Campus

‘Hangen, hangen, hangen!’

In Duinkerken startte vorige week de tour de France à la voile. Een maand lang racen vijfentwintig ‘Mumm 30-zeiljachten’, waaronder de Delft Challenge, door het Kanaal, de Golf van Biskaje en de Middellandse Zee.

Na zeven slagen hoog aan de wind maakt het Delftse team zijn laatste spurt naar de boei. “Stand by, go!” Op commando duiken zes mannen als een springveer naar bakboord. De giek zwiept rakelings over hun hoofden. Alleen Dimitri Simons (18, technische bestuurskunde) blijft achter. Als een bezetene draait hij het voorzeil strak met de lier.
“Hangen, hangen”, snauwt de skipper hem toe terwijl de boot steeds verder helt en de golven al over het dek heen slaan.
De studenten mogen hun concentratie geen seconde verliezen. Bij de eerste inshore wedstrijd van deze in Frankrijk zo befaamde zeiltour, blijken veel van de vijfentwintig deelnemende boten, voornamelijk Franse, aan elkaar gewaagd.
Behalve uit langere races tussen tien etappeplaatsen – de offshore races die soms wel veertig uur duren – bestaat de tour uit kortebaanwedstrijden. Deze zogenaamde inshore races om boeien heen, vinden enkele kilometers uit de kust plaats.
Het snel reageren op kleine veranderingen in windrichting, het exact trimmen van de zeilen en inspelen op de golven, is hier van cruciaal belang. Eén moment van onoplettendheid, en enkele boten schuiven voorbij.
Bij de boei aangekomen verandert het spelletje. “Doel hier is om de anderen zoveel mogelijk in de weg te zitten”, vertelt de ervaren skipper Bert Schandevyl (25).
De boten, die direct na de start uit elkaar waaierden, komen vanuit verschillende richtingen weer snoeihard bij elkaar. Een Zwitserse boot met haaientanden op de neus stevent van bakboord met zo’n tien knopen op de Delft Challenge af die zelf net de bocht in is gedoken en dus wat aan snelheid heeft verloren. Ze missen de boot op enkele decimeters.
De Parijzenaren zijn intussen net iets eerder bij de boei aangekomen. Ze hebben al gegijpt (gedraaid) om met de wind in de rug terug te keren naar de startboei. Het Delftse team dreigt hen de pas af te snijden. ‘No water, no water’ protesteren de Fransen.
Stuurman Gosse de Boer (19, civiele techniek) draait bij om ze voor te laten, zoals het reglement gebiedt. Degene die het eerste bij de boei komt, mag zijn manoeuvre afmaken. Maar Bert vindt dat ze wel hard van stapel lopen. “Putain ca va hein”, scheldt hij. “Dat hoort er allemaal bij”, zegt hij met een grote grijns.
Vlak na het incident aait de spinaker van een andere boot een kabel van het Delftse team. “Reclamation”, roept Bert streng zwaaiend met een rood vlaggetje. De andere boot moet twee strafrondjes om de boei maken. Maar ze verandert niet van koers. “Nee, dat had ik ook niet verwacht”, zegt Bert. Hij was niet van plan de zaak op de spits te drijven. “Ik wilde ze alleen een beetje zenuwachtig maken”, lacht hij.
Het team eindigt uiteindelijk in de middenmoot van het studentenklassement (behalve studenten doen er ook professionele teams en amateurteams mee).
Bij de ingang van de haven staan overal mensen te applaudisseren. Enkele vissers steken hun duim op. Spi-trimmer Wouter Riedijk (25, maritieme techniek) geniet er zichtbaar van. “In Frankrijk leeft de zeilsport echt. Geweldig is dat.”
Terug aan wal bestudeert tacticus Michiel van der Meulen de zeekaarten voor de volgende wedstrijd. “We krijgen redelijk wat stroming voor de kiezen. Af en toe moeten we zandbanken opzoeken want daar is de stroming minder.”
Bij de tour is elk detail van belang en ieder teamlid heeft zo zijn verantwoordelijkheden. De een brengt de zandbanken in kaart. De ander boent bij dageraad met duikapparatuur de romp vrij van algen. Een ander zorgt dat de proviand goed is opgeborgen.
Dit laatste kan tijdens een etapperace een positie hoger of lager in het klassement betekenen. De regeltjes worden hier maximaal uitgerekt. “Eigenlijk moet je het eten neerleggen in de kajuit”, zegt Riedijk. “Maar tijdens de lange offshore races hangen we het op tegen de romp, zodat het iets meer tegengewicht creëert. Dat doet iedereen”, lacht hij. 

Koploper onder de opleidingen is luchtvaart- en ruimtevaarttechniek. Daar haalt 28,1 procent van de eerstejaars zijn ‘P’ in een jaar. “Een kwart van onze studenten is buitenlands”, vertelt Irma Croese van de afdeling onderwijs en studentenzaken. Dat aantal ligt aanzienlijk hoger dan bij andere opleidingen, omdat L&R de propedeuse ook in het Engels aanbiedt. Croese: “Die studenten hebben een hoger wiskundeniveau dan de Nederlandse studenten en zijn gemotiveerder.” 

