Campus

‘De TU moet niet uitsluitend uitgaan van past performances’

Het gaat goed met de economie, maar de groei zit vooral in de dienstensector en niet in de industrie. Dat is een blijvende trend die grote gevolgen heeft voor de TU, betoogt hoogleraar telecommunicatiesystemen dr.

J.C. Arnbak, die afgelopen vrijdag zijn intreerede bij Technische Bestuurskunde hield. Hij was overigens al sinds 1985 hoogleraar bij Elektrotechniek.

De roep dat de informatiemaatschappij eraan komt, is al tientallen jaren oud. In 1967 profeteerde Marshall McLuhan reeds dat de televisie van de wereld een global village zou maken, maar ondanks CNN valt dat nog alleszins mee. We zitten echter wel degelijk in een overgangssituatie, vindt Arnbak, die zijn betoog met een veelheid aan cijfers kan ondersteunen.

Wie bijvoorbeeld de beurskoersen van de afgelopen jaren bekijkt, ziet dat de grootste groeiers de banken en de telecombedrijven zijn, terwijl de traditionele sectoren (voeding, energie, chemie, elektronica) daar ver bij achter blijven.

,,Let wel, niemand zal mij horen beweren dat landbouw en industrie niet belangrijk zijn”, waarschuwt Arnbak. ,,Voor de economie zijn ze dat wel, maar voor de werkgelegenheid minder. Laat ik een voorbeeld geven. In de olie- en gas-industrie werken in Nederland negenduizend mensen; de omzet is 26 miljard gulden en de toegevoegde waarde vijf procent. In de telecommunicatie zijn 88.000 mensen werkzaam, terwijl de omzet maar 14 miljard is. Maar de toegevoegde waarde is 85 procent.”

Dat is een belangrijk gegeven, observeert Arnbak, waar de industrie rekening mee dient te houden. De helft van de activiteiten van een industriereus als Philips bestaat al uit diensten. De cd’s van Polygram halen de winst binnen, terwijl op de cd-spelers verlies wordt gedraaid. Dat betekent echter niet dat de spelers onbelangrijk zijn, want ze zijn een voorwaarde voor de verkoop van de cd’s.
Polytechnisch

De verschuiving van de werkgelegenheid heeft uiteraard consequenties voor de vraag naar opleidingen. De industriële revolutie zorgde ook voor een veranderende vraag, waardoor naast de universiteiten technische hogescholen ontstonden. Arnbak: ,,We zijn er nu zo onzalig trots op dat we een universiteit zijn geworden, terwijl ik vind dat juist het polytechnische zo belangrijk is, met nadruk op dat poly. Een ingenieur moet meer kennen dan alleen de klassieke natuurkunde, scheikunde, enzovoort. Het is moeilijker een goede ingenieur te zijn dan een goede wetenschapper.”

Ingenieurs moeten met andere woorden breder opgeleid worden enwel – het zal niemand verbazen – tot het soort systeemkundigen dat TB pretendeert af te leveren, want dat is waar op de arbeidsmarkt behoefte aan is. ,,Je moet je afvragen wat dat betekent voor de TU als geheel”, zegt Arnbak. ,,Een van mijn zorgen is dat als je uitsluitend uitgaat van past performances, je het risico van afbouw loopt. Dan blijft de TU een instituut dat hoogwaardige, specialistische mensen aflevert, maar wel een klein instituut.”

In het digitale tijdperk heeft de TU een andere rol dan bij de opbouw van de industriële samenleving, wil Arnbak maar zeggen, en de structuur van onderwijs en onderzoek moet daarop worden afgestemd. Arnbak: ,,We zeggen altijd dat we ontwerpers afleveren voor de industrie. Wanneer we dat ruim bedoelen, zoals de Engelsen als ze industry zeggen, is het goed, want dan gaat het om het hele bedrijfsleven. Wij zijn ontwerpers, maar niet alleen van produkten, maar ook van grote systemen en infrastructuren.”

Even inhakend op die laatste paar woorden, moet het Arnbak dan toch pijn doen als hij ziet hoe moeizaam de TU de elektronische snelweg opfietst. De van oorsprong Deense hoogleraar aarzelt even: ,,Ik ben gevraagd als voorzitter voor die commissie, maar ik moest wegens tijdgebrek bedanken. Aangezien ik zelf een rol had kunnen spelen, moet ik nu natuurlijk wel wat voorzichtig zijn met kritiek.” Om dan te vervolgen: ,,Maar ik ben niet kapot van wat er nu gebeurt. Eigenlijk is het een schande dat er studenten in Delft rondlopen die het World Wide Web missen. Ik denk ook dat we zo achter het net vissen ten opzichte van Twente. We hebben weliswaar hier geen echte campus, maar er zijn mogelijkheden genoeg; denk maar aan het netwerk van de kabeltelevisie.”

Als het aan Arnbak ligt, gaat ook de werving van studenten over het netwerk in plaats van via het zoveelste foldertje. Zijn idee: huiswerkondersteuning via Internet, om zo de potentiële doelgroep vroegtijdig te binden. Jammer alleen dat geld zich nog steeds niet goed virtueel te vermenigvuldigen is.

