Verklaring college van bestuur

br />
Gezamenlijk zijn wij verantwoordelijk voor zowel onderwijs, onderzoek als beheer. Wij geven zo invulling aan het begrip integraal management. Wel is er natuurlijk een verdeling van aandachtsvelden over de collegeleden.

Inhoudelijke overwegingen betreffende de opleiding zullen richting geven aan onze beslissingen op het terrein van het beheer. Faculteiten kunnen erop vertrouwen dat collegiaal bestuur betekent dat afspraken met ieder van ons worden gedragen door het college als geheel.

Bij het besturen van de universiteit zoeken wij de inbreng en het commitment van de faculteiten middels overleg met de decanen in de groepsraad.

Deze korte uiteenzetting over hoe wij te werk zullen gaan hebben wij uitgewerkt in een meer uitvoerige concept-notitie.

In deze notitie staan ook onze opvattingen over de plaats van de TU Delft in de samenleving en de strategische doelstellingen die wij voor ogen hebben.

Wij zullen de decanen, de adviesraden, maar ook de medezeggenschapsorganen verzoeken hun reactie te geven op onze zienswijze. Op basis van die reacties is dan een heldere koers mogelijk, die breed wordt gedragen door de instelling.

Wij zijn de raad van toezicht erkentelijk voor het ondubbelzinnige vertrouwen dat zij in ons hebben uitgesproken. Overtuigd van de vitale maatschappelijke functie die de TU Delft vervult gaan wij enthousiast aan het werk.

Wij hebben de afgelopen weken geconstateerd dat onvoldoende vooruitgang bij de herinrichting van de universiteit tot vertrouwensverlies heeft geleid. De or heeft daarvan getuigd in zijn advies over de nieuwe samenstelling van het college. Wij hebben begrip voor de zorg die daaruit sprak.

De wens van het Lokaal Overleg voor eind 1997 op een aantal essentiële punten duidelijkheid te verschaffen, onderschrijven wij. Wij zijn verheugd dat het overleg hierover inmiddels tot overeenstemming heeft geleid.

N. de Voogd .

K.F. Wakker .

A.J. Berkhout .

Zoals u in de verklaring van de raad van toezicht heeft kunnen lezen starten wij per 1 januari a.s. als nieuw college van bestuur.

Met ons aantreden wordt een nieuw concept ingevoerd voor het functioneren van het college van bestuur.

Gezamenlijk zijn wij verantwoordelijk voor zowel onderwijs, onderzoek als beheer. Wij geven zo invulling aan het begrip integraal management. Wel is er natuurlijk een verdeling van aandachtsvelden over de collegeleden.

Inhoudelijke overwegingen betreffende de opleiding zullen richting geven aan onze beslissingen op het terrein van het beheer. Faculteiten kunnen erop vertrouwen dat collegiaal bestuur betekent dat afspraken met ieder van ons worden gedragen door het college als geheel.

Bij het besturen van de universiteit zoeken wij de inbreng en het commitment van de faculteiten middels overleg met de decanen in de groepsraad.

Deze korte uiteenzetting over hoe wij te werk zullen gaan hebben wij uitgewerkt in een meer uitvoerige concept-notitie.

In deze notitie staan ook onze opvattingen over de plaats van de TU Delft in de samenleving en de strategische doelstellingen die wij voor ogen hebben.

Wij zullen de decanen, de adviesraden, maar ook de medezeggenschapsorganen verzoeken hun reactie te geven op onze zienswijze. Op basis van die reacties is dan een heldere koers mogelijk, die breed wordt gedragen door de instelling.

Wij zijn de raad van toezicht erkentelijk voor het ondubbelzinnige vertrouwen dat zij in ons hebben uitgesproken. Overtuigd van de vitale maatschappelijke functie die de TU Delft vervult gaan wij enthousiast aan het werk.

Wij hebben de afgelopen weken geconstateerd dat onvoldoende vooruitgang bij de herinrichting van de universiteit tot vertrouwensverlies heeft geleid. De or heeft daarvan getuigd in zijn advies over de nieuwe samenstelling van het college. Wij hebben begrip voor de zorg die daaruit sprak.

De wens van het Lokaal Overleg voor eind 1997 op een aantal essentiële punten duidelijkheid te verschaffen, onderschrijven wij. Wij zijn verheugd dat het overleg hierover inmiddels tot overeenstemming heeft geleid.

N. de Voogd .

K.F. Wakker .

A.J. Berkhout .