Aan de vooravond van zijn politieke vuurdoop, de algemene beschouwingen, studeert de Delftse wethouder Pieter Guldemond (25) af aan de TU Delft. Op 8 oktober neemt hij zijn bul in ontvangst, dik twee weken later moet hij de gemeenteraad uitleggen hoe zijn bezuinigingsplannen eruit zien.
Wie het nog niet gedaan heeft, moet snel zijn. Nog tot zaterdagnacht 24.00 uur kunnen medewerkers hun keuzes invullen voor hun IKA-pakket (Individueel Keuzemodel Arbeidsvoorwaarden). Vanaf dit jaar kan iedereen vijf jaar lang 220 euro extra inzetten voor bijvoorbeeld extra verlof, pensioen of reiskosten. Wie het geld niet inzet, is het dit jaar kwijt. Het extraatje is beschikbaar gekomen doordat het de afgelopen jaren niet is uitgegeven aan gratis ADSL voor medewerkers thuis.
U hebt de zomermaanden gebruikt om af te studeren aan de faculteit Techniek, Bestuur en Management las ik op internet.
“Ja, heb je het stuk van Jan Peter de Wit (gemeenteraadslid voor Leefbaar Delft, red.) gelezen? Ik vond het wel grappig wat hij mij verwijt. Hij heeft precies uitgerekend wat ik tijdens het zomerreces verdiende en noemde dat mijn studiebeurs. Ik zie het anders. Een normaal mens gaat op vakantie, maar ik heb het reces van zes weken gebruikt om mijn scriptie te schrijven. Ik heb me die weken opgesloten in de bieb. Op 8 oktober studeer ik af.”
Op welk onderwerp?
“De samenwerking tussen de Nederlandse Spoorwegen en decentrale overheden als provincies, stadsregio’s en gemeenten. Tijdens mijn afstuderen werd duidelijk dat ik hier wethouder zou worden. Ik zou aanvankelijk drie cases doen. Stedenbaan heb ik laten afvallen, want dat speelt in de Delftse regio. Dat zou een rare belangenconstructie worden. De anderen zijn in Amsterdam en in de regio Arnhem/Nijmegen. Ik heb onderzocht hoe de NS in de praktijk met deze overheden omgaan en hoe dat beter zou kunnen. Mijn scriptie is bijna af. De komende weekenden moet ik nog de laatste dingetjes doen.”
Veel vrije tijd zult u niet hebben.
“Nee, het is echt een ramp: de vakantie overgeslagen en nu de weekenden door. Ik draai als locoburgemeester ook piketdiensten. Dan moet je bijvoorbeeld een huisverbod opleggen, of een inbewaringstelling afgeven. Je krijgt heel heftige dingen mee. Aan het einde van de dag denk je: wat ik vandaag allemaal gedáán heb. Zoals laatst: ’s ochtends een overleg met tien ambtenaren die allemaal met plannen komen waar je een mening over moet hebben, even later zit je in een grote bouwkraan om de eerste paal van een nieuwe Albert Heijn op zijn plek te hijsen, later word je door NRC Next gebeld over studentenhuisvesting, daarna zit je als commissaris bij Science Port Holland te vergaderen en dezelfde nacht word je wakker gebeld omdat je een huisverbod moet opleggen. Het is een bizar diverse baan. Ik geniet er verschrikkelijk veel van.”
Hebt u na vier maanden het gevoel ingewerkt te zijn?
“Wat is inwerken? Er is sowieso geen voorganger meer die je aan de hand neemt. Dat is politiek: je bent klaar en meteen echt weg. Maar ik heb het gevoel dat ik redelijk snel mijn draai heb gevonden. Ik heb gelukkig een bestuursassistent die fulltime voor me werkt en een hele lading ambtenaren.”
U was in 2006 en 2007 fractievoorzitter van studentenpartij Stip. Was dat een goede voorbereiding?
“Als fractievoorzitter zie je maar een deel van wat het is om wethouder te zijn. Ik dacht meer te weten van wat het was dan in de praktijk bleek. Dat komt door het perspectief. Als fractievoorzitter zie je alleen wat er in de politieke arena gebeurt. Maar als wethouder ben ik in vele arena’s actief. Overleg met mijn ambtenaren, contact met organisaties die onder mijn portefeuille vallen, afstemming met wethouders in de regio, gesprekken met burgers; dat hoort er ook allemaal bij.”
