stem zeggen dat het idee van het Rotterdamse bureau niet zo goed gevallen was in Delft.” In de weken daarna vernam Van Grunsven dat het stedenbouwkundig bureau van de opdracht was afgehaald door wethouder Boelens. De gemeente zag blijkbaar niet genoeg van haar eigen ideeën terug in het Rotterdamse ontwerp. Van Grunsven pakte de telefoon en belde de kunstbemiddelaars van het Praktijkbureau. Wat te doen? ,,Stoppen”, klonk het door de telefoon.
Informatiezuil

De kunstenaar zat dus zonder opdracht, maar het idee liet hemniet los. Over zijn plannen met het plein: ,,Het stationsplein is eigenlijk helemaal geen plein. Het is een leegte, een vloer. Dat is het gevolg van de sloop van het gebouw aan de zuidzijde; daar is niets voor in de plaats gekomen. Het plein ‘loopt weg’ naar die kant. Ik speelde met de gedachte om dat onderscheid tussen de oude en de nieuwe situatie te laten terugkomen, niet door een muur of met hoogteverschil, maar door met ander vloeroppervlak de grondvorm van dat oude gebouw te accentueren.”

,,Een ander punt waarop ik mij gefixeerd heb is de verkeersstroom op het plein. Daar beweegt van alles; taxi’s, personenauto’s, fietsen, maar bovenal bussen. De bewegingen van al die verkeersdeelnemers wilde ik duidelijk maken in mijn werk.”

In september vorig jaar werd Van Grunsven opnieuw uitgenodigd om samen met Crouwel van de TU-kunstcommissie om de tafel van het Amsterdamse Praktijkbureau te gaan zitten, nu met de Dienst Stads Ontwikkeling van Delft erbij. De DSO had niet stil gezeten en de herinrichting van het Delftse stationsplein zelf ter hand genomen. Eén van de onderdelen daarvoor was een informatiezuil. Met moderne technieken zou de wandelaar of reiziger op het plein op de hoogte gebracht moeten worden van bijvoorbeeld vertrektijden van treinen of eventuele vertragingen van treinen of stadsbussen. En daar kon de kunstenaar Van Grunsven mede vorm aan geven, meende de gemeente.

Maar zoals gezegd was Van Grunsven geen objectenbouwer, en de kunstcommissie liep ook al niet echt warm voor het idee van de informatiezuil. ,,Zo’n zuil ontwerpen, dat wilde ik niet, daar heb je ook geen kunstenaar voor nodig, dat kan een IO’er ook”, meent de kunstenaar. ,,Als de DSO op dat moment mijn rechtstreekse opdrachtgever zou zijn, was het einde oefening geweest, maar ik was het cadeau van de TU.” De partijen kwamen uiteindelijk overeen dat Van Grunsven zou laten zien wat hij met het plein wilde.

En dus kwam Van Grunsven met zijn ideeën van pleinbeëindiging, de choreografie van de verkeersstromen, en het contrast tussen oud en nieuw. En noemde het Modify, Regulate, Shift. Hij zag het plein als een knooppunt in een web van verkeersstromen door de stad. De Delftenaar zou overal in de stad moeten voelen wat er op het plein gebeurde. ,,Als het plein verkouden is, dan niezen de bussen in de buitenwijken”, verduidelijkt Van Grunsven.

Maar de gemeente wilde weten of het beton of asfalt moest worden, hoeveel stoepbanden en afvoerputjes er nodig waren. In het voorlopige ontwerp van de gemeente was het plein teveel tot stilstand gekomen, zei de kunstenaar, er moest een stroom zichtbaar worden. Terwijl de kunstenaar zijn ideeën ontvouwde over de belijning als uitbeelding van de bewegingen, vroeg DSO: ,,Prima, hoe breed, welke kleur, wat voor materiaal, op of in het wegdek?” Waar de kunstenaar over het idee en het concept wilde praten, bleek de gemeente de vaart er in te willen houden en het vooral te willen hebben over de technische uitvoerbaarheid.
Asfalt

De kunstenaar bleek geen materiaaldeskundige, en destedenbouwkundige geen kunstenaars. ,,Bovendien”, meent Van Grunsven, ,,had het idee bij voorbaat geen kans. Ik heb het zo ervaren dat de gemeente gewoon een object wilde, die informatiezuil dus eigenlijk.” Dat bleek voor hem ook uit de discussie over de legitimiteit van zijn plannen; de vraag of de uitvoering van de plannen voor gekleurde belijning verkeerstechnisch wel toegestaan was. Immers, asfalt is in principe zwart, belijning wit, tenzij tijdelijk; dan is het geel. ,,Die vraag werd aan míj voorgelegd, hoewel zíj die kennis in huis hebben.” Uiteindelijk werd de vraag toch bij de Dienst Stads Ontwikkeling neergelegd, maar Van Grunsven kreeg nooit antwoord. In een steeds stekeliger wordende sfeer kropen de gesprekken tussen de gemeente en Van Grunsven moeizaam voort. Aan de Da Costakade verzucht de kunstenaar: ,,We hebben een wezenlijk verschillende ontwerphouding. De DSO neemt de contouren van het plein en vult die in, puur functioneel en logistiek. Het plein is daarmee geen deel van de stad; ik vind het ontwerp geen ambiance hebben en ook onverantwoord naar het publiek toe.”
Doodziek

