Onderwijs

‘De vragen van morgen bepalen TU-onderzoek’

Energie, milieu, gezondheid en infrastructuur. Daarop gaat het TU-onderzoek zich vanaf volgend jaar voornamelijk richten. Dat is vlak voor Kerstmis bekendgemaakt.

Vanaf 2009 zullen International Research Platforms in de plaats komen van de huidige Delft Research Centres, waarvan de impulsfinanciering eind 2008 afloopt. De nieuwe aanpak moet de TU scherper profileren en beter internationaal op de kaart te zetten. Rector prof.dr.ir Jacob Fokkema licht zijn keuzes toe.

In hoeverre verschilt de nieuwe onderzoeksprofilering van die van de Delfts Research Centrers?

“Het was altijd de bedoeling dat wij de financiering van de DRC’s als aansporing beschouwen, een kapitaal dat gebruikt wordt om goede wetenschap naast de excellentie ook eens te laten werken voor het zicht op de universiteit. De communicatie van die dingen speelt een belangrijke rol. Vervolgens heeft het college van bestuur gedacht: waar willen we ons strategisch onderzoeksbudget voor de komende jaren nu voor inzetten, ook gelet op de strategische koers van de TU Delft? We zochten naar een meer internationale presentatie en ook naar een betere aansluiting bij de Europese onderzoeksagenda, waar urgente maatschappelijke onderwerpen centraal staan.”

Zoals de FP7, het kaderonderzoeksprogramma van de Europese Unie?

“Bijvoorbeeld, maar ook bij de IDEA League (strategisch samenwerkingsverband tussen TU Delft, ETH Zúrich, Imperial College London, ParisTech en RWTH Aachen) en het European Institute for Technology & Innovation. Energie speelt dan een belangrijke rol, gezondheid en milieu en environment ook, evenals de infrastructuur. Op al deze gebieden zijn technologische doorbraken nodig. De TU Delft kan daaraan bijdragen. Daarnaaast willen we in de horizontale laag, de fundamental layer, geld toekennen om strategisch belangrijke nieuwe gebieden, zoals bionano science, substantieel te stimuleren.”

Maar ict komt niet meer voor als profileringsthema. Daar zullen ze niet blij mee zijn, want ze waren wel een DRC.

“Dat komt omdat we nu wellicht een te beperkt beeld voor ogen hebben. De thema’s zijn grote containers die aansluiten bij de internationale interesse en urgente maatschappelijke vraagstukken. Die containers moeten nog steeds met . bijvoorbeeld . onderzoeksactiviteiten gevuld worden, die wel degelijk gerekruteerd kunnen worden uit de genoemde gebieden, bijvoorbeeld uit de itc. Wij willen juist niet de boterham te dun smeren door geld versnipperd in te zetten. Wij willen juist wat meer geld beschikbaar stellen voor grotere gebieden, waarbij de voorzitters van de International Research Platforms met hun teams kiezen voor onderzoeksactiviteiten die zij als kansrijk zien.”

En de voorzitters van de IRP’s, zijn dat de mensen die nu als verkenner het veld in zijn gestuurd?

“Ja, de vier frontmen, de aansprekende gezichten, dat zijn prof.dr.ir. Tim van der Hagen (Technische Natuurwetenschappen) voor energie, prof.dr.ir. Lucas van Vliet (Technische Natuurwetenschappen) voor health science & technology. Prof.dr.ir. Marcel Stive (Civiele Techniek & Geowetenschappen) weet als geen ander wat er op het gebied van milieu te koop is en dat geldt voor prof.drs.ir. Han Vrijling wat betreft infrastructuur. Zij moeten de IRP’s vorm gaan geven en het cvb vertrouwt op hun deskundigheid.”

De vier verkenners zijn nu op pad gestuurd. Wat gaan ze doen?

