Waarom zouden alle promovendi briljante proefschriften moeten schrijven? Voor sommigen kan de lat best iets lager liggen, vindt de Groningse rector magnificus Elmer Sterken. Dan promoveren ze misschien ook iets sneller.
Het is een smeulende discussie in de Nederlandse wetenschap: waarom doen Nederlandse promovendi zo lang over hun proefschrift? Bijna niemand is in vier jaar klaar. Zelfs vijf jaar is voor de meesten te krap: nog geen veertig procent heeft daar genoeg aan. Van de laatste lichting kwam slechts één op de vier binnen vijf jaar over de finish. Pakweg een derde tot een kwart van de promovendi zal nooit promoveren, of pas heel laat.
De rectoren van de universiteiten bogen zich er vorige week over. Elmer Sterken, rector magnificus van de Rijksuniversiteit Groningen, schrok van de cijfers en vindt dat er iets moet gebeuren. “We zijn in Nederland bezig het rendement van bachelor- en masterstudenten te verbeteren”, zegt hij. “Dan is het ook zaak om kritisch naar de promotieduur te kijken.”
Hij vindt dat er een “flexibeler promotiestelsel” zou moeten komen, waarin niet iedereen aan dezelfde eisen hoeft te voldoen. “Je zou een soort diplomasupplement kunnen maken waarin je uitlegt wat de promovendus heeft gepresteerd – ik denk nu even hardop.”
Een deel van de promovendi van het Universitair Medisch Centrum Groningen volgt al een driejarig programma. “En bij economie, de sociale wetenschappen en rechten denkt men erover om een driejarig traject te koppelen aan een research master”, zegt Sterken. “Dat is misschien geen gek idee.”
Hij kan op flinke weerstand rekenen. Vijf hoogleraren sloegen onlangs alarm in de Groningse Universiteitskrant. “Met een driejarig promotietraject verwordt een promotie tot een verlengde leerstage”, waarschuwden zij. Promovendi hebben volgens hen meer tijd nodig, want de meesten komen pas aan het eind van hun onderzoek tot een doorbraak.
“Ik snap de bezwaren wel”, zegt Sterken. “De competitie in de wetenschap is enorm. Ieder paper of artikel zorgt voor een extra streepje op je cv en voor betere kansen op een carrière in de wetenschap. Maar dat slechts twee van de drie promovendi überhaupt de eindstreep haalt, vind ik echt een groot punt van zorg.”
Promovendi lijken het vooralsnog niet met hem eens. “Nederlandse promoties staan bijzonder goed aangeschreven”, zegt Linda Klumpers van het Promovendi Netwerk Nederland. “Veel beter dan de Duitse of Britse. Dat moeten we vooral zo houden. Als we iets willen doen aan de duur van promoties, dan kunnen we beter kijken naar de begeleiding en de afstemming. Het komt vaak voor dat promovendi bijna klaar zijn en hun promotor op de valreep een nieuwe eis stelt: dat er nog een casus bij moet, of een extra proef. Dat kost zo weer een paar maanden.”
Wat je volgens haar vooral niet moet doen, is lagere eisen stellen of vierjarige promoties met geweld in drie jaar proppen. “Het gaat in een promotietraject om het aanleren van vaardigheden. Promovendi moeten zelfstandig onderzoek leren doen. Dat kost nu eenmaal tijd.”
Maar Sterken is niet overtuigd dat vier jaar het minimum is. Een promotietraject leidt immers niet noodzakelijk tot een wetenschappelijke carrière. Wie negens en tienen haalt zal verder gaan in de academie, maar de rest moet volgens hem gewoon een voldoende halen, net als bij een bachelor- of masterdiploma. Dat kan wellicht ook in drie jaar.
“Misschien stellen we wel te hoge eisen”, oppert Sterken. “Vanuit het onderzoek is dat te begrijpen. Maar twee op de drie gepromoveerden komt helemaal niet in de wetenschap terecht. Voor die groep betekent vertraging in hun promotie ook verlies van jaren in hun maatschappelijke carrière. Je moet je afvragen of dat vooruitzicht aantrekkelijk is voor studenten.”
