Zijn wij in ons hart nog dezelfde mensen als de mannen die in witte pakken rondliepen over de plantages? Het is een vraag die knaagt aan cultural professor Thom Hoffman. Samen met Delftse studenten gaat hij de geschiedenis van Nederlands-Indië bestuderen aan de hand van de vroege fotografie.
Wuivende palmbomen, een kabbelend riviertje en bedienden die drankjes serveren aan blanke mannen in witte kostuums en vrouwen in prachtige jurken. Ergens op de foto, die Thom Hoffman uit een familiealbum tevoorschijn heeft gehaald, staan zijn opa en oma. We zien de upper class op de sociëteit in het Nederlands-Indië van de jaren twintig. “The Great Gatsby. Daar doet het aan denken”, zegt Hoffman. “Maar daar moet je doorheen kijken. Zo mooi was het niet.”
We hebben afgesproken in Hoffmans atelier, een etage aan een Amsterdamse gracht. Hier bereidt de acteur, fotograaf en documentairemaker zijn gasthoogleraarschap voor. In zeven bijeenkomsten wil hij met vijfentwintig studenten de geschiedenis van Nederlands-Indië onderzoeken aan de hand van de vroege fotografie. Het werk moet uitmonden in een nationaal historisch fotoarchief over Nederlands-Indië.
Midden in de kamer staat een grote houten kast – ‘mijn schatkist’ – met daarin een eerste druk van Max Havelaar. “Een van mijn dierbaarste bezittingen.” En tal van historische boeken en fotoalbums van zijn familie en van koloniale ondernemingen. Hoffmans opa werkte in de kolonie als ingenieur voor een petroleumbedrijf. We zien rubberbomen keurig in het gelid, blanke mannen in witte kostuums die in rijtuigjes naar de sociëteit gaan, vrolijk spelende Hollandse kinderen, maar ook de verschrikkingen van de Atjeh-oorlog. Nederlands-Indië was een wereld vol tegenstellingen, een wereld die Hoffman fascineert.
Dat mooie beeld van de high society klopt volgens u niet. Hoezo?
“De hitte was verschrikkelijk. Er was malaria. Maar men wilde voor het vaderland een idyllisch beeld schetsen. Mensen stuurden albums naar Nederland waarin te zien is hoe papa naar de sociëteit ging, waarin je roomblanke kindjes vrolijk op klompen ziet spelen en gedrild personeel op prachtig onderhouden landerijen. Je mocht in de kolonie niet mislukken. Al die foto’s zijn bewuste mededelingen aan het moederland. Maar het was natuurlijk helemaal geen puntgaaf gekostumeerd Engels BBC-drama. Mensen werkten keihard en werden vaak niet ouder dan veertig. De Indische samenleving was bovendien zeer scherp raciaal verdeeld.”
Wilt u de geschiedenis van Nederlands-Indië herschrijven?
“Ik wil het beeld completeren. Dat beeld begint steeds meer de romantische geparfumeerde kant op te gaan: het was daar gezellig en mooi, we reden rond in rijtuigjes en we hadden een goede band met iedereen in de maatschappij.”
Maar iedereen kent toch Max Havelaar en de politionele acties?
We weten dat het niet altijd even koosjer was wat daar gebeurde.
“Niet helemaal koosjer? Volgens mij kun je dat gerust stellen, het moest een blanke Nederlandse maatschappij blijven.
Er bestaan natuurlijk al veel academische studies over Nederlands-Indië. Maar die beslaan deelgebieden en -perioden. Ik wil samen met de studenten een allesomvattend werk maken; een nationaal historisch fotoarchief over Nederlands-Indië waaraan mensen foto’s kunnen toevoegen. De website is bedoeld voor eenieder die interesse heeft in de geschiedenis van Nederlands-Indië. Ik wil hen een gereedschap in handen geven om de geschiedenis te bestuderen en samen te schrijven, a la Wikipedia.”
Het thema van uw gasthoogleraarschap is Kromo-Blanda. Wat betekent dat?
