Een onbruikbaar monument van verkwisting. Een toevallig rommelhok. Een schuilplaats voor uranium en onderduikers. Een kille bestuursbunker. Een appartementencomplex voor optimaal woongenot.
Van casco tot rijksmonument: de geschiedenis van ‘Rode Scheikunde’, een pand dat de meest wonderlijke avonturen beleefde.
Het leek zo simpel, rond 1915. De afdeling scheikundige technologie was hard toe aan andere behuizing. In het oude scheikundegebouw aan de Westvest rammelden bij elke voetstap de reageerbuizen in de rekjes, het was er brandgevaarlijk en veel te krap voor het groeiende aantal studenten. Wat lag meer voor de hand dan een nieuw gebouw in de naastliggende polder? De hogeschoolleiding droomde al over een hele eigen wijk op die plek.
De verantwoordelijke minister sputterde tegen. Kon men niet net zo goed naar een bestaand pand verhuizen? Maar in 1917 werd dan toch de benodigde poldergrond aangekocht. Architect G. van Drecht van de Rijksgebouwendienst haalde breed uit op zijn tekentafel: een mastodont van een gebouw. Negen vleugels, een oppervlakte van bruto dertigduizend vierkante meter, in een traditionalistische stijl met Amsterdamse School-invloeden.
De Eerste Wereldoorlog zorgde voor een eerste strubbeling. Er konden geen heipalen worden geïmporteerd en koningin Wilhelmina voelde zich niet geroepen om wat van haar bomen in ’t Loo af te staan. Maar Brabantse bomen zorgden voor redding; de bouw kon beginnen.
‘Het lied van troffel, zaag en hamer, dat in de jaren nadat de eerste paal was geslagen nog zo vrolijk had geklonken, was zo rond 1921 reeds gedaald tot een pianissimo, dat in 1923 overging in een doodse stilte’, zo vatte een later artikel in de TH-Mededelingen de eerste bouwjaren samen. Want na de Vrede van Versailles liep het spaak. De oorlog had ook ons neutrale landje inkomsten gekost en de overheid begon aan een stevige bezuinigingsronde. De bouw werd stopgezet. Rondom het kale casco van rode baksteen werd een hek geplaatst en daarna werd het aan zijn lot overgelaten. Snel ontdekte de jeugd het als speelplaats . Die lange gangen! Die toren met z’n wenteltrap! – en al even snel ontdekte de Delftsche Courant het als ‘onderbroken millionairsdroom’ en ‘monument der verkwisting’. Het had met evenveel recht een ‘monument der bezuiniging’ mogen heten.
En daar stond het dan. Een groots gebaar dat decennialang een lege huls zou blijven.
Yellowcake
Rode Scheikunde. Het gebouw ontleent zijn naam aan de rode baksteen, en aan de afdeling waarvoor het oorspronkelijk bedoeld was. Ook in die treurige decennia van onafgebouwd-zijn kon je dat scheikundige eraan afzien. Er was de meer dan veertig meter hoge toren, die diende ter ophanging van een waterreservoir voor als er brand uitbrak na een misgelopen proef, en die meteen het brede, logge gebouw z’n hoognodige opwaartse accent gaf. Er waren de opvallende sieruitstulpingen in de buitenmuren, die de uitlaten voor de zuurkasten camoufleerden. En er was de hoogte van de verdiepingen, zes meter maar liefst. Dit niet alleen uit statusoverwegingen, zoals de krant veronderstelde, maar ook vanwege de voorschriften voor laboratoriumbouw.
Des te wranger, dat scheikundige technologie er nooit in zou worden gehuisvest. De jaren dertig braken aan, en door de depressie was er nu echt geen geld meer. Het gefnuikte prestigeobject verviel tot een soort rommelhok voor toevallige voorbijgangers. De Rijksvezeldienst sloeg er vijfduizend kilo vlasstro in op. Justitie stalde er haar overtollige meubilair. En het studentencorps repeteerde er voor een lustrumfeestje. Ruimte genoeg. De tweehonderd houten vaatjes met ‘yellowcake’, oftewel U3O8, oftewel uraniumoxide, die zomer ’39 in de kelder werden opgeslagen, hadden uiteindelijk nog het meest met scheikunde van doen.
