Energie uit vaste brandstoffen, doelmatiger gebruik van industriële restwarmte en duurzame energiebronnen. Dat gooit prof.ir. R.W.J. Kouffeld in de strijd in een poging een continue energievoorziening te garanderen voor de toekomst.
Het interfacultaire onderzoekscentrum Winning, conversie en gebruik van energie speelt daarmee in op de Derde Energienota van het kabinet.
De wereldbevolking groeit uit tot tien miljard mensen in 2040. Daarbovenop stijgt nog eens het hoofdelijk energieverbruik. ,,Dat komt doordat we steeds meer dingen gebruiken die elektriciteit nodig hebben, zoals de draadloze telefoon, het antwoordapparaat. De ontwikkelingslanden die schade aan het inhalen zijn, dragen ook hun steentje bij. China bijvoorbeeld bouwt elk jaar evenveel nieuwe energiecentrales bij als wij er hier reeds hebben”, weet Kouffeld.
,,Dat betekent een verdrievoudiging van het totale energieverbruik, tot duizend exajoule (exa = 1018) in 2040”, rekent Kouffeld voor, die met deze cijfers en ideeën het Shell-scenario aanhangt. Hij verwacht dat binnen vijftien tot twintig jaar de toevoer van met name vloeibare fossiele brandstoffen zal stagneren. ,,We zullen dus snel moeten overstappen op duurzame energiebronnen. En daarbij denk ik vooral aan zonne-energie, maar ik vrees dat we daar in twintig jaar nog onvoldoende over beschikken.”
Veel werk aan de winkel dus voor zijn DIOC. Met twee programma’s wil Kouffeld het probleem inperken. Het eerste programma richt zich op vaste brandstoffen die minder schaars zijn: steenkool, biomassa (planten als olifantsgras bijvoorbeeld) en brandstofcellen. ,,De uitdaging zit in het feit dat dat zo efficiënt en vooral schoon mogelijk moet gebeuren.”
Het programma richt zich ook op het benutten van álle beschikbare energie. Vele industriële processen en ook elektriciteitscentrales produceren warmte van lage temperatuur die onbenut blijft. ,,We willen onderzoeken of we deze restwarmte rechtstreeks kunnen gebruiken, of dat we in staat zijn de temperatuur te verhogen via warmtepompen en warmtetransformatoren zodat we de warmte wel kunnen gebruiken. Misschien kunnen we de restwarmte ook wel vervoeren over grote afstanden naar een plek waar het bruikbaar is.”
Duurzame energiebronnen staan uiteraard ook op het verlanglijstje en wel in het tweede programma. Daarin kijkt men hoe decentrale productie van duurzame energie opgeslagen kan worden en ingezet voor grootschalige toepassingen zoals fotocellen, accu’s en regelsystemen. Kouffeld: ,,Het windenergie-instituut is een schoolvoorbeeld van een multidisciplinair instituut dat je in een interfacultair onderzoekscentrum als dit moet onderbrengen.”
(J.O.)
Energie uit vaste brandstoffen, doelmatiger gebruik van industriële restwarmte en duurzame energiebronnen. Dat gooit prof.ir. R.W.J. Kouffeld in de strijd in een poging een continue energievoorziening te garanderen voor de toekomst. Het interfacultaire onderzoekscentrum Winning, conversie en gebruik van energie speelt daarmee in op de Derde Energienota van het kabinet.
De wereldbevolking groeit uit tot tien miljard mensen in 2040. Daarbovenop stijgt nog eens het hoofdelijk energieverbruik. ,,Dat komt doordat we steeds meer dingen gebruiken die elektriciteit nodig hebben, zoals de draadloze telefoon, het antwoordapparaat. De ontwikkelingslanden die schade aan het inhalen zijn, dragen ook hun steentje bij. China bijvoorbeeld bouwt elk jaar evenveel nieuwe energiecentrales bij als wij er hier reeds hebben”, weet Kouffeld.
,,Dat betekent een verdrievoudiging van het totale energieverbruik, tot duizend exajoule (exa = 1018) in 2040”, rekent Kouffeld voor, die met deze cijfers en ideeën het Shell-scenario aanhangt. Hij verwacht dat binnen vijftien tot twintig jaar de toevoer van met name vloeibare fossiele brandstoffen zal stagneren. ,,We zullen dus snel moeten overstappen op duurzame energiebronnen. En daarbij denk ik vooral aan zonne-energie, maar ik vrees dat we daar in twintig jaar nog onvoldoende over beschikken.”
Veel werk aan de winkel dus voor zijn DIOC. Met twee programma’s wil Kouffeld het probleem inperken. Het eerste programma richt zich op vaste brandstoffen die minder schaars zijn: steenkool, biomassa (planten als olifantsgras bijvoorbeeld) en brandstofcellen. ,,De uitdaging zit in het feit dat dat zo efficiënt en vooral schoon mogelijk moet gebeuren.”
Het programma richt zich ook op het benutten van álle beschikbare energie. Vele industriële processen en ook elektriciteitscentrales produceren warmte van lage temperatuur die onbenut blijft. ,,We willen onderzoeken of we deze restwarmte rechtstreeks kunnen gebruiken, of dat we in staat zijn de temperatuur te verhogen via warmtepompen en warmtetransformatoren zodat we de warmte wel kunnen gebruiken. Misschien kunnen we de restwarmte ook wel vervoeren over grote afstanden naar een plek waar het bruikbaar is.”
Duurzame energiebronnen staan uiteraard ook op het verlanglijstje en wel in het tweede programma. Daarin kijkt men hoe decentrale productie van duurzame energie opgeslagen kan worden en ingezet voor grootschalige toepassingen zoals fotocellen, accu’s en regelsystemen. Kouffeld: ,,Het windenergie-instituut is een schoolvoorbeeld van een multidisciplinair instituut dat je in een interfacultair onderzoekscentrum als dit moet onderbrengen.”
(J.O.)
Comments are closed.