Bij technische aardwetenschappen is de situatie het slechtst. Daar haalt slechts één op de tien studenten zijn propedeuse in het eerste jaar. “Het ligt al jaren stabiel rond dat percentage”, meldt Ellen Touw van de afdeling onderwijs en studentenzaken van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. Daar zijn volgens haar twee verklaringen voor. “Het eerste jaar heeft veel kleine vakken. Zeker in vergelijking met de andere opleidingen die hier worden aangeboden. Je haalt er dus sneller eentje niet.” Ook valt de productiviteit van de studenten tegen. “Op dit moment is een aantal plannen in ontwikkeling om dat te verhogen.”
Desondanks zal het moeilijk blijken de studiehouding zomaar te veranderen. ‘‘Ah joh, zeven jaar over je studie doen is hier heel gewoon, en je eerste jaar is het jaar waar je het meest van moet genieten. Je hebt nog de rest van je studietijd om te studeren.’ Dit soort teksten krijg je al te horen als je op eerstejaarsweekend bent’, schrijft Hans Seip van de facultaire studentenraad van CiTG in een opiniestuk dat volgende week in Delta verschijnt. (GvH)

Na zeven slagen hoog aan de wind maakt het Delftse team zijn laatste spurt naar de boei. “Stand by, go!” Op commando duiken zes mannen als een springveer naar bakboord. De giek zwiept rakelings over hun hoofden. Alleen Dimitri Simons (18, technische bestuurskunde) blijft achter. Als een bezetene draait hij het voorzeil strak met de lier.

“Hangen, hangen”, snauwt de skipper hem toe terwijl de boot steeds verder helt en de golven al over het dek heen slaan.
De studenten mogen hun concentratie geen seconde verliezen. Bij de eerste inshore wedstrijd van deze in Frankrijk zo befaamde zeiltour, blijken veel van de vijfentwintig deelnemende boten, voornamelijk Franse, aan elkaar gewaagd.

Behalve uit langere races tussen tien etappeplaatsen – de offshore races die soms wel veertig uur duren – bestaat de tour uit kortebaanwedstrijden. Deze zogenaamde inshore races om boeien heen, vinden enkele kilometers uit de kust plaats.

Het snel reageren op kleine veranderingen in windrichting, het exact trimmen van de zeilen en inspelen op de golven, is hier van cruciaal belang. Eén moment van onoplettendheid, en enkele boten schuiven voorbij.

Bij de boei aangekomen verandert het spelletje. “Doel hier is om de anderen zoveel mogelijk in de weg te zitten”, vertelt de ervaren skipper Bert Schandevyl (25).

De boten, die direct na de start uit elkaar waaierden, komen vanuit verschillende richtingen weer snoeihard bij elkaar. Een Zwitserse boot met haaientanden op de neus stevent van bakboord met zo’n tien knopen op de Delft Challenge af die zelf net de bocht in is gedoken en dus wat aan snelheid heeft verloren. Ze missen de boot op enkele decimeters.

De Parijzenaren zijn intussen net iets eerder bij de boei aangekomen. Ze hebben al gegijpt (gedraaid) om met de wind in de rug terug te keren naar de startboei. Het Delftse team dreigt hen de pas af te snijden. ‘No water, no water’ protesteren de Fransen.

Stuurman Gosse de Boer (19, civiele techniek) draait bij om ze voor te laten, zoals het reglement gebiedt. Degene die het eerste bij de boei komt, mag zijn manoeuvre afmaken. Maar schipper Bert Schandevyl vindt dat ze wel hard van stapel lopen. “Putain ca va hein”, scheldt hij. “Dat hoort er allemaal bij”, zegt hij met een grote grijns.

Vlak na het incident aait de spinaker van een andere boot een kabel van het Delftse team. “Reclamation”, roept Schandevyl streng zwaaiend met een rood vlaggetje. De andere boot moet twee strafrondjes om de boei maken. Maar ze verandert niet van koers. “Nee, dat had ik ook niet verwacht”, zegt Schandevyl. Hij was niet van plan de zaak op de spits te drijven. “Ik wilde ze alleen een beetje zenuwachtig maken”, lacht hij.

Het team eindigt uiteindelijk in de middenmoot van het studentenklassement (behalve studenten doen er ook professionele teams en amateurteams mee).

Bij de ingang van de haven staan overal mensen te applaudisseren. Enkele vissers steken hun duim op. Spi-trimmer Wouter Riedijk (25, maritieme techniek) geniet er zichtbaar van. “In Frankrijk leeft de zeilsport echt. Geweldig is dat.”

Terug aan wal bestudeert tacticus Michiel van der Meulen de zeekaarten voor de volgende wedstrijd. “We krijgen redelijk wat stroming voor de kiezen. Af en toe moeten we zandbanken opzoeken want daar is de stroming minder.”

Bij de tour is elk detail van belang en ieder teamlid heeft zo zijn verantwoordelijkheden. De een brengt de zandbanken in kaart. De ander boent bij dageraad met duikapparatuur de romp vrij van algen. Een ander zorgt dat de proviand goed is opgeborgen.

Dit laatste kan tijdens een etapperace een positie hoger of lager in het klassement betekenen. De regeltjes worden hier maximaal uitgerekt. “Eigenlijk moet je het eten neerleggen in de kajuit”, zegt Riedijk. “Maar tijdens de lange offshore races hangen we het op tegen de romp, zodat het iets meer tegengewicht creëert. Dat doet iedereen”, lacht hij. 

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.