Zou het ooit nog goed komen met Rode Scheikunde? Nazi-Duitsland leek er meer in te zien dan de overheid hier te lande, te oordelen naar de belangstelling die de beroemde zeppelin LZ129 ‘Hindenburg’ ervoor toonde. Op een proefvlucht die heel toevallig over een paar militaire vliegvelden en een kazerne voerde, maakte het ook een uitstapje naar het rode pand aan de rand van de groene polder. Misschien vanwege het valse gerucht dat er een granatenfabriek in zat. Hoe dan ook, op zoek naar vlasstro zal het met spionagecamera’s uitgeruste luchtschip niet zijn geweest. En van de yellowcake schijnen de Duitsers geen weet te hebben gehad.
De ruwe kernsplijtstof was door de Leidse natuurkundige W.J. de Haas, met instemming van premier Colijn, in Belgisch Congo op de kop getikt. Kernsplijting was nog maar net ontdekt en De Haas wilde het proces wel eens onderzoeken, ook op de mogelijke inzet als strijdmiddel. Het uitbreken van de oorlog belette dat. Terwijl elders naarstig werd gezocht naar een kernwapen, lag de Delftse yellowcake werkeloos in de kelder.
De Duitse bezetters gebruikten Rode Scheikunde als opslag voor artilleriegranaten. Komisch genoeg lag dus onder hun voeten al die tijd een potentiële kernbom. Maar er was wel meer aan de hand waar ze geen weet van hadden. In een afgelegen vleugel van het gebouw verbleven onderduikers. Het fijne daarover is niet bekend. Maar één ding is duidelijk: Rode Scheikunde, sinds zolang al de risee van Delft, kon eindelijk naam maken met iets positiefs. Het had hulp geboden aan het verzet.
Gele Scheikunde
Het leek wel het startsein voor betere tijden. Al snel na de bevrijding gloorde de wederopbouw ook voor het holle, kale gebouw aan de Julianalaan. Technische scheikunde, waarvoor het oorspronkelijk was gebouwd, kwam er niet. Dat kreeg een bescheidener behuizing er pal naast, in gele baksteen deze keer: ‘Gele Scheikunde’. De Rode zelf fungeerde traditiegetrouw eerst weer een tijdje als vergaarbak, maar dan wel een wetenschappelijke. Vliegtuigbouw en technische natuurkunde, en TNO als passende buitenstaander, vonden er tijdelijk onderdak.
In 1955 begon dan eindelijk het echte leven. Het pand kreeg een nieuwe bestemming, en eentje waarmee het kon aankomen. Rode Scheikunde werd Hoofdgebouw. De rechtervleugel werd de zetel van het TH-bestuur, in de linkervleugel kwam algemene wetenschappen. Wie nu rondloopt in het pand ziet nog overal de sporen van de ingrijpende aanpassingen die daarvoor nodig waren. De zolder is kantoorklaar gemaakt met een verlaagd plafond en een doorlopende raampartij boven de daklijst. De zes meter hoge verdiepingen daaronder kregen de nodige tussenetages. Van buitenaf is, voor wie goed oplet, te zien waar die tussenverdiepingen zitten: op die plaatsen worden de hoge ramen onderbroken door blinde vlakken. Tot op de dag van vandaag moeten de mensen die op zo’n tussenverdieping huizen naar beneden om hun zonwering te bedienen.
Rode Scheikunde is meer dan vijftig jaar hoofdgebouw van de TU Delft geweest. In die tijd heeft de benaming zich deels losgezongen van de bakstenen materie: ze is gaan staan voor het bestuur dat erin huist. ‘Het hoofdgebouw heeft zus en zo beslist.’ In de roerige, rode jaren zeventig nam men die beslissingen steeds minder vaak voor lief. Rode Scheikunde – what’s in a name . ondervond dat aan den lijve.
