Education

TU is grijzer dan de rest, maar trok meeste vrouwen aan

De positie van vrouwen aan de TU verbetert: ze zijn beter vertegenwoordigd in hoge functies dan op andere technische universiteiten. Dat valt af te leiden uit de kengetallen die staan in het rapport Wetenschappelijk Onderwijs Personeel Informatie (WOPI).

br />

Figuur 1 De vergrijzing slaat in Delft harder toe dan aan andere universiteiten

Van de acht vrouwelijke hoogleraren aan de drie Nederlandse TU’s werken er zeven in Delft. Dat is meer dan aan menige niet-technische universiteit. Ook vrouwelijke hoofddocenten en docenten zijn aan de TU relatief goed vertegenwoordigd. Hoewel er in totaal 118 personeelsleden minder zijn gaan werken in 1995, steeg het vrouwelijke aandeel met 28 fte. Geen andere universiteit evenaart dat.

Dergelijke ontwikkelingen en trends kunnen worden afgeleid uit het jaarlijkse WOPI-rapport. Hierin zijn cijfers opgenomen waarmee bijvoorbeeld inzicht verkregen wordt in het ziekteverzuim aan de TU, het aantal aio’s of de salariëring van de verschillende functies. Maar het leent zich met name voor een vergelijk met andere universiteiten. En dat is interessant, want bijvoorbeeld een stijging van de gemiddelde leeftijd aan de TU komt in een ander daglicht te staan als het noemenswaardig afwijkt van landelijke gemiddelden.

Zo blijkt de TU in vergelijking met Eindhoven en Twente over meer vrouwelijke aio’s (de vierjarige opleiding) te beschikken. Toch is dat volgens H.R. Nieuwenhuijsen van het directoraat Personeel en Organisatie geen onverdeeld gunstig gegeven. ,,Een aanstelling als aio is geen garantie voor een universitaire carrière”, meent hij. ,,Daar komen toch vaak mensen voor in aanmerking die elders ervaring hebben opgedaan. De perspectieven voor aio’s zijn wat dat betreft niet echt gunstig.”
Prikkel

Zo is het ook met de cijfers van het ziekteverzuim: het aantal ziektedagen van TU-werknemers ligt boven het landelijk gemiddelde. Als het wetenschappelijk personeel buiten beschouwing wordt gelaten, is het verzuimcijfer voor het ondersteunend en beheerspersoneel (obp) landelijk zelfs het hoogst: 6,6 procent per jaar. Is het obp aan de TU ook echt minder gezond? Nieuwenhuijsen: ,,Niet direct. Het cijfer voor ziekteverzuim hangt samen met de nauwkeurigheid van de registratie. Het wetenschappelijk personeel kent een lager verzuim dan het obp. Een mogelijke oorzaak is dat het grote aantal aio’s het percentage gunstig kleurt. Ook is het niet onmogelijk dat de melding van kortdurend ziekteverzuim wat minder vanzelfsprekend is. Een wp’er kan natuurlijk ook makkelijker ‘thuis werken’ als hij niet op zijn werk verschijnt. Daarnaast is de prikkel om ziek personeel te registreren nooit echt sterk aanwezig geweest omdat er geen ziektewet van toepassing was. En het plichtsbesef om ziektegevallen te melden kan van universiteit tot universiteitnogal verschillen.”
Kust

Het WOPI-rapport bevestigt de algemene vergrijzing aan de universiteiten. Maar het laat ook zien dat die vergrijzing aan de TU harder toeslaat dan aan de andere universiteiten. De leeftijdscategorie van 45 tot 60 jaar is in Delft relatief oververtegenwoordigd, met name onder mannen. Dat betekent dat er in de komende vijftien jaar erg veel mannen met pensioen zullen gaan. Daar moet dus beleid op gevoerd worden. ,,Want”, zegt Nieuwenhuijsen, ,,je kunt die pensioengolf niet keren, maar misschien wel breken voordat hij op je kust slaat.”

Een ander punt van zorg voor de TU Delft is de verhouding tussen wetenschappelijk en ondersteunend personeel. Het is algemeen bekend dat technische universiteiten zich veel bedienen van ondersteunend personeel. Dat is een erfenis van de jaren zestig, maar die behoefte is allengs minder geworden. Beleid om die zware ondersteuning te verminderen heeft Delft nog niet op dezelfde verhouding gebracht als de twee andere TU’s. Tegenover één lid van het wetenschappelijk personeel in Delft staat nog altijd meer dan één ondersteunend lid.

