Campus

De kelderwerkers (5)

De eerste aanwijzing dat er dingen mis gingen, kreeg ik van de vloerpoetser. Het was een vrijdag, ik bracht een stapeltje brieven naar de postvakken.

De week liep ten einde, er was bijna niemand in de gangen. Ook mijn werk zat er bijna op. Wat zou ik gaan doen, dit weekend? Ik had geen idee. Werken berooft je niet alleen van je vrije tijd, maar ook van je goede ideeën.


1 Illustratie: Saskia Wigbold

Uit de zijgang kwam een bromtoon op me af die ik niet goed kon plaatsen. Ik legde de brieven in het postvak UIT en bleef luisteren. Het geluid werd sterker en kwam de hoek om; het was de vloerpoetser op zijn elektrische wagentje. Nee maar! Wat blauw!

,,Goedemiddag”, zei ik, zo normaal mogelijk.

,,Hallo”, groette de vloerpoetser op joviale toon, alsof hij niet van onder tot boven besmeurd was met blauwe verf.

,,Wat is er met je gebeurd?”

,,The usual. Kun je even aan de kant gaan, ik moet hier een paar keer steken met de kar om naast de postvakken te kunnen poetsen.”

Ik deed een stap opzij en keek met verbazing toe hoe handig hij het wagentje bestuurde. Hij floot er zelfs een deuntje bij. Terugkijkend naar de gang waar hij vandaan was gekomen, zag ik een vage blauwe waas over de gepoetste vloer. Van de kar lekten verfdruppels op de grond. Het stuur zat onder de verf, de handen van de vloerpoetser, zijn overall, zelfs zijn gezicht was blauw bespikkeld.

,,Moet je de wagen niet even schoonmaken?”

,,Welnee,” riep hij blijmoedig, ,,volgende week is het weer raak. Let maar niet op mij. Prettig weekend!”

Zigzaggend reed hij verder, hij boende het stof van de vloeren en liet een spikkeltjespatroon van verf na. Elke stap die ik zette, liet een afdruk achter. Zo wandelde ik terug naar mijn kamer, pakte mijn jas en besteeg de trappen naar de buitenlucht.

Bij de min-derde verdieping zag ik meer blauwe voetstappen omhoog gaan. Ik versnelde mijn pas en op de bovenste kelderverdieping haalde ik meneer Costeau in.

,,Meneer Costeau, u trekt een spoor door het trappenhuis!”

Hij draaide zich om. Ik zag zorgen in zijn gezicht.

,,Jonas. Wat doe jij nog zo laat hier?”

Werken, wat anders? Brieven typen. Enveloppen likken tot mijn tong aan mijn lippen plakte. Terwijl om me heen alles blauw besmeurd raakte. Ik wees op meneer Costeaus suède schoenen. ,,Verf?”, vroeg ik.

,,Verf”, beaamde hij. ,,Het was weer raak op de drukkerij. We raken er bijna aan gewend. Dat is nu de derde vrijdag op rij dat er problemen zijn. Maar ja, wie weet de oplossing? Weet jij een oplossing?”

,,Ik weet niet eens wat het probleem is.”

Meneer Costeau zuchtte, zijn schouders zakten maar hij trok ze meteen weer dicht tegen zijn nek. Hij wurmde met een vinger zijn horloge onder zijn manchet uit. ,,Dat is een lang verhaal. Het is vrijdagmiddag, half zes. Wil je het nu horen?Vooruit dan maar, ik zie het al aan je blik. In het kort: de drukkerij kan het werk niet aan. Elk jaar rond deze tijd hebben ze een piek aan opdrachten te verwerken, maar dit jaar is het dramatisch. Faculteiten gaan samen, logo’s worden veranderd, er wordt les gegeven in het engels. Alles tegelijk, en alles zorgt voor meer drukwerk. We hebben nu al meer dictaten gedrukt dan het hele vorige jaar! De drukpersen draaien overuren. Dus wat krijg je? Storingen. En storingen betekenen tijdverlies, meer werkdruk. De machines worden zo snel mogelijk opgelapt, voor zo lang het duurt. Vrijdag knapt de boel uit elkaar. Vorige week was er kortsluiting en vloog een pallet versgedrukte dictaten in brand, deze week explodeert het inktreservoir. Verdieping min-zeven is helemaal blauw. TU-blauw.”

Meneer Costeaus schouders deinden mee op zijn zucht.

,,Drukwerk, werkdruk: het is een cynische woordspeling.”

Hij keek op van zijn verpeste schoenen. Ik begreep de rimpels in zijn voorhoofd. Zonder overtuiging zei hij, meer tegen zichzelf dan tegen mij: ,,Kom op jongen, niet zo somber! Het is weekend. Wat zijn je plannen voor morgen?”