Op 12 december 1972 verzamelden zich op een van de binnenpleinen van het Delftse ‘Maagdenhuis’ een paar honderd studenten, slaapzak onder de arm, tandenborstel in de zak, voor wat de eerste bezetting zou worden. Onder de voorsten de zwaar met kettingen behangen gestalte van ‘Ketting Willem’ van Bodegom, die tot taak had de nodige deuren en tussendeuren af te sluiten. De inval was strak georganiseerd en verliep ordelijk, al kon rector magnificus Van Nauta Lemke eerst niet geloven dat hij toch echt het gebouw moest verlaten, en maakte bestuursvoorzitter Vermeyden zich quasi-bezorgd over het lot van de secretaresses. Latere geruchten als zouden enkelen van die meisjes op de bureaus ‘genomen’ zijn door losgeslagen, langharige bezetters, berusten overigens niet op waarheid.
Vier dagen lang was de bestuursvleugel in handen van de bezetters. Ze maakten het zich gemakkelijk: op de dikke tapijten van de bestuurskamers was het zacht slapen. Bij de gevestigde orde stuitte de actie op groot onbegrip. “Wij zijn toch de vader en moeder van de TH!”, zou mevrouw Van Nauta Lemke hebben geroepen. Toch werd de eerste bezetting een daverend succes. De eisen werden ingewilligd en een groot deel van het regenteske college van bestuur stapte op.
Collegebankjes
Er zou natuurlijk nog veel meer te vertellen zijn over de jaren van Rode Scheikunde als hoofdgebouw. Over de collegebankjes bijvoorbeeld: ‘Het college is al voorbij als je de ideale zitpositie hebt gevonden.’ Of over de zingende schoonmaker Ragga: ’s avonds trad hij op in Paradiso, ’s ochtends dweilde hij de gangen. Of over die mislukte poging, nog niet zo lang geleden, om een deel van het gebouw te kraken: “Wij wilden het universiteitsbestuur wijzen op de kamernood.”
Maar daarvoor ontbreekt hier de ruimte, en de realiteit is dat het leven alweer uit Rode Scheikunde wegstroomt. Hele gangen staan weer leeg, net als toen, lang geleden. Verhuizers lopen af en aan met karren vol oude computers en stellingkasten. Twee enorme, gestaag voller wordende afvalcontainers blokkeren een zij-ingang.
Boven in de watertoren, die wegens bouwvalligheid eigenlijk niet betreden mag worden, ontrolt zich voor wie naar het zuiden kijkt een lappendeken van TU- en andere gebouwen. Weer is een nieuwe tijd aangebroken, in feite een herhaling van hetzelfde idee van bijna een eeuw geleden: een overzichtelijke, geconcentreerde TU-wijk. Destijds had die hier moeten ontstaan, rond Rode Scheikunde. Dat strandde op de grillige loop van de geschiedenis. Nu vindt een stukje verderop een nieuwe poging plaats.
En zo begint weer een nieuw, wonderlijk avontuur voor Rode Scheikunde: een bestaan als ‘Villa Academica’, een luxe appartementencomplex met, aldus de folder, ‘een optelsom van woonvoordelen die een ruime doelgroep voor langere tijd zal trakteren op optimaal woongenot’. Dat wordt weer een heel nieuwe levensfase voor het gebouw. Maar ach, het heeft al zoveel meegemaakt.
Met dank aan:Joep Aalders, facilitair manager Hoofdgebouw en Auke Wouda, oud-student/oud-bestuurslid VSSD.