Als student hebt u behoorlijk wat bestuurlijke baantjes gehad. Helpt die ervaring nu?
“Het is niet te vergelijken, maar het helpt wel. Net als mijn buitenlandervaring. Zo heb ik in India met drie anderen field research gedaan in opdracht van een bedrijf. Dat was leuk, want het was heel doelgericht en vooral heel zelfstandig. En daar zie ik wel een parallel met nu. Niemand vertelt je wat je moet doen, alles is vrij. Je deelt je eigen tijd in. De gemeenteraad geeft me kaders mee, maar hoe ik die invul is aan mij.”
Hoe ga je om met die vrijheid?
“Dat vind ik het leukste van deze baan. Ik voer nu nog niet zoveel regie over mijn agenda als ik zou willen. Nu wil ik alles meemaken, ik ren overal naartoe. Ik vind dat ik dat een paar maanden moet doen. Pas dan kan ik zeggen: daar heb ik wat aan, daar heb ik niks aan, daar stuur ik andere mensen naartoe. Die zes weken scriptie schrijven vond ik heel zwaar. Maar de eerste dag dat ik weer als wethouder begon, dat ik weer mensen om me heen had, kwam ik ’s avonds stuiterend van de adrenaline thuis. Dat was een mooie eyeopener. Ik blijk veel behoefte te hebben aan interactie. Ik voel me daar fysiek echt goed bij.”
Deze week gaat de begroting voor 2011 naar de gemeenteraad en in oktober zijn de algemene beschouwingen. Is dat uw politieke vuurdoop?
“Eigenlijk wel, ik heb nog geen grote eigen stukken in de gemeenteraad gehad. Het is voor het hele college een vuurdoop. We hebben ons coalitieakkoord omgezet in een meetbaar bestuursprogramma met een aantal doelen. Ik zou ze graag laten zien maar dat kan nu nog niet, dan krijg ik ruzie met de raad. Om die doelen te bereiken, moeten we tot 2014 dertig miljoen euro bezuinigen en dat is echt gigantisch: tien procent van een begroting waarvan maar een klein deel vrij te besteden is. Voor het eerste jaar hebben we de bezuiniging concreet ingevuld. Voor de jaren erna is de zoekrichting bepaald.”
Het lijkt me niet echt leuk om met bezuinigingen aan je wethouderschap te beginnen.
“Bezuinigen is nooit leuk. Maar we gaan ook hervormen en investeren. Bijvoorbeeld in de kenniseconomie.”
Hoe wilt u de kenniseconomie de komende jaren versterken?
“Ik geloof er heilig in dat we alle belangrijke partijen samen kunnen brengen, zodat iedereen van elkaar weet wat er gebeurt. Het is een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat iedereen elkaar tegenkomt. Ik heb het dan bijvoorbeeld over de TU, Deltares, de hogescholen, DSM, Unesco IHE en het Reinier de Graafziekenhuis. We moeten het verhaal van Delft samen vertellen, we moeten een gezamenlijk masterplan opstellen. Maar wat mij betreft houdt de ontwikkeling van de kenniseconomie niet op bij de gemeentegrenzen. We willen iedereen enthousiast krijgen voor twee speerpunten: clean tech delta, samen met Rotterdam en medical delta samen met Leiden en Rotterdam. Verder zie ik dat er kantoren en andere panden leeg staan in Delft. Ook zie ik creatieve bedrijfjes uitwijken naar Rotterdam en Den Haag. Dat is jammer. Als ze in Delft willen blijven, dan moet dat kunnen. Ik zou heel graag een creatieve incubator neerzetten. En de Schiehallen (onderdeel van bedrijventerrein Schieoevers, red.) moet voortvarend doorontwikkeld worden. Dan zou het helpen als er een fietsbrug komt vanaf station Delft Zuid over de Schie, zodat je verder langs de Schiehallen naar Lijm & Cultuur kunt fietsen. We zijn onlangs begonnen met het opknappen van dat station, want het is er nu vreselijk: sociaal onveilig en rommelig.”
Kenniseconomie behoort samen met studentenhuisvesting, stadsmarketing en ruimtelijke ordening tot uw portefeuille. Een goede combinatie?
“Kenniseconomie was wat ik wilde, dat is de kern van waar Stip voor staat. Ruimtelijke ordening was niet was ik het eerste genoemd heb, maar het heeft een logische samenhang met kenniseconomie. Kijk naar de milieueffectrapportage (mer, red) voor TU Noord. Die valt onder mijn verantwoordelijkheid en heeft grote invloed op de kenniseconomie. Met studentenhuisvesting en stadsmarketing erbij is het een samenhangende portefeuille geworden.”