In Nederland zijn relatief weinig promovendi, met name in de harde science. “Is dat een maatschappelijk probleem? Ik denk van wel, gegeven de behoefte aan kennis in onze economie”, aldus Sterken.
In één moeite door haalt Sterken een Gronings stokpaardje van stal: het aanstellen van – goedkopere – bursalen. Die krijgen geen salaris, zoals gewone promovendi, maar een studiebeurs. Volgens hem promoveren zij sneller dan werknemer-promovendi. “En ik heb geen enkele aanwijzing dat het niveau van hun werk lager ligt. De data liegen niet. De bursalen zijn iets sneller klaar. Dat is natuurlijk simpel, als het geld op is, moet je zorgen dat het werk af is.”
Promovendi-voorzitter Klumpers kijkt daarvan op. “Dat kan ik als argument niet serieus nemen. Uit de geluiden die het PNN hoort, blijkt het omgekeerde. Voor zover wij weten is er onder bursalen meer uitval dan onder werknemerpromovendi.”
Ze betwijfelt ook of er zoveel meer promovendi komen als de promotietrajecten worden ingekort. “Is dat onderzocht? Nee, mensen gaan promoveren omdat ze graag een goede onderzoeker willen worden. Een driejarige of vierjarige promotie maakt dan het verschil niet. En dan kunnen we beter de hoge Nederlandse kwaliteit bewaken.”
Intussen krijgen de driejarige promoties al een plek in de subsidies van onderzoeksfinancier NWO. In de gedrags- en maatschappijwetenschappers verstrekt NWO promotiesubsidies voor drie jaar om de praktijk te stimuleren dat studenten vanuit een researchmaster doorstromen in een promotietraject, legt een woordvoerder van NWO uit. “De gedachte is dat het met die goede voorbereiding in de master haalbaar moet zijn in drie jaar.”
Ook Europese onderzoekssubsidies gaan vaak uit van een termijn van drie, soms vier jaar, zegt Sterken. “Ook daarom moet je nadenken of het wenselijk is dat het gros van de promovendi er vijf tot zes jaar over doet.”
Universiteitenvereniging VSNU houdt zich op de vlakte. Zij laat weten dat verkorte trajecten en maatwerk voor individuele promovendi mogelijk moet zijn, maar er zijn volgens de vereniging geen plannen om promotietrajecten landelijk in te korten van vier naar drie jaar.
Per universiteit
Er zijn in Nederland promotietrajecten van drie jaar en vier jaar, maar in de praktijk doen promovendi gemiddeld vijf jaar over het behalen van de doctorsgraad. Aan de ene universiteit zijn promovendi sneller klaar dan aan de andere. Bij de Radboud Universiteit duurt de promotie het langst (5,4 jaar) en bij de TU Eindhoven het kortst (4,6 jaar).
In hun Jaarverslag 2010 schrijven de vertrouwenspersonen dat zij steeds meer meldingen krijgen van medewerkers die zich onder druk voelen staan of letterlijk onder druk worden gezet door ‘de TU-organisatie’. De vertrouwenspersonen spreken van ‘intimidatie door de organisatie’.
Daarmee wordt bedoeld dat medewerkers zich niet meer alleen geïntimideerd voelen door een specifieke leidinggevende, maar ook en steeds vaker door ‘een bolwerk’ van leidinggevenden en HR-adviseurs, dat met de dynamiek van een stoomwals een schimmig ‘traject’ lijkt uit te voeren, aldus het verslag.
Er wordt, zo meldt het verslag, steeds vaker een oneigenlijke druk uitgeoefend op mensen. ‘Hierdoor kunnen zij onzeker worden, dreigen zij soms hun eigenwaarde te verliezen en in een negatieve spiraal van ziekte en allerlei gesprekken met een onduidelijk doel en uitkomst terecht te komen. Dit kan soms ontslag of een andere niet gewenste en/of passende functie tot gevolg hebben.’
