Onderwijs

Het vijfde jaar moet de verlichting brengen

,,Jullie gaan beginnen aan een vijfjarig programma”, riep rector Wakker de eerstejaars toe in zijn welkomstspeech aan het begin van de Ontvangstweek.

Daarmee kwam een einde aan een zomer van onzekerheid en een jarenlange lobby voor het vijfjarig curriculum. De TU lijkt ‘Den Haag’ zo geen ander keuze te willen laten dan de invoering van het vijfjarig curriculum. Het staaltje Delftse durf dwong de faculteiten echter wel tot snel handelen. Misschien wel te snel.

Het zag er zo voorspoedig uit. Een jarenlange lobby begon eindelijk zijn vruchten af te werpen. De RCO (Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties, kortom het bedrijfsleven) publiceerde in april 1993 een rapport waarin werd gepleit voor een verlenging van vrijwel alle technische studies naar vijf jaar. Ondernemend Nederland, onder bezielende leiding van opperhoofd Rinnooy Kan, smeekte om een betere ingenieur, met een hoger abstractieniveau, een grotere technische basiskennis en met een beter vermogen tot analyse en synthese (integratie van kenniscomponenten).

Het RCO-rapport was bepaald niet de enige in zijn soort, maar overtuigde wel de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs (Cohen) om een wetsvoorstel in te dienen waarin de vijfjarige studieduur wordt vastgelegd. De bewindsman stelde als tegenprestatie zware eisen aan de inhoud en de studeerbaarheid van het verlengde curriculum. De wet tot verlenging van de cursusduur kon dan per 1 september 1994 ingaan.

Maar de ‘plannen van Paars’ gooiden roet in het eten, met als gevolg een hete zomer voor het TU-bestuur. Wel of niet doorgaan met vijf jaar? Rector Wakker: ,,We hadden de oprechte overtuiging dat in september groen licht zou worden gegeven. Dat bleek niet zo te zijn. We konden als cvb toen op safe spelen en de hele boel afblazen, maar we hebben geconstateerd dat er een hele goede hoop is en er sterke aanwijzingen zijn dat de vijfjarige studieduur binnen niet al te lange tijd wettelijk geregeld wordt.”

Wakker voelde zich enigszins machteloos toen hij geconfronteerd werd met de vertraging door de kabinetsformatie. ,,We konden daar niets aan doen. We wilden doorgaan op de lijn die we hebben ingezet. Met natuurlijk een risico. Maar ik neem meer risico als ik zondag in het vliegtuig stap.”

Dus met het afkeuren van het wetsvoorstel houdt het cvb geen rekening? ,,We speculeren niet of het wel of niet doorgaat. We gaan uit van een situatie die wij het meest reëel achten”, meent Wakker. ,,Ik wilde dat alle dingen waarover het cvb beslist zo’n klein risico hadden.”

Mocht Den Haag toch een stokje voor de vijfjarige studieduur steken, dan wordt het ,,helemaal een chaos”, meent althansJan Wolf, afgelopen jaar universiteitsraadslid voor Aag. ,,In de raad werd het al langer als een fait accompli beschouwd dat er een vijfjarige studieduur zou komen. Voor zover ik de feiten ken, heeft het cvb besloten tot invoering van ‘vijf jaar’, omdat er enerzijds al zoveel werk gedaan was door de faculteiten dat afblazen niet te verkopen zou zijn, en anderzijds omdat het inhoudelijk noodzakelijk was. Ik heb vage vermoedens, maar dat kan bezijden de waarheid zijn, dat het cvb van de staatssecretaris de toezegging heeft gehad dat er wel begonnen kon worden met het vijfjarig curriculum. Daarnaast zou het kunnen dat het cvb aan ‘Den Haag’ het signaal heeft willen geven: ‘We zijn er serieus mee bezig’.”
Rijping

