Science

Griezelig uitgestorven

“Downtown Shanghai is een doods gebied en ook het oude stadsdeel wordt elk jaar minder levendig”, stelt dr.ir. Gregory Bracken in zijn proefschrift Thinking Shanghai, waar hij vorige week op promoveerde bij Bouwkunde.

“In rap tempo groeide vanaf begin jaren negentig in Shanghai een skyline die niet onder doet voor Manhattan. Politici zeiden ook: “Hier komt het New York van Azië”. Een woonwijk ging tegen de vlakte en maakte plaats voor wolkenkrabbers. Het is allemaal top down tot stand gekomen. Dat is een heel effectieve manier om een levensloze wijk te creëren.”
De Ierse architect Gregory Bracken ging vier jaar lang geregeld vanuit zijn woonplaatsen Hongkong en Singapore naar Shanghai om te onderzoeken hoe en door welke culturele en sociaal-economische factoren de stad verandert. De tijdens de koloniale periode – van 1842 tot 1949 – zo roerige en bruisende vrijhaven voor handelaren en gelukszoekers wordt volgens hem door Chinese politiek en stedenbouwkundige beslissingen elk jaar minder dynamisch.
“De nieuwe publieke ruimtes van Shanghai zijn zo goed als levenloos”, zegt Bracken huiverend. “Het zijn open plekken met veel bankjes en fonteinen. Het ziet er architecttonisch mooi uit. Maar het is griezelig, want er is werkelijk niemand.”
“Een van de problemen is dat de openbare ruimtes overgebleven plekken zijn tussen hoogbouw”, stelt Bracken. “Ze zijn ontworpen voor doorgang en niet voor gebruik.” Westerse stedenbouwkundige principes gaan volgens hem bovendien niet op in Shanghai. Chinezen gebruiken niet graag grote open gebieden voor gemeenschapsactiviteiten. En zeker niet de inwoners van Shanghai. “Shanghai kent namelijk graduated privacy. Dat is een geleidelijke overgang van openbare ruimte, die te vinden is langs grote wegen via semipublieke gebieden, naar kleinere weggetjes door woonwijken heen en de privéruimtes op de binnenpleintjes van de wooneenheden.”
Die structuur is te vinden in de wijken met de alleyway houses in het koloniale deel van de stad. De woningen lijken op traditionele Chinese huizen, de siheyuans, die rond een binnenplaats opgesteld staan. In negentiende-eeuws Shanghai zijn de huizen in enorme blokken gebouwd met steeds eigen toegangs- en binnenweggetjes die, naarmate je dieper de wijk binnentreedt, steeds kleiner en intiemer worden.
“De schakering van publiek- naar privégebied vormt de basis voor een rijk en dynamisch straatleven. Elke plek binnen dit stelsel heeft een speciale functie afhankelijk van de daar heersende mate van privacy. Bij kruispunten van hoofdwegen met binnenwegen staan fruitverkopers met hun stalletjes. Ze staan altijd aan de kant van de hoofdweg. Een oud vrouwtje dat toekijkt op het marktgebeuren zal altijd aan de kant van het binnenweggetje plaatsnemen, zodat ze niet in de weg zit. Meer naar binnen toe verkopen mensen weer andere producten en repareren ze hun fiets. In de kleinste straatjes bereiden ze het eten, spelen ze mah-jong en letten ze op de kinderen.”
Bracken lardeert zijn proefschrift met opvattingen van grote denkers zoals de oriëntalist Edward Saïd en de Franse Filosoof Michel Foucault.
Volgens de architect beschrijft Foucault in de theorie over de relaties tussen ruimte en kracht, goed wat er speelt in Shanghai. De ondertitel van zijn proefschrift luidt niet voor niets: ‘A Foucauldian Interrogation of the Postsocialist Metropolis’. De theorie verklaart hoe een machtsstructuur ontstaat door de interactie tussen een bepaalde ruimte (bijvooorbeeld de alley ways) en een gemeenschap. De opbouw van de alley ways vormt als het ware een soort keurslijf voor de sociale structuur van de bewoners. Deze bepaalt wat je waar wel en niet mag doen.
Door de één-kind-politiek van China verandert de leefwijze. “De wooneenheden waren oorspronkelijk ontworpen voor grote gezinnen, maar die zijn er nu niet meer. Delen van de alley ways worden bovendien gesloopt om plaats te maken voor andere gebouwen. De levendige straten verdwijnen hierdoor.”
“Architectonisch zijn de veranderingen goed, maar stedenbouwkundig gezien niet omdat er sociale netwerken verloren gaan. Zo is er bijvoorbeeld een wijk waar een grote opening in is gemaakt en waar nu een winkelcentrum is gekomen. De toeristen gaan er naartoe omdat ze denken dat ze daar de echte leefstijl van Shanghai zien en de Chinezen vinden het interessant omdat ze denken dat ze in de westerse wereld zijn beland. Iedereen wordt voor de gek gehouden.”

Thanks to the fact that bamboo grows so rapidly and has other good properties, giant bamboo can form an interesting, environmentally friendly alternative to various other raw materials and wood types. This is the conclusion drawn by Pablo van der Lugt, who received his PhD degree from TU Delft on October 21. However, designers are still not sufficiently familiar with the possibilities bamboo offers. In Western Europe, bamboo, especially in its industrial form, is still a fairly unknown material with a low market share (under 1 percent). Industrial designer and architect Van der Lugt regards this as a missed opportunity, because the possibilities for creating high-quality industrial products from bamboo, such as blockboard and flooring, are increasing constantly. Bamboo is moreover an environmentally friendly material. It has a tremendously fast growth rate, through which the material absorbs large amounts of CO2 from the atmosphere. Giant bamboo therefore is an interesting alternative to less environmentally friendly materials, such as tropical hardwood.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.