Literatuur:
O. Macel, Architectuur-archief Technische Universiteit Delft, 1994
Rutger Janssen, ‘Rode Scheikunde’, presentatie Bouwkunde, 2002
H. Baudet, ‘De lange weg naar de Technische Universiteit Delft’, 1992
Delftsche Courant, 23 juni 1926 en 13-16 december 1972
Joost van Kasteren, ‘De spionagevlucht van de Hindenburg’, in: Delft Integraal, 2002
Rode Scheikunde: een monument van verkwisting
“… Inderdaad zou de belastingbetaler razend worden als hij de waarheid vernam over dit onbruikbare monument der verkwisting. Er is gesproken van 6 millioen gulden, die de bouw gekost zou hebben . de totale som is niet publiek, maar die mag gerust gesteld worden op 8 â 10 millioen. De stelling om den schoorsteen kostte meer dan de bouwsom van een royale villa, de toren is gebouwd van den duursten handvormsteen welke bestaat en boven in den top . met een kijker is dat te zien . is duur beeldhouwwerk aangebracht. […] Het uitwendige is weelderig en enorm van omvang. Het inwendige is niet afgebouwd. Halverwege is de bouw gestaakt, het onbetaalbaar gebleken werk is wind- en waterdicht gemaakt . en toch kan men ook aan dit half-product zien uit hoe een ruime beurs hier is gebouwd. Er zijn op dat gebouw bijvoorbeeld zolders, die elk begrip van zolder doen vergeten. Zalen zijn t, zonder balken of pannen, zalen met vloeren van beton en fraaie gladde wanden, eindelooze zalen, grooter dan eenige stad in ons land ze bezit. Trappen zijn er in het gebouw van een vernuftige constructie, die hangen in de weidsche, plechtige gangen. In de ontzagwekkende collegezalen zijn amphitheatersgewijze zitplaatsen gebouwd op de duurst denkbare wijze. Indien het gebouw voltooid zou zijn op den voet waarop tot dusver gebouwd is dan zou de totaal som niet ver beneden de 20 miljoen gulden zijn gebleven.”
Uit: Delftsche Courant, 23 juni 1926.
Rijksmonument sinds 2002
“Het universiteitsgebouw ‘Rode Scheikunde’, later hoofdgebouw van de TU, aan de Julianalaan 132-134 naar ontwerp van architect Van Drecht uit 1918-1923 is van algemeen belang vanwege de cultuur- en architectuurhistorische waarde:
– als uitdrukking van de functie namelijk universiteitsgebouw voor Scheikunde en hoofdgebouw van de universiteit en vanwege de plaats die het inneemt in de geschiedenis van de Technische Universiteit Delft;
– vanwege de toegepaste bouwstijl en de plaats die het inneemt in het oeuvre van de architect Van Drecht en vanwege de karakteristieke hoofdvorm, het materiaalgebruik en de detaillering en vanwege de gaafheid.
Het heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de beeldbepalende ligging aan het De Vries van Heystplantsoen, de centrale ligging in de TU wijk en de ruimtelijk functionele en visuele relatie met de omringende gebouwen van de TU.
Het gebouw heeft zeldzaamheidswaarde als één van de grootste vooroorlogse universiteitsgebouwen.”
Bron: Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten.
Het leek zo simpel, rond 1915. De afdeling scheikundige technologie was hard toe aan andere behuizing. In het oude scheikundegebouw aan de Westvest rammelden bij elke voetstap de reageerbuizen in de rekjes, het was er brandgevaarlijk en veel te krap voor het groeiende aantal studenten. Wat lag meer voor de hand dan een nieuw gebouw in de naastliggende polder? De hogeschoolleiding droomde al over een hele eigen wijk op die plek.
De verantwoordelijke minister sputterde tegen. Kon men niet net zo goed naar een bestaand pand verhuizen? Maar in 1917 werd dan toch de benodigde poldergrond aangekocht. Architect G. van Drecht van de Rijksgebouwendienst haalde breed uit op zijn tekentafel: een mastodont van een gebouw. Negen vleugels, een oppervlakte van bruto dertigduizend vierkante meter, in een traditionalistische stijl met Amsterdamse School-invloeden.
De Eerste Wereldoorlog zorgde voor een eerste strubbeling. Er konden geen heipalen worden geïmporteerd en koningin Wilhelmina voelde zich niet geroepen om wat van haar bomen in ’t Loo af te staan. Maar Brabantse bomen zorgden voor redding; de bouw kon beginnen.
‘Het lied van troffel, zaag en hamer, dat in de jaren nadat de eerste paal was geslagen nog zo vrolijk had geklonken, was zo rond 1921 reeds gedaald tot een pianissimo, dat in 1923 overging in een doodse stilte’, zo vatte een later artikel in de TH-Mededelingen de eerste bouwjaren samen. Want na de Vrede van Versailles liep het spaak. De oorlog had ook ons neutrale landje inkomsten gekost en de overheid begon aan een stevige bezuinigingsronde. De bouw werd stopgezet. Rondom het kale casco van rode baksteen werd een hek geplaatst en daarna werd het aan zijn lot overgelaten. Snel ontdekte de jeugd het als speelplaats . Die lange gangen! Die toren met z’n wenteltrap! – en al even snel ontdekte de Delftsche Courant het als ‘onderbroken millionairsdroom’ en ‘monument der verkwisting’. Het had met evenveel recht een ‘monument der bezuiniging’ mogen heten.