“Ze maken met hun teams een quick scan per thema. Deze wordt ongeveer in april aan het college van bestuur voorgelegd. Komende zomer willen we weten hoe de kaarten zijn geschud en welke projecten er zijn, zodat we in januari 2009 met een schone lei kunnen beginnen. Zeer binnenkort ga ik met de kwartiermakers rond de tafel zitten om samen met hen dit proces verder vorm te geven.”

De vier thema’s energie, gezondheid, milieu en infrastructuur vallen precies samen met vier ministeries. Dat zal geen toeval zijn.

“Nee, dat is inderdaad geen toeval. Wij kiezen bewust voor de richting die goed aansluit bij innovatie voor een aantal ministeries.”

Een voor de hand liggend verwijt is dat je zo een ministerieel onderzoeksbureau gaat worden, dus veel maatschappelijk gemotiveerd onderzoek, maar geen wetenschappelijke innovatie.

“Ja, volkomen waar. Maar ik zal u eens wat vertellen. Mensen vragen zich af of de dijken nu wel of niet twee tot drie meter hoger moeten in de komende twintig jaar. Daar zal een instituut antwoord op moeten geven. De vraag is gemakkelijk gesteld. Het antwoord is een onderzoeksstrategie. De universiteit heeft het ministerie gewaarschuwd voor de slechte staat van de duinen. Nu zitten we middenin de discussie over eilanden voor de kust. Natuurlijk willen we niet onderzoek doen als ingenieursbureau van het ministerie, maar wel degelijk uitdagend onderzoek dat te maken heeft met de vragen van morgen. Daarin speelt water een rol, net zo goed als logistiek en de ontwikkeling van de gezondheidszorg.”

In hoeverre is het geënt op het Europese kaderonderzoeksprogramma FP7?

“Een aantal gebieden loopt daarmee parallel. De thema’s health, energy, infrastructure en environment komen er één op één in voor.”

Maar in de FP7 komen ook onderwerpen voor als nanotechnologie en ict, waarvan jullie zeggen: die zitten binnen de andere onderzoeksgebieden.

“Het is niet zo dat sommige gebieden in de eredivisie zitten en de anderen niks waard zijn. Het is een drijvende allocatie wat dat betreft. MIT (Massachusetts Institute of Technology, red) bijvoorbeeld heeft alleen voor energie gekozen. Maar daar valt heel veel onder.”

Voor hoe lang worden de nieuwe profielen vastgesteld?

“Wij denken de vier thema’s voor een periode van acht jaar vast te stellen. Twee maal vier jaar, omdat je ook de lengte kunt beschouwen aan de hand van bijvoorbeeld promotieplaatsen. Er moeten wetenschappelijke resultaten getoond kunnen worden. Als je de periode te kort neemt, lukt dat niet.”

En over welke bedragen hebben we het?

“Over ongeveer tien miljoen euro, verdeeld over de vier themagebieden en de fundamentele laag op jaarbasis. Dat is vergelijkbaar met de gelden voor de DRC’s. Maar je moet die ondersteuning vooral zien als motor om meer gelden aan te trekken. Bovendien krijgen de thema’s niet allemaal evenveel.”

Worden de gemaakte keuzes overal begrepen en geaccepteerd?

“Kijk, als er morgen een briljante vent komt met een hartstikke goed idee, dan is daar altijd strategisch geld voor over om zo iemand te ondersteunen. Het gaat dus niet over al het onderzoeksgeld, lang niet. De mensen van de DRC’s hebben we goed kunnen overtuigen en de meeste DRC’s nemen daar genoegen mee. Veel DRC’s kunnen ook op eigen voet verder.”

Zijn er onderzoeksgebieden die buiten de boot vallen?

“De vorige keer was die vraag veel meer gerechtvaardigd dan nu. Omdat toen het programma met bepaalde onderzoeken was dichtgetimmerd. Nu wijzen we onderzoeksgebieden aan waaraan iedereen kan bijdragen. Want bijvoorbeeld materiaalonderzoek doet nu mee aan onderzoek aan batterijen onder het platform energie. De nanomaterialen doen er ook aan mee.”

