De financiële last voor de overstromingen in Limburg, nu ongeveer een jaar geleden, moet niet bij de rijksoverheid maar bij de gemeenten liggen.
Verschillende Limburgse gemeenten die getroffen zijn door de wateroverlast, waren van tevoren gewaarschuwd voor het bouwen in risicogebieden. Door toch te bouwen namen zij de verantwoordelijkheid op zich. Dit zegt prof.dr.ir. C. Van den Akker van de vakgroep hydrologie en ecologie (Civiele Techniek), die vorige week woensdag zijn intreerede hield.
Wateroverlast is een wijdverspreid probleem waar de politiek weinig mee doet, aldus Van den Akker. ,,De politiek is kortzichtig: aan bouwgrond is voor een gemeente binnen zeer korte tijd goed geld te verdienen, terwijl een overstroming over tien jaar niet als een probleem beschouwd wordt. Waarschuwingen door Rijkswaterstaat om niet in riskante gebieden te bouwen worden genegeerd. Zodra het dan misloopt, zoals recent in Limburg en Noord-Holland, komen de plaatselijke overheden de schade alsnog op de nationale overheid verhalen. Dan liggen de financiële lasten toch niet goed verdeeld.”
Van den Akker vindt wel dat hydrologen harder mogen roepen om de aandacht op overstromingsrisico te vestigen. ,,Maar al te vaak wordt in Nederland gedacht dat de waterhuishouding volledig in de hand te houden is. Keer op keer wordt de politiek na een ramp met de neus op de feiten gedrukt. Pas als de ramp voltrokken is besteed men aandacht aan hydrologen, want dan is het een kiezersvriendelijk onderwerp. Het zou goed zijn als het inwinnen van advies bij hydrologen vóór het bouwen verplicht werd.”
Niet de excessieve regenval, maar het menselijk ingrijpen ligt veelal ten grondslag aan de wateroverlast, zegt Van den Akker. ,,Men kan zich in Noord-Holland afvragen of een verandering in de landbouwwaterhuishouding niet mede oorzaak is geweest. Op allerlei plaatsen in de wereld spelen ontbossing, verstedelijking en industrialisering een rol. In plaats van dat neerslag in de bodem trekt, wordt het veel sneller dan vroeger afgevoerd naar de rivier. Bij de recente overstromingen in Italië was dit zeker het geval, daar was de hoeveelheid neerslag niet ongewoon. Ook een goed voorbeeld is de kanalisering van de Maas, die mede de grote overstroming in Limburg veroorzaakte.”
Natuurbouw
Veel watersnoodrampen kunnen met de huidige kennis voorzien worden, aldus Van den Akker en pleit daarom voor meer onderzoek in het veld. ,,Het beschikken over meetgegevens over een lange periode is essentieel. Helaas komt men tegenwoordig vaak niet aan veldstudies toe.”
Door de zo ontstane inzichten kunnen dan goede oplossingen gezocht worden. Het herstel van de ‘natuurlijke situatie’ isgeen oplossing volgens Van den Akker. ,,Ecologen hebben altijd een ideaalbeeld van de situatie van zo’n veertig jaar geleden. Het herstellen van die situatie is per definitie onmogelijk. Alles wat met waterhuishouding te maken heeft is manifest veranderd. Hier en daar wordt geprobeerd natuurlijke systemen te herstellen door het weghalen van civieltechnische werken. Een sprekend voorbeeld is het verwijderen van zomerdijken, waardoor in de uiterwaarden een natuurlijk eco-systeem zou onstaan. Maar door ander stuwbeheer is de dynamiek van de rivier veranderd, de waterkwaliteit is anders, de sedimentlast is qua kwantiteit en kwaliteit verschillend. Niettemin zijn de projecten die thans uitgevoerd zijn interessant. Je moet echter niet spreken van natuurherstel, maar van natuurbouw.”
De ingrepen van civiele ingenieurs in het milieu kunnen daarbij van doorslaggevend belang zijn. Van den Akker pleit dan ook voor een grotere context voor het vak hydrologie: ,,Onze vakgroep heet niet voor niets hydrologie en ecologie. Je kunt niet zeggen: ‘Wij zijn de waterkundigen’, want er zijn allerlei vakgebieden die betrekking hebben op water. Vroeger kwam milieu uit de geitewollensokken-hoek, nu is het een heel reëel onderdeel van de studie civiel ingenieur. De eventuele bundeling van krachten uit verschillende vakgebieden in een onderzoekschool, die vanuit de TU Delft geleid gaat worden, zal zeker het hydrologisch onderwijs en onderzoek versterken.” (P.R.)