In de loop van het verdere proces bleek er bij de DSO inmiddels een aangepast ontwerpplan in gebruik, waardoor het kunstwerk van Van Grunsven weer veranderd moest worden. Volgens de gemeente had inspraak van buurtbewoners de plannen weer gewijzigd. Bovendien kreeg hij te horen dat de gemeente bezig was met het aantrekken van een andere kunstenaar om alsnog die informatiezuil te ontwerpen. Van Grunsven voelde zich op vele manieren gepasseerd. ,,Ik werd er zo langzamerhand doodziek van.”

Maar het plan zou toch door de wethouder behandeld worden. ,,Ik heb gevraagd of ik mijn plannen mocht toelichten. Dat lag allemaal erg moeilijk, maar ik vond het raar dat de DSO mijn idee zou moeten verduidelijken.” Het bleek allemaal niet meer nodig; burgemeester Van Walsum belde met collegevoorzitter De Voogd en deelde mee dat het cadeau niet geaccepteerd zou worden. ‘Te bepalend en niet passend’, bleek later. Na anderhalf jaar was er uiteindelijk geen cadeau voor de gemeente Delft.

Gedempte stadsgeluiden dringen door tot het gebouw; een trambel rinkelt, verkeer trekt op. Ergens ver weg in het gebouw blaft een hond, twee, drie keer. Van Grunsven nipt aan de koffie, tikt de as. ,,Als kunstenaar weet je pas op het laatste moment of iets doorgaat of niet. Alle partijen moeten het eens zijn, voordat je project uitgevoerd wordt. Vaak wordt het in laatste instantie nog afgekeurd, net als nu. Wat dat betreft ben je als kunstenaar aangeschoten wild. Als het goed gaat is er staand applaus en als het fout gaat wordt er gegooid met rotte tomaten.”

Schade heeft Van Grunsven naar eigen zeggen niet geleden als gevolg van het afblazen van zijn project. Ook steekt hij geen beschuldigende vinger uit naar de TU. De universiteit treft in deze geen blaam, vindt hij. Wie wel?

,,Het gaat fout als bestuurders, zoals een wethouder, zich met het ontwerpproces gaan bemoeien”, gaat Van Grunsven verder. ,,Dat gebeurde ook toen de toenmalige minister van Cultuur, Brinkman, de P.C. Hooftprijs weigerde uit te reiken aan HugoBrandt Corstius. Bestuurders stellen kunstcommissies aan om ontwerpen te beoordelen. Laat ze daar dan ook op vertrouwen. En laat niet hun eigen esthetische oordeel de overhand nemen.” Hij zwijgt even, peinst, en besluit: ,,Delft en kunst, dat ligt gewoon moeilijk. Er zijn al meerdere kunstenaars van naam gesneuveld in Delft.”

De TU-gift aan de 750-jarige gemeente Delft is het verhaal van het cadeau dat nooit gegeven werd. De gemeente weigerde onlangs het aangeboden kunstwerk; de ideeën van de kunstenaar en de Dienst Stads Ontwikkeling liepen te zeer uiteen. De kunstenaar: ,,Ik zat op een gegeven moment alleen nog maar met de gemeente aan tafel omdat ík het cadeau was.”

De TU wilde ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van de gemeente een cadeau schenken. Daar werd 170 duizend gulden voor uitgetrokken en er werd een kunstcommissie in het leven geroepen, waarin onder andere Bouwkunde-hoogleraar Cees Dam en voormalig IO-hoogleraar Wim Crouwel zitting hadden. Via een bemiddelingsbureau voor kunstenaars – in de volksmond het ‘Praktijkbureau’ geheten – kwamen ze uit bij de naam Jan van Grunsven. Deze kunstenaar had ervaring met het werken binnen verkeerskundige situaties en wist van asfalt en straten. De gemeente was bezig met de herinrichting van het stationsplein, dus Van Grunsven leek geknipt om namens de TU zijn artistieke stempel op dat plein te drukken.