De eerste aanwijzing dat er dingen mis gingen, kreeg ik van de vloerpoetser. Het was een vrijdag, ik bracht een stapeltje brieven naar de postvakken. De week liep ten einde, er was bijna niemand in de gangen. Ook mijn werk zat er bijna op. Wat zou ik gaan doen, dit weekend? Ik had geen idee. Werken berooft je niet alleen van je vrije tijd, maar ook van je goede ideeën.


1 Illustratie: Saskia Wigbold

Uit de zijgang kwam een bromtoon op me af die ik niet goed kon plaatsen. Ik legde de brieven in het postvak UIT en bleef luisteren. Het geluid werd sterker en kwam de hoek om; het was de vloerpoetser op zijn elektrische wagentje. Nee maar! Wat blauw!

,,Goedemiddag”, zei ik, zo normaal mogelijk.

,,Hallo”, groette de vloerpoetser op joviale toon, alsof hij niet van onder tot boven besmeurd was met blauwe verf.

,,Wat is er met je gebeurd?”

,,The usual. Kun je even aan de kant gaan, ik moet hier een paar keer steken met de kar om naast de postvakken te kunnen poetsen.”

Ik deed een stap opzij en keek met verbazing toe hoe handig hij het wagentje bestuurde. Hij floot er zelfs een deuntje bij. Terugkijkend naar de gang waar hij vandaan was gekomen, zag ik een vage blauwe waas over de gepoetste vloer. Van de kar lekten verfdruppels op de grond. Het stuur zat onder de verf, de handen van de vloerpoetser, zijn overall, zelfs zijn gezicht was blauw bespikkeld.

,,Moet je de wagen niet even schoonmaken?”

,,Welnee,” riep hij blijmoedig, ,,volgende week is het weer raak. Let maar niet op mij. Prettig weekend!”

Zigzaggend reed hij verder, hij boende het stof van de vloeren en liet een spikkeltjespatroon van verf na. Elke stap die ik zette, liet een afdruk achter. Zo wandelde ik terug naar mijn kamer, pakte mijn jas en besteeg de trappen naar de buitenlucht.

Bij de min-derde verdieping zag ik meer blauwe voetstappen omhoog gaan. Ik versnelde mijn pas en op de bovenste kelderverdieping haalde ik meneer Costeau in.

,,Meneer Costeau, u trekt een spoor door het trappenhuis!”

Hij draaide zich om. Ik zag zorgen in zijn gezicht.

,,Jonas. Wat doe jij nog zo laat hier?”

Werken, wat anders? Brieven typen. Enveloppen likken tot mijn tong aan mijn lippen plakte. Terwijl om me heen alles blauw besmeurd raakte. Ik wees op meneer Costeaus suède schoenen. ,,Verf?”, vroeg ik.

,,Verf”, beaamde hij. ,,Het was weer raak op de drukkerij. We raken er bijna aan gewend. Dat is nu de derde vrijdag op rij dat er problemen zijn. Maar ja, wie weet de oplossing? Weet jij een oplossing?”

,,Ik weet niet eens wat het probleem is.”

Meneer Costeau zuchtte, zijn schouders zakten maar hij trok ze meteen weer dicht tegen zijn nek. Hij wurmde met een vinger zijn horloge onder zijn manchet uit. ,,Dat is een lang verhaal. Het is vrijdagmiddag, half zes. Wil je het nu horen?Vooruit dan maar, ik zie het al aan je blik. In het kort: de drukkerij kan het werk niet aan. Elk jaar rond deze tijd hebben ze een piek aan opdrachten te verwerken, maar dit jaar is het dramatisch. Faculteiten gaan samen, logo’s worden veranderd, er wordt les gegeven in het engels. Alles tegelijk, en alles zorgt voor meer drukwerk. We hebben nu al meer dictaten gedrukt dan het hele vorige jaar! De drukpersen draaien overuren. Dus wat krijg je? Storingen. En storingen betekenen tijdverlies, meer werkdruk. De machines worden zo snel mogelijk opgelapt, voor zo lang het duurt. Vrijdag knapt de boel uit elkaar. Vorige week was er kortsluiting en vloog een pallet versgedrukte dictaten in brand, deze week explodeert het inktreservoir. Verdieping min-zeven is helemaal blauw. TU-blauw.”

Meneer Costeaus schouders deinden mee op zijn zucht.

,,Drukwerk, werkdruk: het is een cynische woordspeling.”

Hij keek op van zijn verpeste schoenen. Ik begreep de rimpels in zijn voorhoofd. Zonder overtuiging zei hij, meer tegen zichzelf dan tegen mij: ,,Kom op jongen, niet zo somber! Het is weekend. Wat zijn je plannen voor morgen?”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.