Of het politiek inschattingsvermogen van het bestuurscollege juist is geweest, zal blijken. Vraag twee is: wordt straks ook echt een betere ingenieur gecreëerd? ,,Ja”, meent Wakker stellig, ,,hoewel de huidige opleiding prima voldoet, is het nu eenmaal een feit dat verse ingenieurs niet goed inzetbaar zijn in het bedrijfsleven, uiteindelijk de afnemers van ‘het produkt ingenieur’. Door een bredere vorming en een langere afstudeerperiode wordt er in de toekomst inderdaad een betere ingenieur afgeleverd. Beter, ook omdat hij meer tijd heeft gehad om de stof te laten inwerken. Als je iets wilt leren vergt dat rijping, en dat kan niet in vier jaar.”

Maar ‘vier jaar’ na de invoering van de tweefasenstructuur in 1982 alleen op papier bestaan. De TU-studies zijn toen toch slechts gecomprimeerd naar vier jaar en nu gebeurt er toch niet veel meer dan het omgekeerde? Wakker: ,,Nee. Hier wordt niet het omgekeerde harmonikamodel toegepast. Zonder meer oprekken mag niet.” In de praktijk lijkt deze aanwijzing van het cvb minder hard te worden gehanteerd. Zo kiest Industrieel Ontwerpen voor het oprekken van het – overigens gloednieuwe – blokkensysteem. Met dat curriculum voldeden ze al aan de eisen die in het RCO-rapport worden gesteld. Wakker: ,,Onze aanwijzingen aan de faculteiten zijn enigszins flexibel. Als een faculteit meent te voldoen aan de eisen, zeggen wij ‘akkoord’, tot het tegendeel bewezen is. Wij weten het als cvb niet beter dan de faculteiten.”
Paradoxaal

‘Voor het één hoort het ander’, moet de staatssecretaris Cohen hebben gedacht. En hij koppelde het vijfde jaar aan een verlaging van de gemiddelde studieduur op de TU van 5,8 naar 5,5 jaar. Dat klinkt paradoxaal: 42 studiepunten toevoegen aan een curriculum dat in de praktijk al bijna zes jaar studietijd kost en dan beweren dat het allemaal in 5,5 jaar past. Wakker legt de gedachte hierachter uit: ,,Er mag geen stof worden toegevoegd aan de basisvakken. Dat hoeft ook helemaal niet, die vakken zijn prima. Maar een deel van de studievertraging die een student oploopt, wordt veroorzaakt door een te gecomprimeerd programma. Dat loopt vast. Door het curriculum aan te passen aan het werkelijke studietempo en het onderwijs beter af te stemmen en te stroomlijnen, winnen we veel tijd. De ruimte in het curriculum die zo ontstaat, wordt opgevuld met vormende vakken (filosofie, duurzame ontwikkeling, economie en dergelijke, red.), om zo toch op een gemiddelde studieduur van 5,5 jaar uit te komen.”

Wolf gelooft ook wel in dat principe, maar twijfelt aan de haalbaarheid ervan. ,,Het gevaar bestaat dat er toch basisstof toegevoegd gaat worden, door competentiestrijd binnen een faculteit. Dat gaat ten koste van de samenhang van het curriculum, en dus van de studeerbaarheid.”

Die gemiddelde studieduur van 5,5 jaar is overigens een keiharde eis van de staatssecretaris. ,,Er is niet alleen een inspanningsverplichting, maar ook een realiseringsverplichting”, zegt studieadviseur drs. A. van Dort van Civiele Techniek, ,,het eindniveau van afgestudeerden wordt nu gekoppeld aan de studieduur, in plaats van andersom. Als de gemiddelde studieduur te hoog blijft, zal er gesleuteld worden aan het eindniveau.”

Over die overschrijding zal rector Wakker zich geen zorgen maken: ,,Het is simpel. Die 5,5 jaar is een natuurwet, zo lang duurt het gewoon om een ingenieur op te leiden.”