Dus u zegt eigenlijk: het gaat niet om de disciplines, maar om de onderzoeksgebieden waaraan de verschillende disciplines kunnen bijdragen?

“Exact. Zo is het precies. Nu zeggen de bouwkundigen: fijn dat we ook mee kunnen doen met onze ‘Drijvende stad’ als het gaat om environment of om infrastructuur. Nu kan iedereen in beginsel meedoen en op jaarbasis kan het ook verschillen welke projecten eraan meedoen.”

Dus iedereen is blij?

“In principe is niemand uitgesloten van deelname, dat is het mooie. Maar de thema’s moeten wel een duidelijke focus houden.”

Delft Research Centres, dertien multidisciplinaire onderzoeksspeerpunten (2003 – 2009):

– Computational science and engineering

– Earth: observation, utilization, ecology and engineering

– Information and communication technology

– Life science and technology

– Materials science

– Mechatronics and microsystems

– Mobility of persons and transport of goods

– Nanotechnology

– Next Generation Infrastructures

– Sustainable energy: extraction, conversion and use

– Sustainable industrial processes

– Sustainable urban areas

– Water: environment, cycles, infrastructure and management

Internationale Research Platforms (2009 – 2017):

– Energy

– Environment

– Infrastructures

– Health

– Fundamental Sciences
WIE IS PROF.IR. JACOB FOKKEMA?

Prof. dr. ir. Jacob T. Fokkema werd op 21 januari 1948 te Leeuwarden geboren en volgde daar de HTS. In 1976 studeerde hij af als Elektrotechnisch Ingenieur aan de Technische Universiteit Delft. In 1979 behaalde hij zijn doctorstitel. Vanaf dat moment is hij altijd actief geweest in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek op vele plaatsen in de wereld. In 1993 werd Fokkema hoogleraar Toegepaste Geofysica en Petrofysica aan de TU Delft. In 2002 werd hij benoemd tot Rector Magnificus van de TU Delft. Binnen het college van bestuur is hij de primaire verantwoordelijke voor het wetenschappelijk onderzoek. Als rector is hij het aanspreekpunt voor de nieuwe onderzoeksprofilering van de universiteit.

In hoeverre verschilt de nieuwe onderzoeksprofilering van die van de Delfts Research Centrers?

“Het was altijd de bedoeling dat wij de financiering van de DRC’s als aansporing beschouwen, een kapitaal dat gebruikt wordt om goede wetenschap naast de excellentie ook eens te laten werken voor het zicht op de universiteit. De communicatie van die dingen speelt een belangrijke rol. Vervolgens heeft het college van bestuur gedacht: waar willen we ons strategisch onderzoeksbudget voor de komende jaren nu voor inzetten, ook gelet op de strategische koers van de TU Delft? We zochten naar een meer internationale presentatie en ook naar een betere aansluiting bij de Europese onderzoeksagenda, waar urgente maatschappelijke onderwerpen centraal staan.”

Zoals de FP7, het kaderonderzoeksprogramma van de Europese Unie?

“Bijvoorbeeld, maar ook bij de IDEA League (strategisch samenwerkingsverband tussen TU Delft, ETH Zúrich, Imperial College London, ParisTech en RWTH Aachen) en het European Institute for Technology & Innovation. Energie speelt dan een belangrijke rol, gezondheid en milieu en environment ook, evenals de infrastructuur. Op al deze gebieden zijn technologische doorbraken nodig. De TU Delft kan daaraan bijdragen. Daarnaaast willen we in de horizontale laag, de fundamental layer, geld toekennen om strategisch belangrijke nieuwe gebieden, zoals bionano science, substantieel te stimuleren.”

Maar ict komt niet meer voor als profileringsthema. Daar zullen ze niet blij mee zijn, want ze waren wel een DRC.

