“Het zou leuk zijn geweest, zeg ik eerlijk, als de minister van financiën mij wat ruimer had bedeeld.” Dat gaf staatssecretaris Halbe Zijlstra gisteren toe tegenover een zaal vol universiteitsbestuurders.
Hij hield een toespraak ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig jubileum van universiteitenvereniging VSNU. “Ik heb helaas geen Sinterklaascadeautjes bij me”, grapte Zijlstra, die momenteel onder vuur ligt vanwege de bezuinigingen op het hoger onderwijs.
Bezuinigingsbeleid Lubbers
De VVD-staatssecretaris zag overeenkomsten tussen de recessie van de jaren tachtig, toen de VSNU werd opgericht, en de economische tegenspoed van vandaag. Hij wees erop dat het krachtige bezuinigingsbeleid van CDA-premier Ruud Lubbers achteraf steeds meer is geprezen. “In tijden van crisis moeten we allemaal een pas op de plaats maken of een stapje terug doen.”
Serieus nemen
Daarmee oogstte hij geen applaus van de universiteitsbestuurders. Maar hij drukte hen op het hart dat hij hen serieus neemt en dat het kabinet het belang inziet van hun universiteitenvereniging. Ook hoopte hij samen de systeemverandering te kunnen doorvoeren die de commissie Veerman bepleit, met selectie van studenten en verregaande profilering van onderwijsinstellingen.
Elfstedentocht
Overigens kon hij zich de oprichting van de VSNU niet meer herinneren: “Ik zat destijds op de middelbare school. De Elfstedentocht maakte meer indruk op me. Net als Wubbo Ockels, de eerste Nederlander in de ruimte. En Joop Zoetemelk die wereldkampioen wielrennen werd, terwijl niemand dat nog had verwacht.”
Uitholling
Zijlstra reageerde niet op kritiek van voormalig onderwijsminister Wim Deetman, die eerder op de dagsprak. Volgens Deetman is de studiefinanciering intussen te veel uitgehold. De staatssecretaris arriveerde pas toen hij zelf moest spreken en had de toespraak van Deetman niet gehoord.
Sinds de aanslag op het World Trade Center (11 september 2001) zijn legers, inlichtingendiensten en wetenschappers op zoek naar ‘de vijand’. Wat drijft iemand tot zulke daden, wie waren het, waar kwamen ze vandaan? Na New York volgden aanslagen in ondermeer Londen, Madrid, Bali en de moord op onze eigen Theo van Gogh. Ze heetten allemaal terroristische aanslagen, maar in hoeverre zijn ze eigenlijk vergelijkbaar? De schrijvers van het rapport ‘Engineers of Jihad’ uit 2007 stellen vast dat (internationale) terroristen opvallend vaak een technisch academische graad hebben. Maar geldt dat ook voor de terroristen van eigen bodem? We zullen zien van niet.
Nadat bekend werd dat de aanslag op de Twin Towers in Hamburg was voorbereid, was dat voor de Duitse overheid destijds het startsein voor een klopjacht. Maar liefst acht miljoen individuen werden gescreend. Het waren mannen van 18 tot 40 jaar oud, (ex-)student, moslim, woonachtig in Duitsland en afkomstig uit een van de 26 islamitische landen. Ze werden verder onderverdeeld in drie categorieën: het in potentie kunnen plegen van een aanslag (een vliegbrevet was erg verdacht), bekendheid met plaatsen die doelwit zouden kunnen zijn (zoals vliegvelden, kerncentrales, chemische fabrieken en dergelijke) en het leren van de Duitse taal aan het Goethe-instituut (geen idee waarom dat gevaarlijk is).
Van de acht miljoen individuen bleven er op grond van de verdenkingen nog 1689 over, die persoonlijk door de mangel werden gehaald. Politicoloog Giovanni Capoccia uit Oxford heeft de zaak gevolgd en zegt dat er geen enkele verdachte uit de klopjacht is overgebleven. Erger nog, de moslimterroristen die later wel in Duitsland werden gearresteerd op grond van andere onderzoeken, kwamen niet op de officiële lijst voor, en pasten ook niet in het genoemde profiel.
Toch waren vijftien van de WTC-kapers ingenieur van origine, net als veertig procent van de Hamasleden en zelfs 83 procent van de Egyptische beweging Jamaa al-Islamyaa. Laatst nog werd een 32-jarige Cern-medewerker van Algerijnse afkomst in Wenen aangehouden op verdenking van contacten met een terroristische organisatie. De Al Qaeda-richtlijnen voor rekrutering passen menig ingenieur dan ook als gegoten: ‘Psychologisch, mentaal en intellectueel fit. Gedisciplineerd, geduldig, gehoorzaam en intelligent met een bijzondere begaafdheid voor observatie en analyse.’ Geen toeval dus dat volgens de Britse geheime dienst MI5 Al Qaeda bij voorkeur op technische universiteiten rekruteert. Overigens is daar op de TU nog nooit iets van gebleken, verklaart hoofd integrale veiligheid, Ron Massink.