Tom Köhler en Robin Lopulalan

,,Jullie gaan beginnen aan een vijfjarig programma”, riep rector Wakker de eerstejaars toe in zijn welkomstspeech aan het begin van de Ontvangstweek. Daarmee kwam een einde aan een zomer van onzekerheid en een jarenlange lobby voor het vijfjarig curriculum. De TU lijkt ‘Den Haag’ zo geen ander keuze te willen laten dan de invoering van het vijfjarig curriculum. Het staaltje Delftse durf dwong de faculteiten echter wel tot snel handelen. Misschien wel te snel.

Het zag er zo voorspoedig uit. Een jarenlange lobby begon eindelijk zijn vruchten af te werpen. De RCO (Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties, kortom het bedrijfsleven) publiceerde in april 1993 een rapport waarin werd gepleit voor een verlenging van vrijwel alle technische studies naar vijf jaar. Ondernemend Nederland, onder bezielende leiding van opperhoofd Rinnooy Kan, smeekte om een betere ingenieur, met een hoger abstractieniveau, een grotere technische basiskennis en met een beter vermogen tot analyse en synthese (integratie van kenniscomponenten).

Het RCO-rapport was bepaald niet de enige in zijn soort, maar overtuigde wel de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs (Cohen) om een wetsvoorstel in te dienen waarin de vijfjarige studieduur wordt vastgelegd. De bewindsman stelde als tegenprestatie zware eisen aan de inhoud en de studeerbaarheid van het verlengde curriculum. De wet tot verlenging van de cursusduur kon dan per 1 september 1994 ingaan.

Maar de ‘plannen van Paars’ gooiden roet in het eten, met als gevolg een hete zomer voor het TU-bestuur. Wel of niet doorgaan met vijf jaar? Rector Wakker: ,,We hadden de oprechte overtuiging dat in september groen licht zou worden gegeven. Dat bleek niet zo te zijn. We konden als cvb toen op safe spelen en de hele boel afblazen, maar we hebben geconstateerd dat er een hele goede hoop is en er sterke aanwijzingen zijn dat de vijfjarige studieduur binnen niet al te lange tijd wettelijk geregeld wordt.”

Wakker voelde zich enigszins machteloos toen hij geconfronteerd werd met de vertraging door de kabinetsformatie. ,,We konden daar niets aan doen. We wilden doorgaan op de lijn die we hebben ingezet. Met natuurlijk een risico. Maar ik neem meer risico als ik zondag in het vliegtuig stap.”

Dus met het afkeuren van het wetsvoorstel houdt het cvb geen rekening? ,,We speculeren niet of het wel of niet doorgaat. We gaan uit van een situatie die wij het meest reëel achten”, meent Wakker. ,,Ik wilde dat alle dingen waarover het cvb beslist zo’n klein risico hadden.”

Mocht Den Haag toch een stokje voor de vijfjarige studieduur steken, dan wordt het ,,helemaal een chaos”, meent althansJan Wolf, afgelopen jaar universiteitsraadslid voor Aag. ,,In de raad werd het al langer als een fait accompli beschouwd dat er een vijfjarige studieduur zou komen. Voor zover ik de feiten ken, heeft het cvb besloten tot invoering van ‘vijf jaar’, omdat er enerzijds al zoveel werk gedaan was door de faculteiten dat afblazen niet te verkopen zou zijn, en anderzijds omdat het inhoudelijk noodzakelijk was. Ik heb vage vermoedens, maar dat kan bezijden de waarheid zijn, dat het cvb van de staatssecretaris de toezegging heeft gehad dat er wel begonnen kon worden met het vijfjarig curriculum. Daarnaast zou het kunnen dat het cvb aan ‘Den Haag’ het signaal heeft willen geven: ‘We zijn er serieus mee bezig’.”
Rijping