En daar stond het dan. Een groots gebaar dat decennialang een lege huls zou blijven.
Yellowcake
Rode Scheikunde. Het gebouw ontleent zijn naam aan de rode baksteen, en aan de afdeling waarvoor het oorspronkelijk bedoeld was. Ook in die treurige decennia van onafgebouwd-zijn kon je dat scheikundige eraan afzien. Er was de meer dan veertig meter hoge toren, die diende ter ophanging van een waterreservoir voor als er brand uitbrak na een misgelopen proef, en die meteen het brede, logge gebouw z’n hoognodige opwaartse accent gaf. Er waren de opvallende sieruitstulpingen in de buitenmuren, die de uitlaten voor de zuurkasten camoufleerden. En er was de hoogte van de verdiepingen, zes meter maar liefst. Dit niet alleen uit statusoverwegingen, zoals de krant veronderstelde, maar ook vanwege de voorschriften voor laboratoriumbouw.
Des te wranger, dat scheikundige technologie er nooit in zou worden gehuisvest. De jaren dertig braken aan, en door de depressie was er nu echt geen geld meer. Het gefnuikte prestigeobject verviel tot een soort rommelhok voor toevallige voorbijgangers. De Rijksvezeldienst sloeg er vijfduizend kilo vlasstro in op. Justitie stalde er haar overtollige meubilair. En het studentencorps repeteerde er voor een lustrumfeestje. Ruimte genoeg. De tweehonderd houten vaatjes met ‘yellowcake’, oftewel U3O8, oftewel uraniumoxide, die zomer ’39 in de kelder werden opgeslagen, hadden uiteindelijk nog het meest met scheikunde van doen.
Zou het ooit nog goed komen met Rode Scheikunde? Nazi-Duitsland leek er meer in te zien dan de overheid hier te lande, te oordelen naar de belangstelling die de beroemde zeppelin LZ129 ‘Hindenburg’ ervoor toonde. Op een proefvlucht die heel toevallig over een paar militaire vliegvelden en een kazerne voerde, maakte het ook een uitstapje naar het rode pand aan de rand van de groene polder. Misschien vanwege het valse gerucht dat er een granatenfabriek in zat. Hoe dan ook, op zoek naar vlasstro zal het met spionagecamera’s uitgeruste luchtschip niet zijn geweest. En van de yellowcake schijnen de Duitsers geen weet te hebben gehad.
De ruwe kernsplijtstof was door de Leidse natuurkundige W.J. de Haas, met instemming van premier Colijn, in Belgisch Congo op de kop getikt. Kernsplijting was nog maar net ontdekt en De Haas wilde het proces wel eens onderzoeken, ook op de mogelijke inzet als strijdmiddel. Het uitbreken van de oorlog belette dat. Terwijl elders naarstig werd gezocht naar een kernwapen, lag de Delftse yellowcake werkeloos in de kelder.
De Duitse bezetters gebruikten Rode Scheikunde als opslag voor artilleriegranaten. Komisch genoeg lag dus onder hun voeten al die tijd een potentiële kernbom. Maar er was wel meer aan de hand waar ze geen weet van hadden. In een afgelegen vleugel van het gebouw verbleven onderduikers. Het fijne daarover is niet bekend. Maar één ding is duidelijk: Rode Scheikunde, sinds zolang al de risee van Delft, kon eindelijk naam maken met iets positiefs. Het had hulp geboden aan het verzet.
Gele Scheikunde
Het leek wel het startsein voor betere tijden. Al snel na de bevrijding gloorde de wederopbouw ook voor het holle, kale gebouw aan de Julianalaan. Technische scheikunde, waarvoor het oorspronkelijk was gebouwd, kwam er niet. Dat kreeg een bescheidener behuizing er pal naast, in gele baksteen deze keer: ‘Gele Scheikunde’. De Rode zelf fungeerde traditiegetrouw eerst weer een tijdje als vergaarbak, maar dan wel een wetenschappelijke. Vliegtuigbouw en technische natuurkunde, en TNO als passende buitenstaander, vonden er tijdelijk onderdak.