,
De financiële last voor de overstromingen in Limburg, nu ongeveer een jaar geleden, moet niet bij de rijksoverheid maar bij de gemeenten liggen. Verschillende Limburgse gemeenten die getroffen zijn door de wateroverlast, waren van tevoren gewaarschuwd voor het bouwen in risicogebieden. Door toch te bouwen namen zij de verantwoordelijkheid op zich. Dit zegt prof.dr.ir. C. Van den Akker van de vakgroep hydrologie en ecologie (Civiele Techniek), die vorige week woensdag zijn intreerede hield.
Wateroverlast is een wijdverspreid probleem waar de politiek weinig mee doet, aldus Van den Akker. ,,De politiek is kortzichtig: aan bouwgrond is voor een gemeente binnen zeer korte tijd goed geld te verdienen, terwijl een overstroming over tien jaar niet als een probleem beschouwd wordt. Waarschuwingen door Rijkswaterstaat om niet in riskante gebieden te bouwen worden genegeerd. Zodra het dan misloopt, zoals recent in Limburg en Noord-Holland, komen de plaatselijke overheden de schade alsnog op de nationale overheid verhalen. Dan liggen de financiële lasten toch niet goed verdeeld.”
Van den Akker vindt wel dat hydrologen harder mogen roepen om de aandacht op overstromingsrisico te vestigen. ,,Maar al te vaak wordt in Nederland gedacht dat de waterhuishouding volledig in de hand te houden is. Keer op keer wordt de politiek na een ramp met de neus op de feiten gedrukt. Pas als de ramp voltrokken is besteed men aandacht aan hydrologen, want dan is het een kiezersvriendelijk onderwerp. Het zou goed zijn als het inwinnen van advies bij hydrologen vóór het bouwen verplicht werd.”
Niet de excessieve regenval, maar het menselijk ingrijpen ligt veelal ten grondslag aan de wateroverlast, zegt Van den Akker. ,,Men kan zich in Noord-Holland afvragen of een verandering in de landbouwwaterhuishouding niet mede oorzaak is geweest. Op allerlei plaatsen in de wereld spelen ontbossing, verstedelijking en industrialisering een rol. In plaats van dat neerslag in de bodem trekt, wordt het veel sneller dan vroeger afgevoerd naar de rivier. Bij de recente overstromingen in Italië was dit zeker het geval, daar was de hoeveelheid neerslag niet ongewoon. Ook een goed voorbeeld is de kanalisering van de Maas, die mede de grote overstroming in Limburg veroorzaakte.”
Natuurbouw
Veel watersnoodrampen kunnen met de huidige kennis voorzien worden, aldus Van den Akker en pleit daarom voor meer onderzoek in het veld. ,,Het beschikken over meetgegevens over een lange periode is essentieel. Helaas komt men tegenwoordig vaak niet aan veldstudies toe.”
Door de zo ontstane inzichten kunnen dan goede oplossingen gezocht worden. Het herstel van de ‘natuurlijke situatie’ isgeen oplossing volgens Van den Akker. ,,Ecologen hebben altijd een ideaalbeeld van de situatie van zo’n veertig jaar geleden. Het herstellen van die situatie is per definitie onmogelijk. Alles wat met waterhuishouding te maken heeft is manifest veranderd. Hier en daar wordt geprobeerd natuurlijke systemen te herstellen door het weghalen van civieltechnische werken. Een sprekend voorbeeld is het verwijderen van zomerdijken, waardoor in de uiterwaarden een natuurlijk eco-systeem zou onstaan. Maar door ander stuwbeheer is de dynamiek van de rivier veranderd, de waterkwaliteit is anders, de sedimentlast is qua kwantiteit en kwaliteit verschillend. Niettemin zijn de projecten die thans uitgevoerd zijn interessant. Je moet echter niet spreken van natuurherstel, maar van natuurbouw.”
De ingrepen van civiele ingenieurs in het milieu kunnen daarbij van doorslaggevend belang zijn. Van den Akker pleit dan ook voor een grotere context voor het vak hydrologie: ,,Onze vakgroep heet niet voor niets hydrologie en ecologie. Je kunt niet zeggen: ‘Wij zijn de waterkundigen’, want er zijn allerlei vakgebieden die betrekking hebben op water. Vroeger kwam milieu uit de geitewollensokken-hoek, nu is het een heel reëel onderdeel van de studie civiel ingenieur. De eventuele bundeling van krachten uit verschillende vakgebieden in een onderzoekschool, die vanuit de TU Delft geleid gaat worden, zal zeker het hydrologisch onderwijs en onderzoek versterken.” (P.R.)
