Wetenschap
Rechtszaak

TU Delft verliest beroep en krijgt geothermiesubsidie niet terug

Een subsidie die de TU Delft in 2017 ontving voor geothermie-onderzoek is terecht teruggevorderd, oordeelde de hoogste rechter vorige week. Het gaat om honderdduizenden euro’s.

Foto ter illustratie. Boorwerkzaamheden op de campus in juni 2023 voor het aardwarmteproject Geothermie Delft. (Foto: Thijs van Reeuwijk)

Een subsidie die de staat in 2021 terugvorderde van de TU Delft, is terecht teruggeroepen. Dat oordeelde het college van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb; de hoogste rechter op het gebied van economisch bestuursrecht) vorige week nadat de TU Delft na een eerder besluit in beroep was gegaan.

De subsidie van 5,2 miljoen euro werd in 2017 toegekend aan een samenwerkingsverband van de TU Delft, Akiet B.V. (later Huisman Well Technology) en Wayland Energy B.V. Daarvan was 798.968 euro voor de TU Delft.

Het geld was bedoeld voor het onderzoeksproject CRECCIT. Die afkorting stond voor ‘Cost Reducing Enhanced Composite Casing Installation Technology’. Het ging om onderzoek naar en ontwikkeling van een innovatieve boormethode voor geothermie. Ook zou er onderzoek worden gedaan naar het gebruik van een lichtgewicht en corrosiebestendige composieten huls.

Lager bedrag

Verder dan de eerste voorbereidingen kwam het niet. In juni 2020 schreef het samenwerkingsverband aan de minister van Economische Zaken en Klimaat dat de testfase niet doorging, staat in de uitspraak. De betrokken organisaties verzochten de minister om de subsidie opnieuw vast te stellen op een lager bedrag: voor de TU Delft alsnog bijna 5 ton in plaats van de geplande 8 ton.

De TU Delft zou voorbereidende kosten ‘op eigen houtje’ hebben gemaakt

Het liep anders. De minister stelde de subsidie voor de TU Delft in maart 2021 vast op 0 euro. De universiteit zou pas vanaf de testfase, die nooit is ingegaan, kosten maken. Dat er eerder kosten zijn gemaakt, is volgens hem geen reden voor subsidiëring.

Nadat de TU Delft daar bezwaar tegen had gemaakt, kreeg ze alsnog een deel van de uitgaven gesubsidieerd. Dat ging om ‘de uren van de professor voor het aannemen van onderzoekspersoneel’ en ‘het definiëren van hardware’ – opgeteld goed voor 10.902 euro. De andere kosten zijn volgens de rechter niet subsidiabel.

Geen ‘dwingende volgtijdelijkheid’

Dat was reden voor de TU Delft om in beroep te gaan. Volgens de universiteit was er geen sprake van een ‘dwingende volgtijdelijkheid’ van fases: het zou billijk zijn dat subsidie voor volgende fases al voor ingang van die fase werd uitgegeven. Ook heeft de TU Delft, vond zij, met de voorbereidende onderzoeken waarvoor de kosten zijn gemaakt ‘een bijdrage geleverd aan de duurzaamheidsdoelstellingen’ van het project. De ‘fundamentele rechten van de TU Delft als subsidieontvanger’ zijn geschonden, aldus de TU.

Maar volgens de minister was de realisatie van de geothermie-installatie een voorwaarde voor het toekennen van de subsidie. De TU Delft zou de voorbereidende kosten ‘op eigen houtje’ hebben gemaakt, staat te lezen in de uitspraak van de rechtbank. Ook blijkt er volgens de minister uit het projectplan wel degelijk een vaststaande fasevolgorde. Met andere woorden: de TU Delft had niet zomaar zo veel kosten mogen maken voor de volgende fases terwijl de eerste fase nog niet was afgerond. De TU zou daarmee een risico hebben genomen.

Daar sluit de hoogste rechter zich nu bij aan. De minister is terecht ‘uitgegaan van elkaar opvolgende fases’, aldus het cBb in haar uitspraak van 25 juni 2024. “De TU Delft heeft niet aannemelijk gemaakt dat aanvullende, voorbereidende kosten zijn gemaakt die aan (de ontwikkeling van) de geothermie-installatie gerelateerd zijn, terwijl die niet gerealiseerd is.”

Wetenschapsredacteur Kim Bakker

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

k.bakker@tudelft.nl

Comments are closed.