In 1955 begon dan eindelijk het echte leven. Het pand kreeg een nieuwe bestemming, en eentje waarmee het kon aankomen. Rode Scheikunde werd Hoofdgebouw. De rechtervleugel werd de zetel van het TH-bestuur, in de linkervleugel kwam algemene wetenschappen. Wie nu rondloopt in het pand ziet nog overal de sporen van de ingrijpende aanpassingen die daarvoor nodig waren. De zolder is kantoorklaar gemaakt met een verlaagd plafond en een doorlopende raampartij boven de daklijst. De zes meter hoge verdiepingen daaronder kregen de nodige tussenetages. Van buitenaf is, voor wie goed oplet, te zien waar die tussenverdiepingen zitten: op die plaatsen worden de hoge ramen onderbroken door blinde vlakken. Tot op de dag van vandaag moeten de mensen die op zo’n tussenverdieping huizen naar beneden om hun zonwering te bedienen.
Rode Scheikunde is meer dan vijftig jaar hoofdgebouw van de TU Delft geweest. In die tijd heeft de benaming zich deels losgezongen van de bakstenen materie: ze is gaan staan voor het bestuur dat erin huist. ‘Het hoofdgebouw heeft zus en zo beslist.’ In de roerige, rode jaren zeventig nam men die beslissingen steeds minder vaak voor lief. Rode Scheikunde – what’s in a name . ondervond dat aan den lijve.
Op 12 december 1972 verzamelden zich op een van de binnenpleinen van het Delftse ‘Maagdenhuis’ een paar honderd studenten, slaapzak onder de arm, tandenborstel in de zak, voor wat de eerste bezetting zou worden. Onder de voorsten de zwaar met kettingen behangen gestalte van ‘Ketting Willem’ van Bodegom, die tot taak had de nodige deuren en tussendeuren af te sluiten. De inval was strak georganiseerd en verliep ordelijk, al kon rector magnificus Van Nauta Lemke eerst niet geloven dat hij toch echt het gebouw moest verlaten, en maakte bestuursvoorzitter Vermeyden zich quasi-bezorgd over het lot van de secretaresses. Latere geruchten als zouden enkelen van die meisjes op de bureaus ‘genomen’ zijn door losgeslagen, langharige bezetters, berusten overigens niet op waarheid.
Vier dagen lang was de bestuursvleugel in handen van de bezetters. Ze maakten het zich gemakkelijk: op de dikke tapijten van de bestuurskamers was het zacht slapen. Bij de gevestigde orde stuitte de actie op groot onbegrip. “Wij zijn toch de vader en moeder van de TH!”, zou mevrouw Van Nauta Lemke hebben geroepen. Toch werd de eerste bezetting een daverend succes. De eisen werden ingewilligd en een groot deel van het regenteske college van bestuur stapte op.
Collegebankjes
Er zou natuurlijk nog veel meer te vertellen zijn over de jaren van Rode Scheikunde als hoofdgebouw. Over de collegebankjes bijvoorbeeld: ‘Het college is al voorbij als je de ideale zitpositie hebt gevonden.’ Of over de zingende schoonmaker Ragga: ’s avonds trad hij op in Paradiso, ’s ochtends dweilde hij de gangen. Of over die mislukte poging, nog niet zo lang geleden, om een deel van het gebouw te kraken: “Wij wilden het universiteitsbestuur wijzen op de kamernood.”
Maar daarvoor ontbreekt hier de ruimte, en de realiteit is dat het leven alweer uit Rode Scheikunde wegstroomt. Hele gangen staan weer leeg, net als toen, lang geleden. Verhuizers lopen af en aan met karren vol oude computers en stellingkasten. Twee enorme, gestaag voller wordende afvalcontainers blokkeren een zij-ingang.