“Kromo-Blanda betekent zwart-wit, en overdrachtelijk: Indonesisch-Nederlands. Dit begrip is begin twintigste eeuw geïntroduceerd door activist en multimiljonair Hendrik Tillema. Hij was een arme boerenzoon uit Friesland die als avonturier naar Nederlands-Indië is gegaan en daar gigantisch heeft verdiend aan de verkoop van gedestilleerd water. Doordat hij van eenvoudige komaf was, had hij oog voor de lokale bevolking in de Javaanse stad Semarang, ook wel ‘het rooie nest’ genoemd. Hij maakte zich hard voor de aanleg van riool- en waterleidingen voor de inlanders. Dat deed hij met boeken aan de Tweede Kamer die Kromo-Blanda heetten. Het zijn boeken met ‘tegenbeelden’. Op de ene pagina zie je hoe Europeanen leefden – hoe ze kookten, waar ze sliepen – en op de volgende pagina zijn de leefomstandigheden van de inheemse bevolking afgebeeld. Je ziet kinderen die zich wassen in een riviertje waarin ze ook poepen. Het vertelprincipe Kromo-Blanda is een schitterend aanknopingspunt voor mij aangezien de TU mij vroeg of ik iets wilde doen met het thema perspectieven.”
Komt uw interesse voort uit de geschiedenis van uw grootouders?
“Ja. Maar ook door die van mijn vrouw en schoonmoeder, die Indonesisch zijn. Je wordt erin gezogen. Je ontdekt steeds meer dingen. Vooral de geschiedenis van mijn oma had een aanzuigende werking op mij. Veel meer dan die van mijn opa. Mijn opa was, zo te zien, een typische Nederlander in wit pak. Uit niets blijkt dat hij oog had voor de inheemse bevolking. Ze zagen er mooi uit in hun smetteloze kostuums, maar het waren geen dichters natuurlijk, die Nederlanders. Enkele uitzonderingen daargelaten, zoals Eduard Douwes Dekker (Multatuli), Couperus, Du Perron en Madelon Székely-Lulofs. Auteur W.F. Hermans zei eens: ‘Over het beschavingsniveau der Nederlanders in Indië hoeft men zich geen illusies te maken.’ Diverse bronnen bevestigen dat beeld. Het waren ondernemers en soldaten, carrièremakers en jeneverdrinkers. Ze vloekten en hadden het over de aanhoudende regen en snel rijk worden. Net als in de Nederlandse polder.”
Waarin was uw oma anders?
“Mijn oma was een halfbloed. Zij had roots in de Sumatraanse bevolking. Zij kwam in een soort middengroep terecht, tussen de Indonesische, inheemse, en de blanke laag in. Dat heeft van haar een sociaal capabele vrouw gemaakt. Dat zie ik terug in de foto’s die ze maakte. Als ik die analyseer, dan zie ik een vrouw die op de markt donkere vrouwen fotografeert maar die ook ontzag koestert voor de Gouverneur-Generaal. Er bestond zelfs een term voor. Een geaccepteerde inlander was officieus ‘gelijkgesteld’.”
Maar eigenlijk weet u niet veel over uw grootouders.
“Ze stierven toen ik jong was. En mijn vader vertelde maar weinig. Hij was ook nog maar een kind toen de familie naar Nederland vertrok vanwege de economische crisis van 1929. Maar ik ken de wereld van de vele literatuur die ik heb verzameld en van de albums die naar Nederland werden gestuurd. Misschien werd ik extra tot die foto’s aangetrokken omdat ze zo mysterieus waren. En als je dan ook nog eens door De Stille Kracht van Couperus bent aangeraakt… Couperus heeft al die feesten met mooie kostuums op de sociëteiten prachtig beschreven. Dat is echt de wereld van mijn grootmoeder geweest. Maar eigenlijk wil ik het niet teveel hebben over mijn familie.”
Waarom niet?
“Boeken en publicaties over Nederlands-Indië zijn doordrenkt met familiegeschiedenis. Ze beginnen allemaal met ‘Ik had een heel lieve baboe’ of ‘Toen wij vertrokken stond het personeel met tranen op de kade’, enzovoorts. Dat vind je bij Hella Haasse en bij Adriaan van Dis. Bijna alle literatuur begint ermee. Als je met weemoed terugkijkt naar je jeugd, op zoek naar de verloren tijd – tempo doeloe, dan is het heel moeilijk om objectief naar geschiedenis te kijken. Ik hoop een neutraal beeld te kunnen samenstellen van Nederlands-Indië, juist door afstand te nemen en te kijken vanuit verschillende, liefst zo tegenstrijdig mogelijke perspectieven.”