“Dat komt omdat we nu wellicht een te beperkt beeld voor ogen hebben. De thema’s zijn grote containers die aansluiten bij de internationale interesse en urgente maatschappelijke vraagstukken. Die containers moeten nog steeds met . bijvoorbeeld . onderzoeksactiviteiten gevuld worden, die wel degelijk gerekruteerd kunnen worden uit de genoemde gebieden, bijvoorbeeld uit de itc. Wij willen juist niet de boterham te dun smeren door geld versnipperd in te zetten. Wij willen juist wat meer geld beschikbaar stellen voor grotere gebieden, waarbij de voorzitters van de International Research Platforms met hun teams kiezen voor onderzoeksactiviteiten die zij als kansrijk zien.”

En de voorzitters van de IRP’s, zijn dat de mensen die nu als verkenner het veld in zijn gestuurd?

“Ja, de vier frontmen, de aansprekende gezichten, dat zijn prof.dr.ir. Tim van der Hagen (Technische Natuurwetenschappen) voor energie, prof.dr.ir. Lucas van Vliet (Technische Natuurwetenschappen) voor health science & technology. Prof.dr.ir. Marcel Stive (Civiele Techniek & Geowetenschappen) weet als geen ander wat er op het gebied van milieu te koop is en dat geldt voor prof.drs.ir. Han Vrijling wat betreft infrastructuur. Zij moeten de IRP’s vorm gaan geven en het cvb vertrouwt op hun deskundigheid.”

De vier verkenners zijn nu op pad gestuurd. Wat gaan ze doen?

“Ze maken met hun teams een quick scan per thema. Deze wordt ongeveer in april aan het college van bestuur voorgelegd. Komende zomer willen we weten hoe de kaarten zijn geschud en welke projecten er zijn, zodat we in januari 2009 met een schone lei kunnen beginnen. Zeer binnenkort ga ik met de kwartiermakers rond de tafel zitten om samen met hen dit proces verder vorm te geven.”

De vier thema’s energie, gezondheid, milieu en infrastructuur vallen precies samen met vier ministeries. Dat zal geen toeval zijn.

“Nee, dat is inderdaad geen toeval. Wij kiezen bewust voor de richting die goed aansluit bij innovatie voor een aantal ministeries.”

Een voor de hand liggend verwijt is dat je zo een ministerieel onderzoeksbureau gaat worden, dus veel maatschappelijk gemotiveerd onderzoek, maar geen wetenschappelijke innovatie.

“Ja, volkomen waar. Maar ik zal u eens wat vertellen. Mensen vragen zich af of de dijken nu wel of niet twee tot drie meter hoger moeten in de komende twintig jaar. Daar zal een instituut antwoord op moeten geven. De vraag is gemakkelijk gesteld. Het antwoord is een onderzoeksstrategie. De universiteit heeft het ministerie gewaarschuwd voor de slechte staat van de duinen. Nu zitten we middenin de discussie over eilanden voor de kust. Natuurlijk willen we niet onderzoek doen als ingenieursbureau van het ministerie, maar wel degelijk uitdagend onderzoek dat te maken heeft met de vragen van morgen. Daarin speelt water een rol, net zo goed als logistiek en de ontwikkeling van de gezondheidszorg.”

In hoeverre is het geënt op het Europese kaderonderzoeksprogramma FP7?

“Een aantal gebieden loopt daarmee parallel. De thema’s health, energy, infrastructure en environment komen er één op één in voor.”

Maar in de FP7 komen ook onderwerpen voor als nanotechnologie en ict, waarvan jullie zeggen: die zitten binnen de andere onderzoeksgebieden.

“Het is niet zo dat sommige gebieden in de eredivisie zitten en de anderen niks waard zijn. Het is een drijvende allocatie wat dat betreft. MIT (Massachusetts Institute of Technology, red) bijvoorbeeld heeft alleen voor energie gekozen. Maar daar valt heel veel onder.”