,,Ik ben dus geen persoon die objecten maakt.” De stem van Van Grunsven klinkt hol in het hoge atelier in de voormalige letterzetterij aan de Da Costakade in Amsterdam. ,,Maar dat was niet erg, kwam misschien zelfs wel goed uit, want ook de gedachten van de kunstcommissie gingen niet uit naar een beeld. Ik dacht meer aan het uitbeelden van de verkeersstromen voor het station, aan de choreografie van het plein, eigenlijk.” Dat leek de commissie een goed idee, en Van Grunsven accepteerde, februari vorig jaar, de opdracht van de TU.

De gemeente Delft, juister gezegd de Dienst Stads Ontwikkeling (DSO) van de gemeente, is op dat moment bezig met de herinrichting van het stationsplein; de verzameling roestige tweewielers en de verkeerskundige onduidelijkheid zijn de gemeente al langer een doorn in het oog. Een Rotterdams stedenbouwkundig ontwerpbureau is bij de plannen betrokken, en heeft zijn ideeën vastgelegd in een maquette. De kunstzinnige activiteiten van Van Grunsven moesten wel aansluiten op de verkeerstechnische plannen, dus ging hij de maquette bekijken bij de Dienst Stads Ontwikkeling Delft, in de Barbarasteeg: ,,Dat was een mooi moment”, zegt hij. ,,Ik stond daar voor het raam met die maquette en keek uit op het echte plein. Terwijl er ideeën in mij opkwamen, hoorde ik achter mij een stem zeggen dat het idee van het Rotterdamse bureau niet zo goed gevallen was in Delft.” In de weken daarna vernam Van Grunsven dat het stedenbouwkundig bureau van de opdracht was afgehaald door wethouder Boelens. De gemeente zag blijkbaar niet genoeg van haar eigen ideeën terug in het Rotterdamse ontwerp. Van Grunsven pakte de telefoon en belde de kunstbemiddelaars van het Praktijkbureau. Wat te doen? ,,Stoppen”, klonk het door de telefoon.
Informatiezuil

De kunstenaar zat dus zonder opdracht, maar het idee liet hemniet los. Over zijn plannen met het plein: ,,Het stationsplein is eigenlijk helemaal geen plein. Het is een leegte, een vloer. Dat is het gevolg van de sloop van het gebouw aan de zuidzijde; daar is niets voor in de plaats gekomen. Het plein ‘loopt weg’ naar die kant. Ik speelde met de gedachte om dat onderscheid tussen de oude en de nieuwe situatie te laten terugkomen, niet door een muur of met hoogteverschil, maar door met ander vloeroppervlak de grondvorm van dat oude gebouw te accentueren.”

,,Een ander punt waarop ik mij gefixeerd heb is de verkeersstroom op het plein. Daar beweegt van alles; taxi’s, personenauto’s, fietsen, maar bovenal bussen. De bewegingen van al die verkeersdeelnemers wilde ik duidelijk maken in mijn werk.”

In september vorig jaar werd Van Grunsven opnieuw uitgenodigd om samen met Crouwel van de TU-kunstcommissie om de tafel van het Amsterdamse Praktijkbureau te gaan zitten, nu met de Dienst Stads Ontwikkeling van Delft erbij. De DSO had niet stil gezeten en de herinrichting van het Delftse stationsplein zelf ter hand genomen. Eén van de onderdelen daarvoor was een informatiezuil. Met moderne technieken zou de wandelaar of reiziger op het plein op de hoogte gebracht moeten worden van bijvoorbeeld vertrektijden van treinen of eventuele vertragingen van treinen of stadsbussen. En daar kon de kunstenaar Van Grunsven mede vorm aan geven, meende de gemeente.

Maar zoals gezegd was Van Grunsven geen objectenbouwer, en de kunstcommissie liep ook al niet echt warm voor het idee van de informatiezuil. ,,Zo’n zuil ontwerpen, dat wilde ik niet, daar heb je ook geen kunstenaar voor nodig, dat kan een IO’er ook”, meent de kunstenaar. ,,Als de DSO op dat moment mijn rechtstreekse opdrachtgever zou zijn, was het einde oefening geweest, maar ik was het cadeau van de TU.” De partijen kwamen uiteindelijk overeen dat Van Grunsven zou laten zien wat hij met het plein wilde.

En dus kwam Van Grunsven met zijn ideeën van pleinbeëindiging, de choreografie van de verkeersstromen, en het contrast tussen oud en nieuw. En noemde het Modify, Regulate, Shift. Hij zag het plein als een knooppunt in een web van verkeersstromen door de stad. De Delftenaar zou overal in de stad moeten voelen wat er op het plein gebeurde. ,,Als het plein verkouden is, dan niezen de bussen in de buitenwijken”, verduidelijkt Van Grunsven.