Mensen kennen u vooral van films als Zwartboek of als Dokter Tinus in de gelijknamige tv-serie. Is dit werk aan Nederlands-Indië een welkome afwisseling op het acteren?
“In films moet je altijd doen wat andere mensen zeggen. Ik vind het erg fijn om ook mijn eigen dingen te maken.”
U besteedt in uw masterclasses veel aandacht aan de fotografie uit de jaren ’70, ’80 en ’90 van de negentiende eeuw. Waarom die periode?
“Toen is een interessante vorm van fotografie ontstaan. Fotografen ontdekten dat ze konden liegen. De keuze van wat je vastlegt, en hoe, draagt uit wat je standpunt is. Het was eerst een relatief nieuw medium in handen van adellijke kunstenaars en chemici, maar werd op den duur onderdeel van de massacommunicatie en daarmee van de politiek.”
Tijdens enkele masterclasses gaan jullie oude foto’s reconstrueren. Hoe gaan jullie dat doen?
“Het gasthoogleraarschap is serieus, maar bestaat op momenten ook uit gein trappen. We gaan werken met oude camera’s, met glasplaatnegatieven en met chemie uit de begintijd. Na het eerste begin van de fotografie in 1840 maakte men foto’s met het lichtgevoelige eiwit albumine. Ik heb hier een 140 jaar oud portret van een lokale vorst, een hoge pief van een bepaald district, gemaakt met albumine. Ik vind het een wonderschone foto. Het verloop van de scherpte is ongelofelijk prachtig.”
Willen jullie die foto namaken?
“Er staat een portret van de rector magnificus gepland. Hij heeft zich al bereid verklaard om aan deze ludieke actie mee te doen. Of hij ook in negentiende-eeuwse kleding op de foto gaat? We zullen zien. Maar we maken ook een vroeg-fotografisch beeld van het gebouw in Delft waar
Indische ambtenaren werden opgeleid. Dit is een speelse introductie tot belangrijker werk. Als je zelf met oude technieken foto’s hebt gemaakt, dan geeft dat meer gevoel over fotografie. Het is een godswonder dat die oude foto’s – vanuit het niets – opeens gemaakt zijn. Bewust fotograferen zet je aan het denken over wat je met fotografie zou moeten doen, en hoe dat afhangt van je wereldbeeld.”
In een persbericht zei u ‘Het bestuderen van de geschiedenis van Nederlands-Indië levert een raam op het Nederlandse denken in haar relatie tot de wereld toen en nu.’ Wat bedoelt u daarmee?
“Dit is de kernvraag van het hele onderzoek: Zijn wij deep down in ons hart nog dezelfde mensen als de mannen die daar in die witte pakken rondliepen over de plantages?”
En het antwoord?
“Het is een vraag die iedereen voor zichzelf mag beantwoorden.”
CV
Thom Hoffman (1957) is acteur, fotograaf en documentairemaker. Hij heeft sinds 1981 in ruim tachtig speelfilms en televisieseries gespeeld. Hij is onder meer bekend van Dokter Tinus en Freddy, leven in de brouwerij, waarin hij de titelrollen speelt. Afwisselend werkt Hoffman als fotograaf en documentairemaker. Zijn werk gaat geregeld over Indonesië en Nederlands-Indië. In 2002 fotografeerde hij het dagelijkse leven van de allerarmsten ter wereld, op de vuilnisbelt van Jakarta, ‘Bantar Gebang’. In het theater speelde Hoffman de titelrol in Max Havelaar (2004). In 2009 was hij gasthoogleraar aan de Universiteit van Tilburg, met als onderwerp Multatuli en Nederlands-Indië. Met 25 studenten deed hij literatuuronderzoek naar deze periode uit de Nederlandse geschiedenis.
Comments are closed.