De financiële last voor de overstromingen in Limburg, nu ongeveer een jaar geleden, moet niet bij de rijksoverheid maar bij de gemeenten liggen. Verschillende Limburgse gemeenten die getroffen zijn door de wateroverlast, waren van tevoren gewaarschuwd voor het bouwen in risicogebieden. Door toch te bouwen namen zij de verantwoordelijkheid op zich. Dit zegt prof.dr.ir. C. Van den Akker van de vakgroep hydrologie en ecologie (Civiele Techniek), die vorige week woensdag zijn intreerede hield.
Wateroverlast is een wijdverspreid probleem waar de politiek weinig mee doet, aldus Van den Akker. ,,De politiek is kortzichtig: aan bouwgrond is voor een gemeente binnen zeer korte tijd goed geld te verdienen, terwijl een overstroming over tien jaar niet als een probleem beschouwd wordt. Waarschuwingen door Rijkswaterstaat om niet in riskante gebieden te bouwen worden genegeerd. Zodra het dan misloopt, zoals recent in Limburg en Noord-Holland, komen de plaatselijke overheden de schade alsnog op de nationale overheid verhalen. Dan liggen de financiële lasten toch niet goed verdeeld.”
Van den Akker vindt wel dat hydrologen harder mogen roepen om de aandacht op overstromingsrisico te vestigen. ,,Maar al te vaak wordt in Nederland gedacht dat de waterhuishouding volledig in de hand te houden is. Keer op keer wordt de politiek na een ramp met de neus op de feiten gedrukt. Pas als de ramp voltrokken is besteed men aandacht aan hydrologen, want dan is het een kiezersvriendelijk onderwerp. Het zou goed zijn als het inwinnen van advies bij hydrologen vóór het bouwen verplicht werd.”
Niet de excessieve regenval, maar het menselijk ingrijpen ligt veelal ten grondslag aan de wateroverlast, zegt Van den Akker. ,,Men kan zich in Noord-Holland afvragen of een verandering in de landbouwwaterhuishouding niet mede oorzaak is geweest. Op allerlei plaatsen in de wereld spelen ontbossing, verstedelijking en industrialisering een rol. In plaats van dat neerslag in de bodem trekt, wordt het veel sneller dan vroeger afgevoerd naar de rivier. Bij de recente overstromingen in Italië was dit zeker het geval, daar was de hoeveelheid neerslag niet ongewoon. Ook een goed voorbeeld is de kanalisering van de Maas, die mede de grote overstroming in Limburg veroorzaakte.”
Natuurbouw
Veel watersnoodrampen kunnen met de huidige kennis voorzien worden, aldus Van den Akker en pleit daarom voor meer onderzoek in het veld. ,,Het beschikken over meetgegevens over een lange periode is essentieel. Helaas komt men tegenwoordig vaak niet aan veldstudies toe.”
Door de zo ontstane inzichten kunnen dan goede oplossingen gezocht worden. Het herstel van de ‘natuurlijke situatie’ isgeen oplossing volgens Van den Akker. ,,Ecologen hebben altijd een ideaalbeeld van de situatie van zo’n veertig jaar geleden. Het herstellen van die situatie is per definitie onmogelijk. Alles wat met waterhuishouding te maken heeft is manifest veranderd. Hier en daar wordt geprobeerd natuurlijke systemen te herstellen door het weghalen van civieltechnische werken. Een sprekend voorbeeld is het verwijderen van zomerdijken, waardoor in de uiterwaarden een natuurlijk eco-systeem zou onstaan. Maar door ander stuwbeheer is de dynamiek van de rivier veranderd, de waterkwaliteit is anders, de sedimentlast is qua kwantiteit en kwaliteit verschillend. Niettemin zijn de projecten die thans uitgevoerd zijn interessant. Je moet echter niet spreken van natuurherstel, maar van natuurbouw.”
De ingrepen van civiele ingenieurs in het milieu kunnen daarbij van doorslaggevend belang zijn. Van den Akker pleit dan ook voor een grotere context voor het vak hydrologie: ,,Onze vakgroep heet niet voor niets hydrologie en ecologie. Je kunt niet zeggen: ‘Wij zijn de waterkundigen’, want er zijn allerlei vakgebieden die betrekking hebben op water. Vroeger kwam milieu uit de geitewollensokken-hoek, nu is het een heel reëel onderdeel van de studie civiel ingenieur. De eventuele bundeling van krachten uit verschillende vakgebieden in een onderzoekschool, die vanuit de TU Delft geleid gaat worden, zal zeker het hydrologisch onderwijs en onderzoek versterken.” (P.R.)
Comments are closed.