Education

Zorgen over verdeling geld

De nieuwe verdeling van overheids- en collegegelden binnen de TU roept veel vragen op. De antwoorden van het college van bestuur bieden niet veel houvast.


Hoe bepaalt het college van bestuur (cvb) de basisinkomsten voor faculteiten? Passen deze bedragen bij de werklast? Wat gebeurt er als het aantal studenten en promoties groeit? Gaan promotiepremies wel naar de betreffende afdeling? Vragen en zorgen die de ondernemingsraad (or) en studentenraad (sr) op maandag 2 april uitten in een gezamenlijke vergadering met het college van bestuur.


Aanleiding is de nieuwe verdeling die het cvb voor ogen heeft van de zogeheten eerste geldstroommiddelen (rijksbijdrage, overige overheidsbijdragen, collegegelden en BTW-voordeel). De huidige verdeling werd in 2010 ‘bevroren’ omdat het college vond dat daarmee onvoldoende kon worden ingesprongen op veranderende omstandigheden. Ook werd die verdeling als financieel ‘verdienmodel’ ervaren, waar het college van af wil.


In het nieuwe model wil het college het geld opsplitsen in drie componenten: de universiteitsdienst, de faculteiten en ‘concernbrede’ budgetten. Die laatste bestaan uit een absoluut bedrag voor strategische middelen en een bedrag voor programma’s en projecten (gericht op innovatie en ontwikkeling) die ten goede komen aan de gehele universiteit.

Dit laatste bedrag was tot nu toe ondergebracht bij de universiteitsdienst (UD), maar die krijgt straks alleen nog geld om de organisatie draaiende te houden. Te denken valt aan regulier onderhoud en personeelskosten, met een budget voor onder meer opleiding en werkplekken.


Het geld voor de faculteiten bestaat uit twee delen: een groter basisbedrag (streven: 70 procent) voor de kwaliteit van onderwijs, onderzoek en valorisatie, en een variabel bedrag (streven: 30 procent). Dit variabele bedrag is voor het aantal behaalde studiepunten en het aantal promoties en ontwerpcertificaten binnen de faculteit.

Met een groter basisbedrag dan voorheen wordt volgens het college voorkomen dat budgetten te veel meeliften op prestaties van de faculteiten. Ook zouden faculteiten door dit grotere, vaste bedrag meer kunnen werken aan een stabiele meerjarenstrategie.


De or wilde weten hoe de vaste basisbedragen voor faculteiten worden bepaald. Volgens collegevoorzitter Dirk Jan van den Berg zijn die gebaseerd op wat faculteiten ‘in het verleden kregen plus de uitkomsten van de herijking’. Desgevraagd noemde hij echter geen ijkjaar. De bedragen kunnen onder meer wijzigen na overleg tussen een faculteit en het college.

Or-lid Stefan Delfgou waarschuwde dat het basisbedrag moet passen bij de werklast en vroeg zich met de sr af wat er gebeurt bij krimp en groei van faculteiten. Volgens Van den Berg zit dat echter niet in het nieuwe model verwerkt. “Je krijgt dynamiek. Daarom komt er een planning- en evaluatiecyclus. Bij stijgende studentenaantallen komt het cvb met voorstellen voor oplossingen.”


Een mogelijkheid is volgens rector Karel Luyben het verschuiven van mensen. Desgevraagd zei hij te denken dat het wel meevalt met scheefgroei bij grote aantallen promoties, omdat de TU dan immers meer geld krijgt. De promotiepremies gaan echter niet rechtstreeks naar de betreffende afdelingen, de verdeling van die premies is aan de faculteiten.

 

Een fysieke uitdaging, buiten, in de natuur. Lekker in het water liggen. Dat is surfen voor Maarten de Raad. “Ik voetbalde bij een club in Groningen, was daar zes jaar geleden een beetje klaar mee. Ik ben op vakantie gegaan in Amerika. Ik weet niet waarom, maar ik wilde daar een keertje surfen. Een fantastische ervaring, ik wilde niks anders meer.”

Na de middelbare school reisde hij met een vriend een jaar de wereld over, op zoek naar zeewater waar geen wetsuit tegen de kou nodig was. Om te golfsurfen, op een shortboard. “Je ligt op je plank te wachten op een goede golf. Dan moet je peddelen om daarin te komen en je te laten voortstuwen door de energie van de golf. Geen golf is hetzelfde en niet elke golf is geschikt. Hij moet niet dichtslaan, maar geleidelijk één kant op breken. Het ultieme is om jezelf onder de brekende golf te positioneren, in de barrel of tube. Dat geeft een onbeschrijfelijk intens gevoel.” 

Hij is in Scheveningen gaan wonen. Dan is hij dichtbij, als de omstandigheden een keer goed zijn. Niet dat de deining hier zo indrukwekkend is. “Toch ben ik vaak net zo voldaan als ik hier even in het water heb gelegen als in het warme Indonesië. In Nederland trotseer je de kou. Dat geeft ook voldoening.” 

Zeker, de masterstudent luchtvaart- en ruimtevaarttechniek vindt leren belangrijk, “maar ik zorg dat ik het surfen niet mis. Eventueel wordt het nachtwerk en slaap ik niet. Surfen heeft de hoogste prioriteit, natuurlijk niet tijdens een tentamen zelf.”

In een warm land kun je jezelf fit houden door elke dag te surfen, maar in Nederland gaan er weken voorbij zonder gelegenheid. “Dan moet je jezelf toch scherp houden. Ik ga soms naar het zwembad tegenover mijn huis. Of ik ga hardlopen op het strand. Het geeft dan al voldoening om de golven te zien.”

Peddelen vereist krachtige schouders, armen en rug. Sterke buik- en zijspieren zijn ook belangrijk. “Omdat je veel draait op de plank, moet je stevig en stabiel staan. Daar zijn de rek- en balansoefeningen van yoga goed voor. Ik zou vaker moeten fitnessen, maar vind dat niet zo leuk. Die pompende muziek en die spiegels, ik ben liever in de buitenlucht. Als er veel golven zijn ben ik elke dag aan het surfen.” Of hij gaat bijvoorbeeld tien dagen naar de westkust van Frankrijk. “Daar lig je dagelijks vijf uur in het water. Dan pak je ineens heel veel.”

Reizen naar landen met een andere cultuur en mooie golven is wat hij het liefst doet. “Na mijn bachelor was ik er weer een jaar tussenuit. Ik zal mijn leven zo blijven inrichten, dat ik kan blijven surfen. In elk geval zal ik altijd dichtbij zee wonen.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.