De bouw van honderden studentenwoningen zit al tijden op slot door die mer. Kunt u daar niks aan doen?
“Ik heb als één van de eerste dingen belangenvereniging TU Noord uitgenodigd en gezegd: we moeten die mer samen goed doorlopen. Ik wil niet over een jaar weer in de rechtbank staan om uit te vechten hoe we dit gebied gaan ontwikkelen. Ik wil in dialoog. We willen onze ambitie waarmaken in het TU-gebied, want we willen er bouwen. Maar we willen ook recht doen aan de bewoners.”
Er zijn veel te weinig studentenwoningen in Delft. Hoe moet dat er over vier jaar uitzien?
“Aan het einde van mijn vier jaar moeten er minimaal tweeduizend woningen opgeleverd zijn, gemeten vanaf mijn aantreden. Liever meer natuurlijk. Hoe meer, hoe beter. Ik vind het een zwaktebod dat nu niet iedere student die dat wil in Delft kan wonen.”
Ik hoor vaak dat er geen grond meer over is in Delft om te bouwen.
“Ik kan zo vijf plekken aanwijzen waar ontwikkelaars kunnen beginnen met bouwen. Bij sporthal Buitenhof kunnen vierhonderd woningen komen. Daarvoor wordt nu onderhandeld met verschillende corporaties. Bij station Delft Zuid waren veel nieuwe kantoren gepland, die niet doorgaan. Ook daar zouden studentenhuizen kunnen komen. In die zin is de crisis ook een kans. In oktober organiseren de gemeente Delft, Kences (samenwerkingsverband van studentenhuisvesters, red.) en de VSNU (universiteitenvereniging, red.) een conferentie voor onder andere Kamerleden, wethouders en colleges van universiteiten uit de hele Randstand. Want het tekort aan studentenwoningen is geen lokaal, maar een landelijk probleem voor de kenniseconomie. Wellicht kunnen we huursubsidie voor onzelfstandig wonen invoeren en allerlei bouwregeltjes versoepelen.”
Hoe is de relatie met de TU?
“We hebben voor het eerst samen met de TU een strategische agenda opgesteld waarin we hebben opgeschreven wat de thema’s zijn waaraan we willen werken. Zoals betere voorzieningen voor expats, studentenhuisvesting, het Science Centre en de kenniseconomie. Wij kunnen niet zonder de TU, de TU kan niet zonder Delft.”
Is het een voordeel dat u uw weg op de TU kent?
“Dat is niet de kern. Het belangrijkste is dat het college van burgemeester en wethouders het belang ziet van een goede samenwerking met de TU en de andere kennisinstellingen. Maar het is waanzinnig leuk om met Paul Rullmann en andere bekenden zaken te doen. Dat gaat heel goed en dat is wel eens anders geweest.”
WIE IS PIETER GULDEMOND?
Pieter Guldemond (1984) had naast zijn studie tal van bestuurlijke bijbaantjes bij zijn studievereniging en de facultaire studentenraad. Hij was ook voorzitter van het Owee-bestuur en fractievoorzitter van Stip. Heeft hij toegewerkt naar het wethouderschap? “Veel mensen die ik vertelde dat ik wethouder zou worden, waren juist verbaasd. Jaren geleden heb ik namelijk gezegd dat ik dat nooit zou willen doen. Als fractievoorzitter zag ik hoe wethouders moesten knokken: je krijgt nooit helemaal gelijk, er is altijd wel iemand ontevreden. Dat is heel erg zwaar.” Zijn mening veranderde pas op de verkiezingsavond in maart. “Toen ben ik gaan denken: met zo’n goede fractie, met een zetelwinst voor Stip en voor GroenLinks en D66, onze natuurlijke partners, staan de sterren opeens wel heel gunstig.” De baan van wethouder was dus niet al jarenlang een ambitie, het één leidde al vanaf het begin tot het ander. “Als ik geen voorzitter van het Owee-bestuur was geweest, was ik niet in aanraking gekomen met Stip. We organiseerden toen namelijk voor het eerst het politieke debat. Het was erg bijzonder dat ik in augustus precies vijf jaar nadat ik zelf de Owee heb georganiseerd als loco-burgemeester de Owee mocht openen.”
Comments are closed.