Gemeenschapszin
Een van de eerste wetenschappelijke pogingen om terroristische netwerken in beeld te brengen is het boek ‘Understanding Terror Networks’ van ex-CIA-agent, psychiater en doctor in de sociologie Marc Sageman uit 2004. Sageman baseert zich hiervoor op 172 biografieën van jihadis (moslimstrijders) uit vooral de jaren negentig en de eerste jaren van de 21ste eeuw.
Sageman rekent af met het stereotiepe beeld dat terroristen arm, boos en religieuze fanatici zouden zijn. Zijn strijders kwamen vooral uit de middenklasse, hadden goede scholing genoten en waren opgegroeid met sterke positieve waarden wat betreft godsdienst, spiritualiteit en gemeenschapszin. Verder waren de meeste getrouwd en hadden kinderen. Psychisch waren ze in orde.
Opvallend was wel dat hoewel de meesten van hen een goed baan hadden, er heel weinig waren die fulltime werkten ten tijden van de toetreding tot de strijd. Sageman veronderstelt dat de werkloosheid een pijnlijke en frustrerende ervaring vormt voor de geschoolde mannen, wat ze vatbaar maakt voor de jihad.
Dr. Edwin Bakker, hoofd van het programma veiligheid en conflicten van het instituut Clingendael voor internationale betrekkingen, heeft het profiel opgesteld van Europese moslimterroristen en die vergeleken met Sagemans bevindingen. Er blijkt weinig overlap.
In zijn rapport ‘Jihadi terrorists in Europe’ uit 2006 onderzoekt Bakker de achtergrond van (geplande) aanslagen in Europa. Op de pagina’s lange lijst staan geplande aanslagen op Joodse doelen in Duitsland, aanvallen op Britse en Amerikaanse oorlogsschepen in de Straat van Gibraltar, de Hofstadgroep en de moord op Theo van Gogh; ruim 31 incidenten in minder dan vijf jaar tijd. De 242 personen die ervoor opgepakt zijn, vormen het uitgangsmateriaal voor de studie.
Vriendenkring
Een van de eerste conclusies die Bakker trekt is dat de netwerken die in Europa actief zijn (in de periode 2001-2006) meestal een verbinding hebben met Noord-Afrika. Personen binnen de netwerken hebben veelal dezelfde leeftijd, herkomst en plaats van rekrutering. Het niveau van scholing is niet bijzonder hoog – van de 103 personen van wie het beroep is achterhaald, hadden er twaalf een geschoolde baan. Van de totale groep (200) had meer dan een kwart een strafblad, wat ver boven het gemiddelde ligt. De meesten waren veroordeeld voor verboden wapenbezit. Opvallend was verder dat vrijwel alle Europese moslimstrijders mannen zijn en dat ze vaak bevriend en/of verwant zijn.
De home-grown terroristen (40 procent is in Europa geboren en nog 55 procent is hier opgegroeid) radicaliseren in een vriendenkring terwijl ze een leven leiden dat zich uiterlijk niet onderscheidt van anderen uit hun gemeenschap. Bakker noemt Samir Azzouz als typisch voorbeeld van de terrorist van eigen bodem: afgebroken opleiding, verboden wapenbezit, en een CV met overvallen en geplande aanslagen dat in zijn geval in 2006 tot een veroordeling van acht jaar gevangenis heeft geleid.
In tegenstelling tot het diffuse beeld dat het Clingendael-rapport schetst komen in 2007 de Britse sociologen Diego Gambetta en Steffen Hartog met hun studie ‘Engineers of Jihad’ naar 404 internationale moslimstrijders bekend van het ondermeer het WTC, Hamas, Jamaa Islamiya en ook de groep mujahedin van Sageman opeens wel tot een opmerkelijk profiel. Van 284 van de veroordeelde terroristen was de opleiding bekend en 196 van hen had een hbo of academische opleiding gevolgd. Dat is een stuk hoger dan het gemiddelde in Arabische landen. De Engelse krant The Guardian merkte op dat Al Qaeda beter geschoold was dan de Britse beroepsbevolking. De verrassing werd nog groter toen van 178 van de 196 gevallen de studierichting achterhaald kon worden. Toen bleek dat ingenieurs met 78 personen ver in de meerderheid waren (44 procent), gevolgd door 34 individuen (19 procent) die islamstudies hadden gestudeerd. Verdere analyse leidt de onderzoekers tot de conclusie dat er twee tot vier keer meer ingenieurs onder gewelddadige moslimradicalen voorkomen dan je zou verwachten. ‘Ingenieurs zijn de beste terroristen’ heette het in de pers.
Maar waarom ingenieurs? Volgens de onderzoekers ligt de sleutel in het karakter van de ingenieur in combinatie met frustraties. Ingenieurs hebben bepaalde karaktertrekken die hen vatbaar maken voor radicalisering, aldus Gambetta en Hertog, en dan met name voor radicalisering naar rechts. De neiging tot rechtlijnig denken en het overtuigd zijn van het eigen gelijk hebben ze met terroristen gemeen.