Boven in de watertoren, die wegens bouwvalligheid eigenlijk niet betreden mag worden, ontrolt zich voor wie naar het zuiden kijkt een lappendeken van TU- en andere gebouwen. Weer is een nieuwe tijd aangebroken, in feite een herhaling van hetzelfde idee van bijna een eeuw geleden: een overzichtelijke, geconcentreerde TU-wijk. Destijds had die hier moeten ontstaan, rond Rode Scheikunde. Dat strandde op de grillige loop van de geschiedenis. Nu vindt een stukje verderop een nieuwe poging plaats.
En zo begint weer een nieuw, wonderlijk avontuur voor Rode Scheikunde: een bestaan als ‘Villa Academica’, een luxe appartementencomplex met, aldus de folder, ‘een optelsom van woonvoordelen die een ruime doelgroep voor langere tijd zal trakteren op optimaal woongenot’. Dat wordt weer een heel nieuwe levensfase voor het gebouw. Maar ach, het heeft al zoveel meegemaakt.
Met dank aan:Joep Aalders, facilitair manager Hoofdgebouw en Auke Wouda, oud-student/oud-bestuurslid VSSD.
Literatuur:
O. Macel, Architectuur-archief Technische Universiteit Delft, 1994
Rutger Janssen, ‘Rode Scheikunde’, presentatie Bouwkunde, 2002
H. Baudet, ‘De lange weg naar de Technische Universiteit Delft’, 1992
Delftsche Courant, 23 juni 1926 en 13-16 december 1972
Joost van Kasteren, ‘De spionagevlucht van de Hindenburg’, in: Delft Integraal, 2002
Rode Scheikunde: een monument van verkwisting
“… Inderdaad zou de belastingbetaler razend worden als hij de waarheid vernam over dit onbruikbare monument der verkwisting. Er is gesproken van 6 millioen gulden, die de bouw gekost zou hebben . de totale som is niet publiek, maar die mag gerust gesteld worden op 8 â 10 millioen. De stelling om den schoorsteen kostte meer dan de bouwsom van een royale villa, de toren is gebouwd van den duursten handvormsteen welke bestaat en boven in den top . met een kijker is dat te zien . is duur beeldhouwwerk aangebracht. […] Het uitwendige is weelderig en enorm van omvang. Het inwendige is niet afgebouwd. Halverwege is de bouw gestaakt, het onbetaalbaar gebleken werk is wind- en waterdicht gemaakt . en toch kan men ook aan dit half-product zien uit hoe een ruime beurs hier is gebouwd. Er zijn op dat gebouw bijvoorbeeld zolders, die elk begrip van zolder doen vergeten. Zalen zijn t, zonder balken of pannen, zalen met vloeren van beton en fraaie gladde wanden, eindelooze zalen, grooter dan eenige stad in ons land ze bezit. Trappen zijn er in het gebouw van een vernuftige constructie, die hangen in de weidsche, plechtige gangen. In de ontzagwekkende collegezalen zijn amphitheatersgewijze zitplaatsen gebouwd op de duurst denkbare wijze. Indien het gebouw voltooid zou zijn op den voet waarop tot dusver gebouwd is dan zou de totaal som niet ver beneden de 20 miljoen gulden zijn gebleven.”
Uit: Delftsche Courant, 23 juni 1926.
Rijksmonument sinds 2002
“Het universiteitsgebouw ‘Rode Scheikunde’, later hoofdgebouw van de TU, aan de Julianalaan 132-134 naar ontwerp van architect Van Drecht uit 1918-1923 is van algemeen belang vanwege de cultuur- en architectuurhistorische waarde:
– als uitdrukking van de functie namelijk universiteitsgebouw voor Scheikunde en hoofdgebouw van de universiteit en vanwege de plaats die het inneemt in de geschiedenis van de Technische Universiteit Delft;
– vanwege de toegepaste bouwstijl en de plaats die het inneemt in het oeuvre van de architect Van Drecht en vanwege de karakteristieke hoofdvorm, het materiaalgebruik en de detaillering en vanwege de gaafheid.
Het heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de beeldbepalende ligging aan het De Vries van Heystplantsoen, de centrale ligging in de TU wijk en de ruimtelijk functionele en visuele relatie met de omringende gebouwen van de TU.
Het gebouw heeft zeldzaamheidswaarde als één van de grootste vooroorlogse universiteitsgebouwen.”
Bron: Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten.
Comments are closed.