Maar de gemeente wilde weten of het beton of asfalt moest worden, hoeveel stoepbanden en afvoerputjes er nodig waren. In het voorlopige ontwerp van de gemeente was het plein teveel tot stilstand gekomen, zei de kunstenaar, er moest een stroom zichtbaar worden. Terwijl de kunstenaar zijn ideeën ontvouwde over de belijning als uitbeelding van de bewegingen, vroeg DSO: ,,Prima, hoe breed, welke kleur, wat voor materiaal, op of in het wegdek?” Waar de kunstenaar over het idee en het concept wilde praten, bleek de gemeente de vaart er in te willen houden en het vooral te willen hebben over de technische uitvoerbaarheid.
Asfalt

De kunstenaar bleek geen materiaaldeskundige, en destedenbouwkundige geen kunstenaars. ,,Bovendien”, meent Van Grunsven, ,,had het idee bij voorbaat geen kans. Ik heb het zo ervaren dat de gemeente gewoon een object wilde, die informatiezuil dus eigenlijk.” Dat bleek voor hem ook uit de discussie over de legitimiteit van zijn plannen; de vraag of de uitvoering van de plannen voor gekleurde belijning verkeerstechnisch wel toegestaan was. Immers, asfalt is in principe zwart, belijning wit, tenzij tijdelijk; dan is het geel. ,,Die vraag werd aan míj voorgelegd, hoewel zíj die kennis in huis hebben.” Uiteindelijk werd de vraag toch bij de Dienst Stads Ontwikkeling neergelegd, maar Van Grunsven kreeg nooit antwoord. In een steeds stekeliger wordende sfeer kropen de gesprekken tussen de gemeente en Van Grunsven moeizaam voort. Aan de Da Costakade verzucht de kunstenaar: ,,We hebben een wezenlijk verschillende ontwerphouding. De DSO neemt de contouren van het plein en vult die in, puur functioneel en logistiek. Het plein is daarmee geen deel van de stad; ik vind het ontwerp geen ambiance hebben en ook onverantwoord naar het publiek toe.”
Doodziek

In de loop van het verdere proces bleek er bij de DSO inmiddels een aangepast ontwerpplan in gebruik, waardoor het kunstwerk van Van Grunsven weer veranderd moest worden. Volgens de gemeente had inspraak van buurtbewoners de plannen weer gewijzigd. Bovendien kreeg hij te horen dat de gemeente bezig was met het aantrekken van een andere kunstenaar om alsnog die informatiezuil te ontwerpen. Van Grunsven voelde zich op vele manieren gepasseerd. ,,Ik werd er zo langzamerhand doodziek van.”

Maar het plan zou toch door de wethouder behandeld worden. ,,Ik heb gevraagd of ik mijn plannen mocht toelichten. Dat lag allemaal erg moeilijk, maar ik vond het raar dat de DSO mijn idee zou moeten verduidelijken.” Het bleek allemaal niet meer nodig; burgemeester Van Walsum belde met collegevoorzitter De Voogd en deelde mee dat het cadeau niet geaccepteerd zou worden. ‘Te bepalend en niet passend’, bleek later. Na anderhalf jaar was er uiteindelijk geen cadeau voor de gemeente Delft.

Gedempte stadsgeluiden dringen door tot het gebouw; een trambel rinkelt, verkeer trekt op. Ergens ver weg in het gebouw blaft een hond, twee, drie keer. Van Grunsven nipt aan de koffie, tikt de as. ,,Als kunstenaar weet je pas op het laatste moment of iets doorgaat of niet. Alle partijen moeten het eens zijn, voordat je project uitgevoerd wordt. Vaak wordt het in laatste instantie nog afgekeurd, net als nu. Wat dat betreft ben je als kunstenaar aangeschoten wild. Als het goed gaat is er staand applaus en als het fout gaat wordt er gegooid met rotte tomaten.”

Schade heeft Van Grunsven naar eigen zeggen niet geleden als gevolg van het afblazen van zijn project. Ook steekt hij geen beschuldigende vinger uit naar de TU. De universiteit treft in deze geen blaam, vindt hij. Wie wel?

,,Het gaat fout als bestuurders, zoals een wethouder, zich met het ontwerpproces gaan bemoeien”, gaat Van Grunsven verder. ,,Dat gebeurde ook toen de toenmalige minister van Cultuur, Brinkman, de P.C. Hooftprijs weigerde uit te reiken aan HugoBrandt Corstius. Bestuurders stellen kunstcommissies aan om ontwerpen te beoordelen. Laat ze daar dan ook op vertrouwen. En laat niet hun eigen esthetische oordeel de overhand nemen.” Hij zwijgt even, peinst, en besluit: ,,Delft en kunst, dat ligt gewoon moeilijk. Er zijn al meerdere kunstenaars van naam gesneuveld in Delft.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.