“Er is wel wat met ingenieurs”, zegt ook Edwin Bakker. “Ze zijn vaak de beste, de slimste en roomser dan de paus.” Hij refereert aan een sociologisch onderzoek onder gevangenen in India die werden ondervraagd naar hun voorkeuren op allerlei gebied, van kunst tot muziek. Ingenieurs vielen daarbij op door hun absolute oordelen. “Dat zwart-witdenken hebben ze gemeen met terroristen.”
Toch wordt niet elke ongenuanceerde denker ook terrorist. Een bijkomende factor is volgens de sociologen de frustratie vanwege het niet aan een goede baan kunnen komen in het land van herkomst. Het gebrek aan connecties, de confrontatie met de bureaucratie en corruptie evenals de voorkeur van bedrijven voor westerse expats heeft al menig ingenieur tot wanhoop gedreven. Omgekeerd werpt het beleid van Saoedi-Arabië om ingenieurs aan het werk te krijgen vruchten af: Saoedische ingenieurs zijn schaars in terroristische netwerken.
Kort en goed: karakter en frustratie kunnen ingenieurs doen radicaliseren. Gambetta en Hertog schrijven: ‘De kans dat een moslimingenieur een gewelddadige extremist wordt is minuscuul, maar wel drie tot vier keer groter dan bij andere academici.’ (New Scientist, opinie, 15 juni 2009). Wat kan en moet de TU daar aan doen?
“Een universiteit betekent vrijheid van ontmoeten en gedachten uitwisselen”, begint Ron Massink. De ex-politieman staat aan het hoofd van de afdeling integrale veiligheid aan de TU. “Maar”, voegt hij er aan toe, “hoe combineer je vrijheid en veiligheid?”. Bij zijn eerste contacten met onderzoekers aan de TU kwam bij Massink het woord ‘profi-naïef’ op. “Ze zijn professioneel op hun vakgebied, maar naïef over de boze buitenwereld”, licht Massink toe. “Ze beseffen niet dat ook vriendschappelijke contacten een risico kunnen zijn.”
Hij beschrijft het proces waarbij een student vriendschappelijke banden aanknoopt met een professor, en na verloop van tijd vragen begint te stellen over octrooien, militaire toepassingen of explosieven. Een verzonnen scenario, zegt Massink desgevraagd, maar zo gaan dat soort zaken. En dan de moraal: “Een professor moet aanvoelen wat hij wel en niet kan vertellen. Er is meer awareness nodig over veiligheidszaken.” Massink zou graag zien dat iedereen zich meer verantwoordelijk zou voelen voor de tien vierkante meter om zich heen.
Zo is het onderwerp van terrorisme veranderd in spionage – een draai die ook Edwin Bakker van Clingendael maakt. “Er komen geregeld verdenkingen op of zorgen over infiltratie bij instellingen”, meldt hij. Bakker verwijst daarbij naar het AIVD jaarverslag 2008 waar in het hoofdstuk ‘heimelijke activiteiten van vreemde mogendheden’ melding wordt gemaakt van spionagepogingen vanuit Rusland, China en Marokko. “We moeten attent zijn, maar niet paranoïde”, stelt Bakker. Ook ‘naïeve’ onderzoekers moeten volgens hem beseffen dat contacten soms ook niet oké zijn. “Je moet soms ook van slechte bedoelingen durven uitgaan.”
Verdachte zaken op de TU?
Meld ze bij Ron Massink:
R.Massink@tudelft.nl
tel: +31 (0)15 27 83949
Hij hield een toespraak ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig jubileum van universiteitenvereniging VSNU. “Ik heb helaas geen Sinterklaascadeautjes bij me”, grapte Zijlstra, die momenteel onder vuur ligt vanwege de bezuinigingen op het hoger onderwijs.
Bezuinigingsbeleid Lubbers
De VVD-staatssecretaris zag overeenkomsten tussen de recessie van de jaren tachtig, toen de VSNU werd opgericht, en de economische tegenspoed van vandaag. Hij wees erop dat het krachtige bezuinigingsbeleid van CDA-premier Ruud Lubbers achteraf steeds meer is geprezen. “In tijden van crisis moeten we allemaal een pas op de plaats maken of een stapje terug doen.”
Serieus nemen
Daarmee oogstte hij geen applaus van de universiteitsbestuurders. Maar hij drukte hen op het hart dat hij hen serieus neemt en dat het kabinet het belang inziet van hun universiteitenvereniging. Ook hoopte hij samen de systeemverandering te kunnen doorvoeren die de commissie Veerman bepleit, met selectie van studenten en verregaande profilering van onderwijsinstellingen.
Elfstedentocht
Overigens kon hij zich de oprichting van de VSNU niet meer herinneren: “Ik zat destijds op de middelbare school. De Elfstedentocht maakte meer indruk op me. Net als Wubbo Ockels, de eerste Nederlander in de ruimte. En Joop Zoetemelk die wereldkampioen wielrennen werd, terwijl niemand dat nog had verwacht.”
Uitholling
Zijlstra reageerde niet op kritiek van voormalig onderwijsminister Wim Deetman, die eerder op de dagsprak. Volgens Deetman is de studiefinanciering intussen te veel uitgehold. De staatssecretaris arriveerde pas toen hij zelf moest spreken en had de toespraak van Deetman niet gehoord.
Comments are closed.