Ook bij adviesgesprekken met vertrouwenspersonen zeggen mensen zich onder druk gezet te voelen om mee te werken aan organisatorische veranderingen. Jeanneke Bruggeling, coördinator en voorzitter van het overleg van vertrouwenspersonen, benadrukt dat druk via bijvoorbeeld r&o-gesprekken ongrijpbaar is, maar dat mensen druk ervaren.
In een reactie spreekt directeur HR Nynke Jansen van ‘sterk en concluderend taalgebruik, voor minder dan 0,5 procent van de populatie van de TU’. “Ik zou graag zien dat vertrouwenspersonen het wat genuanceerder en feitelijk opschrijven. Dat laat onverlet dat het zeer vervelend is als mensen het zo ervaren. Iedere klacht is er een teveel.”
“Als je je niet zeker voelt over wat een leidinggevende of HR-medewerker voorstelt, neem dan een vakbondsconsulent of jurist in de arm”, adviseert Jansen. “Een reorganisatie is nooit leuk, maar ik ken ook mensen die een kans zien in een vertrekregeling.”
De vertrouwenspersonen pleiten voor meer informatie over de reorganisatie, herijking genoemd. Medewerkers die negatieve gevolgen van de herijking ondervinden krijgen wel tijdig informatie, anderen blijven in het ongewisse. Dat is voor sommigen zeer belastend.
Volgens Jansen is de basisregel: ‘iedereen informeren, niet alleen de betrokkenen’. “Ik zou willen zeggen: ga naar je decaan, stel je vraag en wees niet een afwachtend vogeltje. Onzekerheid hoort in deze tijden.”
In totaal ontvingen de vertrouwenspersonen 49 meldingen van ongewenst gedrag. Bijna een verdubbeling ten opzichte van 2009, maar in andere jaren lag het rond de veertig. Vier meldingen betroffen seksuele intimidatie, twee discriminatie en twaalf pesten, roddelen en agressie.
Opmerkelijk is dat een studente tijdens een studentenfeest in een TU-gebouw stiekem de partydrug GHB in haar glas kreeg toegediend. Volgens de Delftse zorginstelling SGZ (onder meer studentengezondheidszorg) zijn er in de afgelopen jaren geen excessen op dit vlak gesignaleerd. De dienst onderwijs & studentenzaken gaat voorlichting geven over drugsgebruik.
De cijfers van de Erasmus Universiteit zijn geflatteerd, omdat de promovendi niet meetellen die al in 2001 en 2002 zijn begonnen. Die van Utrecht zijn überhaupt niet beschikbaar.
De VSNU-cijfers gaan over werknemer-promovendi, en niet over bursalen. Werknemer-promovendi nemen wel eens onderwijstaken op zich, terwijl bursalen zich in principe geheel op hun promotieopleiding kunnen richten. Over bursalen zijn geen landelijke gegevens verzameld.
Bij de kleine groep die al binnen vier jaar klaar is, zitten ook een paar razendsnelle promovendi die genoeg hebben aan twee jaar. Zij deden een deel van hun onderzoek al voordat ze aan het formele promotietraject begonnen, verklaart universiteitenvereniging VSNU in een voetnoot bij de cijfers. In de tabel met de gemiddelde duur van een promotie zijn die supersnelle promovendi buiten beschouwing gelaten.
De promotierendementen liggen het laagst in de rechtswetenschappen. Het schommelt wat heen en weer, want het gaat om kleine groepjes promovendi, maar na vijf jaar heeft zo’n twintig procent van hen het proefschrift af. Meer dan de helft lijkt er überhaupt niet in te gaan slagen. Ook bij economie en de gedrags- en maatschappijwetenschappen is het rendement laag. Daar haalt respectievelijk 28 en 26 procent de eindstreep in vijf jaar.
De VSNU wijst erop dat deze rendementscijfers niet zijn gecorrigeerd voor zwangerschapsverlof, langdurige ziekte en onbetaald verlof. Daarom is er al enige tijd discussie over en gaat de VSNU ze misschien van de website afhalen. In de tabel met promotieduur in maanden is wel gecorrigeerd voor zulke vertraging.
Comments are closed.