Christian Jongeneel


Arnbak: ,,Eigenlijk een schande dat studenten in Delft het World Wide Web missen”

Het gaat goed met de economie, maar de groei zit vooral in de dienstensector en niet in de industrie. Dat is een blijvende trend die grote gevolgen heeft voor de TU, betoogt hoogleraar telecommunicatiesystemen dr. J.C. Arnbak, die afgelopen vrijdag zijn intreerede bij Technische Bestuurskunde hield. Hij was overigens al sinds 1985 hoogleraar bij Elektrotechniek.

De roep dat de informatiemaatschappij eraan komt, is al tientallen jaren oud. In 1967 profeteerde Marshall McLuhan reeds dat de televisie van de wereld een global village zou maken, maar ondanks CNN valt dat nog alleszins mee. We zitten echter wel degelijk in een overgangssituatie, vindt Arnbak, die zijn betoog met een veelheid aan cijfers kan ondersteunen.

Wie bijvoorbeeld de beurskoersen van de afgelopen jaren bekijkt, ziet dat de grootste groeiers de banken en de telecombedrijven zijn, terwijl de traditionele sectoren (voeding, energie, chemie, elektronica) daar ver bij achter blijven.

,,Let wel, niemand zal mij horen beweren dat landbouw en industrie niet belangrijk zijn”, waarschuwt Arnbak. ,,Voor de economie zijn ze dat wel, maar voor de werkgelegenheid minder. Laat ik een voorbeeld geven. In de olie- en gas-industrie werken in Nederland negenduizend mensen; de omzet is 26 miljard gulden en de toegevoegde waarde vijf procent. In de telecommunicatie zijn 88.000 mensen werkzaam, terwijl de omzet maar 14 miljard is. Maar de toegevoegde waarde is 85 procent.”

Dat is een belangrijk gegeven, observeert Arnbak, waar de industrie rekening mee dient te houden. De helft van de activiteiten van een industriereus als Philips bestaat al uit diensten. De cd’s van Polygram halen de winst binnen, terwijl op de cd-spelers verlies wordt gedraaid. Dat betekent echter niet dat de spelers onbelangrijk zijn, want ze zijn een voorwaarde voor de verkoop van de cd’s.
Polytechnisch

De verschuiving van de werkgelegenheid heeft uiteraard consequenties voor de vraag naar opleidingen. De industriële revolutie zorgde ook voor een veranderende vraag, waardoor naast de universiteiten technische hogescholen ontstonden. Arnbak: ,,We zijn er nu zo onzalig trots op dat we een universiteit zijn geworden, terwijl ik vind dat juist het polytechnische zo belangrijk is, met nadruk op dat poly. Een ingenieur moet meer kennen dan alleen de klassieke natuurkunde, scheikunde, enzovoort. Het is moeilijker een goede ingenieur te zijn dan een goede wetenschapper.”

Ingenieurs moeten met andere woorden breder opgeleid worden enwel – het zal niemand verbazen – tot het soort systeemkundigen dat TB pretendeert af te leveren, want dat is waar op de arbeidsmarkt behoefte aan is. ,,Je moet je afvragen wat dat betekent voor de TU als geheel”, zegt Arnbak. ,,Een van mijn zorgen is dat als je uitsluitend uitgaat van past performances, je het risico van afbouw loopt. Dan blijft de TU een instituut dat hoogwaardige, specialistische mensen aflevert, maar wel een klein instituut.”

In het digitale tijdperk heeft de TU een andere rol dan bij de opbouw van de industriële samenleving, wil Arnbak maar zeggen, en de structuur van onderwijs en onderzoek moet daarop worden afgestemd. Arnbak: ,,We zeggen altijd dat we ontwerpers afleveren voor de industrie. Wanneer we dat ruim bedoelen, zoals de Engelsen als ze industry zeggen, is het goed, want dan gaat het om het hele bedrijfsleven. Wij zijn ontwerpers, maar niet alleen van produkten, maar ook van grote systemen en infrastructuren.”

Even inhakend op die laatste paar woorden, moet het Arnbak dan toch pijn doen als hij ziet hoe moeizaam de TU de elektronische snelweg opfietst. De van oorsprong Deense hoogleraar aarzelt even: ,,Ik ben gevraagd als voorzitter voor die commissie, maar ik moest wegens tijdgebrek bedanken. Aangezien ik zelf een rol had kunnen spelen, moet ik nu natuurlijk wel wat voorzichtig zijn met kritiek.” Om dan te vervolgen: ,,Maar ik ben niet kapot van wat er nu gebeurt. Eigenlijk is het een schande dat er studenten in Delft rondlopen die het World Wide Web missen. Ik denk ook dat we zo achter het net vissen ten opzichte van Twente. We hebben weliswaar hier geen echte campus, maar er zijn mogelijkheden genoeg; denk maar aan het netwerk van de kabeltelevisie.”

Als het aan Arnbak ligt, gaat ook de werving van studenten over het netwerk in plaats van via het zoveelste foldertje. Zijn idee: huiswerkondersteuning via Internet, om zo de potentiële doelgroep vroegtijdig te binden. Jammer alleen dat geld zich nog steeds niet goed virtueel te vermenigvuldigen is.

Christian Jongeneel


Arnbak: ,,Eigenlijk een schande dat studenten in Delft het World Wide Web missen”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.