Of het politiek inschattingsvermogen van het bestuurscollege juist is geweest, zal blijken. Vraag twee is: wordt straks ook echt een betere ingenieur gecreëerd? ,,Ja”, meent Wakker stellig, ,,hoewel de huidige opleiding prima voldoet, is het nu eenmaal een feit dat verse ingenieurs niet goed inzetbaar zijn in het bedrijfsleven, uiteindelijk de afnemers van ‘het produkt ingenieur’. Door een bredere vorming en een langere afstudeerperiode wordt er in de toekomst inderdaad een betere ingenieur afgeleverd. Beter, ook omdat hij meer tijd heeft gehad om de stof te laten inwerken. Als je iets wilt leren vergt dat rijping, en dat kan niet in vier jaar.”

Maar ‘vier jaar’ na de invoering van de tweefasenstructuur in 1982 alleen op papier bestaan. De TU-studies zijn toen toch slechts gecomprimeerd naar vier jaar en nu gebeurt er toch niet veel meer dan het omgekeerde? Wakker: ,,Nee. Hier wordt niet het omgekeerde harmonikamodel toegepast. Zonder meer oprekken mag niet.” In de praktijk lijkt deze aanwijzing van het cvb minder hard te worden gehanteerd. Zo kiest Industrieel Ontwerpen voor het oprekken van het – overigens gloednieuwe – blokkensysteem. Met dat curriculum voldeden ze al aan de eisen die in het RCO-rapport worden gesteld. Wakker: ,,Onze aanwijzingen aan de faculteiten zijn enigszins flexibel. Als een faculteit meent te voldoen aan de eisen, zeggen wij ‘akkoord’, tot het tegendeel bewezen is. Wij weten het als cvb niet beter dan de faculteiten.”
Paradoxaal

‘Voor het één hoort het ander’, moet de staatssecretaris Cohen hebben gedacht. En hij koppelde het vijfde jaar aan een verlaging van de gemiddelde studieduur op de TU van 5,8 naar 5,5 jaar. Dat klinkt paradoxaal: 42 studiepunten toevoegen aan een curriculum dat in de praktijk al bijna zes jaar studietijd kost en dan beweren dat het allemaal in 5,5 jaar past. Wakker legt de gedachte hierachter uit: ,,Er mag geen stof worden toegevoegd aan de basisvakken. Dat hoeft ook helemaal niet, die vakken zijn prima. Maar een deel van de studievertraging die een student oploopt, wordt veroorzaakt door een te gecomprimeerd programma. Dat loopt vast. Door het curriculum aan te passen aan het werkelijke studietempo en het onderwijs beter af te stemmen en te stroomlijnen, winnen we veel tijd. De ruimte in het curriculum die zo ontstaat, wordt opgevuld met vormende vakken (filosofie, duurzame ontwikkeling, economie en dergelijke, red.), om zo toch op een gemiddelde studieduur van 5,5 jaar uit te komen.”

Wolf gelooft ook wel in dat principe, maar twijfelt aan de haalbaarheid ervan. ,,Het gevaar bestaat dat er toch basisstof toegevoegd gaat worden, door competentiestrijd binnen een faculteit. Dat gaat ten koste van de samenhang van het curriculum, en dus van de studeerbaarheid.”

Die gemiddelde studieduur van 5,5 jaar is overigens een keiharde eis van de staatssecretaris. ,,Er is niet alleen een inspanningsverplichting, maar ook een realiseringsverplichting”, zegt studieadviseur drs. A. van Dort van Civiele Techniek, ,,het eindniveau van afgestudeerden wordt nu gekoppeld aan de studieduur, in plaats van andersom. Als de gemiddelde studieduur te hoog blijft, zal er gesleuteld worden aan het eindniveau.”

Over die overschrijding zal rector Wakker zich geen zorgen maken: ,,Het is simpel. Die 5,5 jaar is een natuurwet, zo lang duurt het gewoon om een ingenieur op te leiden.”

Tom Köhler en Robin Lopulalan

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.