Voor hoe lang worden de nieuwe profielen vastgesteld?

“Wij denken de vier thema’s voor een periode van acht jaar vast te stellen. Twee maal vier jaar, omdat je ook de lengte kunt beschouwen aan de hand van bijvoorbeeld promotieplaatsen. Er moeten wetenschappelijke resultaten getoond kunnen worden. Als je de periode te kort neemt, lukt dat niet.”

En over welke bedragen hebben we het?

“Over ongeveer tien miljoen euro, verdeeld over de vier themagebieden en de fundamentele laag op jaarbasis. Dat is vergelijkbaar met de gelden voor de DRC’s. Maar je moet die ondersteuning vooral zien als motor om meer gelden aan te trekken. Bovendien krijgen de thema’s niet allemaal evenveel.”

Worden de gemaakte keuzes overal begrepen en geaccepteerd?

“Kijk, als er morgen een briljante vent komt met een hartstikke goed idee, dan is daar altijd strategisch geld voor over om zo iemand te ondersteunen. Het gaat dus niet over al het onderzoeksgeld, lang niet. De mensen van de DRC’s hebben we goed kunnen overtuigen en de meeste DRC’s nemen daar genoegen mee. Veel DRC’s kunnen ook op eigen voet verder.”

Zijn er onderzoeksgebieden die buiten de boot vallen?

“De vorige keer was die vraag veel meer gerechtvaardigd dan nu. Omdat toen het programma met bepaalde onderzoeken was dichtgetimmerd. Nu wijzen we onderzoeksgebieden aan waaraan iedereen kan bijdragen. Want bijvoorbeeld materiaalonderzoek doet nu mee aan onderzoek aan batterijen onder het platform energie. De nanomaterialen doen er ook aan mee.”

Dus u zegt eigenlijk: het gaat niet om de disciplines, maar om de onderzoeksgebieden waaraan de verschillende disciplines kunnen bijdragen?

“Exact. Zo is het precies. Nu zeggen de bouwkundigen: fijn dat we ook mee kunnen doen met onze ‘Drijvende stad’ als het gaat om environment of om infrastructuur. Nu kan iedereen in beginsel meedoen en op jaarbasis kan het ook verschillen welke projecten eraan meedoen.”

Dus iedereen is blij?

“In principe is niemand uitgesloten van deelname, dat is het mooie. Maar de thema’s moeten wel een duidelijke focus houden.”

Delft Research Centres, dertien multidisciplinaire onderzoeksspeerpunten (2003 – 2009):

– Computational science and engineering

– Earth: observation, utilization, ecology and engineering

– Information and communication technology

– Life science and technology

– Materials science

– Mechatronics and microsystems

– Mobility of persons and transport of goods

– Nanotechnology

– Next Generation Infrastructures

– Sustainable energy: extraction, conversion and use

– Sustainable industrial processes

– Sustainable urban areas

– Water: environment, cycles, infrastructure and management

Internationale Research Platforms (2009 – 2017):

– Energy

– Environment

– Infrastructures

– Health

– Fundamental Sciences
WIE IS PROF.IR. JACOB FOKKEMA?

Prof. dr. ir. Jacob T. Fokkema werd op 21 januari 1948 te Leeuwarden geboren en volgde daar de HTS. In 1976 studeerde hij af als Elektrotechnisch Ingenieur aan de Technische Universiteit Delft. In 1979 behaalde hij zijn doctorstitel. Vanaf dat moment is hij altijd actief geweest in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek op vele plaatsen in de wereld. In 1993 werd Fokkema hoogleraar Toegepaste Geofysica en Petrofysica aan de TU Delft. In 2002 werd hij benoemd tot Rector Magnificus van de TU Delft. Binnen het college van bestuur is hij de primaire verantwoordelijke voor het wetenschappelijk onderzoek. Als rector is hij het aanspreekpunt voor de nieuwe onderzoeksprofilering van de universiteit.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.