Wetenschap

De operatiekamer opnieuw ingericht

Nieuwe medische technieken stapelen zich bovenop bestaande technieken. ,,Het resultaat is onoverzichtelijkheid in de operatiekamer”, weet prof.dr.ir.

H.G. Stassen. ,,Integratie van het instrumentarium is zeer gewenst.” Het onderzoekscentrum Medische technologie wil de operatiekamer herindelen, met nieuwe instrumenten en operatieprotocollen.

Het programma draait om de verdere ontwikkeling van ‘minimaal invasieve chirurgie’ en interventietechnieken, waarbij de patiënt via kleine openingen in de huid, respectievelijk via de bloedbanen wordt geopereerd.

Voor de verwijdering van een blinde darm was het vroeger noodzakelijk een huidopening van vijftien centimeter te maken. Tegenwoordig kan de chirurg volstaan met een drietal gaatjes verspreid over de onderbuik. Eén gaatje dient voor de camera, en de andere twee om snij-, grijp- en andere instrumenten in te plaatsen.

Behalve dat de patiënt na de operatie zonder litteken op het strand kan liggen, heeft deze minimaal invasieve operatietechniek als voordeel dat het een mindere zware ingreep is voor het lichaam. Daardoor is de patiënt sneller thuis en dus eerder aan het werk. Dat kan resulteren in grote besparingen.

Daarnaast is de kans op infecties kleiner. Doordat de operaties een stuk moeilijker zijn uit te voeren, is de kans op complicaties wel groter. Stassen: ,,Tijdens de operatie wordt de buikholte opgeblazen met het gas CO2 om ruimte te creëren. Dat gas drukt eventueel geraakte slagadertjes dicht. Wanneer de operatie klaar is, kan de patiënt een inwendige bloeding krijgen en moet de buik alsnog via de klassieke methode geopereerd worden om het adertje dicht te branden. Deze complicaties treden op in een paar procent van de operaties.”

Stassen beschrijft de factoren die de nieuwe operatietechnieken moeilijk maken. Het begint al bij de voorbereiding. ,,In de operatiekamer beschikken ze niet over de informatie die ze in de voorbereidingskamer hebben. Het lijken wel twee aparte werelden. Daarom is een taakanalyse nodig. Wie doet wat, waar, wanneer en waarom?” Dat leert waar de problemen liggen, welke instrumenten en protocollen niet voldoen en hoe het anders moet.

Daarnaast zou het handig zijn als alle anatomische en fysiologische beeldinformatie die beschikbaar is geïntegreerd kan worden in een totaalbeeld. Fusie van MRI-beelden of van CT-scans met de camerabeelden en toevoeging van gegevens over hartslag en CO2-concentratie in het bloed, is een voorbeeld van een project uit het programma.

De minimaal invasieve operatie wordt ook bemoeilijkt doordat de chirurg zijn tastzin nauwelijks kan gebruiken. Bovendien moet hij het doen met een tweedimensionaal beeld, opgenomen met een camera vanuit een andere hoek dan hij zelf kijkt en bediend door een tweede persoon. Al deze factoren moeten geoptimaliseerd worden door gebruik te maken van bijvoorbeeldtelemanipulatie, wrijvingloze gereedschappen, miniaturisering van sensoren, en kleinere, beter bestuurbare en flexibeler catheters.

Het onderzoeksprogramma legt een zwaar accent op de medische kant. De TU zal ervoor samenwerken met (academische) ziekenhuizen in Leiden, Utrecht en Amsterdam. Stassen: ,,Uiteindelijk leidt het tot een compleet nieuw chirurgisch proces.”
(J.O.)

Nieuwe medische technieken stapelen zich bovenop bestaande technieken. ,,Het resultaat is onoverzichtelijkheid in de operatiekamer”, weet prof.dr.ir. H.G. Stassen. ,,Integratie van het instrumentarium is zeer gewenst.” Het onderzoekscentrum Medische technologie wil de operatiekamer herindelen, met nieuwe instrumenten en operatieprotocollen.

Het programma draait om de verdere ontwikkeling van ‘minimaal invasieve chirurgie’ en interventietechnieken, waarbij de patiënt via kleine openingen in de huid, respectievelijk via de bloedbanen wordt geopereerd.

Voor de verwijdering van een blinde darm was het vroeger noodzakelijk een huidopening van vijftien centimeter te maken. Tegenwoordig kan de chirurg volstaan met een drietal gaatjes verspreid over de onderbuik. Eén gaatje dient voor de camera, en de andere twee om snij-, grijp- en andere instrumenten in te plaatsen.

Behalve dat de patiënt na de operatie zonder litteken op het strand kan liggen, heeft deze minimaal invasieve operatietechniek als voordeel dat het een mindere zware ingreep is voor het lichaam. Daardoor is de patiënt sneller thuis en dus eerder aan het werk. Dat kan resulteren in grote besparingen.

Daarnaast is de kans op infecties kleiner. Doordat de operaties een stuk moeilijker zijn uit te voeren, is de kans op complicaties wel groter. Stassen: ,,Tijdens de operatie wordt de buikholte opgeblazen met het gas CO2 om ruimte te creëren. Dat gas drukt eventueel geraakte slagadertjes dicht. Wanneer de operatie klaar is, kan de patiënt een inwendige bloeding krijgen en moet de buik alsnog via de klassieke methode geopereerd worden om het adertje dicht te branden. Deze complicaties treden op in een paar procent van de operaties.”

Stassen beschrijft de factoren die de nieuwe operatietechnieken moeilijk maken. Het begint al bij de voorbereiding. ,,In de operatiekamer beschikken ze niet over de informatie die ze in de voorbereidingskamer hebben. Het lijken wel twee aparte werelden. Daarom is een taakanalyse nodig. Wie doet wat, waar, wanneer en waarom?” Dat leert waar de problemen liggen, welke instrumenten en protocollen niet voldoen en hoe het anders moet.

Daarnaast zou het handig zijn als alle anatomische en fysiologische beeldinformatie die beschikbaar is geïntegreerd kan worden in een totaalbeeld. Fusie van MRI-beelden of van CT-scans met de camerabeelden en toevoeging van gegevens over hartslag en CO2-concentratie in het bloed, is een voorbeeld van een project uit het programma.

De minimaal invasieve operatie wordt ook bemoeilijkt doordat de chirurg zijn tastzin nauwelijks kan gebruiken. Bovendien moet hij het doen met een tweedimensionaal beeld, opgenomen met een camera vanuit een andere hoek dan hij zelf kijkt en bediend door een tweede persoon. Al deze factoren moeten geoptimaliseerd worden door gebruik te maken van bijvoorbeeldtelemanipulatie, wrijvingloze gereedschappen, miniaturisering van sensoren, en kleinere, beter bestuurbare en flexibeler catheters.

Het onderzoeksprogramma legt een zwaar accent op de medische kant. De TU zal ervoor samenwerken met (academische) ziekenhuizen in Leiden, Utrecht en Amsterdam. Stassen: ,,Uiteindelijk leidt het tot een compleet nieuw chirurgisch proces.”
(J.O.)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.