Dit weekend kregen we allemaal een uur cadeau. Gewoon. Zomaar. Gratis en voor niks. Bij mij speelt er dan altijd een onbestemd gevoel op dat ik iets met dat uur moet doen.
Dat ik het nuttig moet besteden; dat ik het niet zomaar aan me voorbij mag laten gaan.
Dit jaar heb ik helemaal niets van dat uur gemerkt: ik lag te slapen. En de volgende dag was het zondag en zondag slaap ik altijd uit. Op zondagochtend is een uur meer of minder geen item.
Het idee dat je een in de schoot geworpen uur verslaapt, is lastig te verkroppen wanneer je bedenkt dat er veel momenten zijn waarop je zelfs voor één extra minuut een moord zou doen.
Om twee minuten voor zeven op maandagochtend bijvoorbeeld, wanneer je elke twee seconden met half dichtgeknepen ogen naar je wekker gluurt in de hoop dat zeven uur verder weg lijkt dan het is. Of wanneer je de trein dreigt te missen, juist omda’t zeven uur verder weg leek dan het was. Om nog maar te zwijgen over de lunchpauze op maandag. Die mag in de meeste gevallen ook best een uur langer duren.
Dat wij dat uur zo nodig ergens in een nacht van zaterdag op zondag moeten proppen, zodat niemand het merkt, vind ik ronduit zonde van de tijd. Doe het dan niet. Bovendien bespaar je de moeite van het wederom afpakken van datzelfde uur een halfjaar later. Dat is altijd een pijnlijkere zaak, juist omda’t dat in het weekend gebeurt.
Grofweg gezegd moet men niet met uren rommelen in het weekend: als ze het dan toch doen, wil ik erbij zijn.
Daarom zet ik volgend jaar mijn wekker om twee uur ’s nachts, om vervolgens zesendertighonderd seconden doelbewust naar de secondewijzer te staren.
Een uur later ga ik weer slapen. In de wetenschap dat ik niks verloren heb.
Dit weekend kregen we allemaal een uur cadeau. Gewoon. Zomaar. Gratis en voor niks. Bij mij speelt er dan altijd een onbestemd gevoel op dat ik iets met dat uur moet doen. Dat ik het nuttig moet besteden; dat ik het niet zomaar aan me voorbij mag laten gaan.
Dit jaar heb ik helemaal niets van dat uur gemerkt: ik lag te slapen. En de volgende dag was het zondag en zondag slaap ik altijd uit. Op zondagochtend is een uur meer of minder geen item.
Het idee dat je een in de schoot geworpen uur verslaapt, is lastig te verkroppen wanneer je bedenkt dat er veel momenten zijn waarop je zelfs voor één extra minuut een moord zou doen.
Om twee minuten voor zeven op maandagochtend bijvoorbeeld, wanneer je elke twee seconden met half dichtgeknepen ogen naar je wekker gluurt in de hoop dat zeven uur verder weg lijkt dan het is. Of wanneer je de trein dreigt te missen, juist omda’t zeven uur verder weg leek dan het was. Om nog maar te zwijgen over de lunchpauze op maandag. Die mag in de meeste gevallen ook best een uur langer duren.
Dat wij dat uur zo nodig ergens in een nacht van zaterdag op zondag moeten proppen, zodat niemand het merkt, vind ik ronduit zonde van de tijd. Doe het dan niet. Bovendien bespaar je de moeite van het wederom afpakken van datzelfde uur een halfjaar later. Dat is altijd een pijnlijkere zaak, juist omda’t dat in het weekend gebeurt.
Grofweg gezegd moet men niet met uren rommelen in het weekend: als ze het dan toch doen, wil ik erbij zijn.
Daarom zet ik volgend jaar mijn wekker om twee uur ’s nachts, om vervolgens zesendertighonderd seconden doelbewust naar de secondewijzer te staren.
Een uur later ga ik weer slapen. In de wetenschap dat ik niks verloren heb.
Comments are closed.