Overigens blijft het interpreteren van de ‘harde’ WOPI-cijfers een hachelijke zaak. Een simpel besluit om bijvoorbeeld student-assistenten bij het wetenschappelijk personeel onder te brengen, heeft al grote impact op de gemiddelde leeftijd, leeftijdsopbouw, salariëring en aanstellingsduur van de gemiddelde TU-werknemer; de cijfers zijn dus erg kneedbaar. Het WOPI rapport is daarmee een ‘gewillig’ instrument voor ministerie en universiteiten.

Leo de Vries

De positie van vrouwen aan de TU verbetert: ze zijn beter vertegenwoordigd in hoge functies dan op andere technische universiteiten. Dat valt af te leiden uit de kengetallen die staan in het rapport Wetenschappelijk Onderwijs Personeel Informatie (WOPI).


Figuur 1 De vergrijzing slaat in Delft harder toe dan aan andere universiteiten

Van de acht vrouwelijke hoogleraren aan de drie Nederlandse TU’s werken er zeven in Delft. Dat is meer dan aan menige niet-technische universiteit. Ook vrouwelijke hoofddocenten en docenten zijn aan de TU relatief goed vertegenwoordigd. Hoewel er in totaal 118 personeelsleden minder zijn gaan werken in 1995, steeg het vrouwelijke aandeel met 28 fte. Geen andere universiteit evenaart dat.

Dergelijke ontwikkelingen en trends kunnen worden afgeleid uit het jaarlijkse WOPI-rapport. Hierin zijn cijfers opgenomen waarmee bijvoorbeeld inzicht verkregen wordt in het ziekteverzuim aan de TU, het aantal aio’s of de salariëring van de verschillende functies. Maar het leent zich met name voor een vergelijk met andere universiteiten. En dat is interessant, want bijvoorbeeld een stijging van de gemiddelde leeftijd aan de TU komt in een ander daglicht te staan als het noemenswaardig afwijkt van landelijke gemiddelden.

Zo blijkt de TU in vergelijking met Eindhoven en Twente over meer vrouwelijke aio’s (de vierjarige opleiding) te beschikken. Toch is dat volgens H.R. Nieuwenhuijsen van het directoraat Personeel en Organisatie geen onverdeeld gunstig gegeven. ,,Een aanstelling als aio is geen garantie voor een universitaire carrière”, meent hij. ,,Daar komen toch vaak mensen voor in aanmerking die elders ervaring hebben opgedaan. De perspectieven voor aio’s zijn wat dat betreft niet echt gunstig.”
Prikkel

Zo is het ook met de cijfers van het ziekteverzuim: het aantal ziektedagen van TU-werknemers ligt boven het landelijk gemiddelde. Als het wetenschappelijk personeel buiten beschouwing wordt gelaten, is het verzuimcijfer voor het ondersteunend en beheerspersoneel (obp) landelijk zelfs het hoogst: 6,6 procent per jaar. Is het obp aan de TU ook echt minder gezond? Nieuwenhuijsen: ,,Niet direct. Het cijfer voor ziekteverzuim hangt samen met de nauwkeurigheid van de registratie. Het wetenschappelijk personeel kent een lager verzuim dan het obp. Een mogelijke oorzaak is dat het grote aantal aio’s het percentage gunstig kleurt. Ook is het niet onmogelijk dat de melding van kortdurend ziekteverzuim wat minder vanzelfsprekend is. Een wp’er kan natuurlijk ook makkelijker ‘thuis werken’ als hij niet op zijn werk verschijnt. Daarnaast is de prikkel om ziek personeel te registreren nooit echt sterk aanwezig geweest omdat er geen ziektewet van toepassing was. En het plichtsbesef om ziektegevallen te melden kan van universiteit tot universiteitnogal verschillen.”
Kust

Het WOPI-rapport bevestigt de algemene vergrijzing aan de universiteiten. Maar het laat ook zien dat die vergrijzing aan de TU harder toeslaat dan aan de andere universiteiten. De leeftijdscategorie van 45 tot 60 jaar is in Delft relatief oververtegenwoordigd, met name onder mannen. Dat betekent dat er in de komende vijftien jaar erg veel mannen met pensioen zullen gaan. Daar moet dus beleid op gevoerd worden. ,,Want”, zegt Nieuwenhuijsen, ,,je kunt die pensioengolf niet keren, maar misschien wel breken voordat hij op je kust slaat.”

Een ander punt van zorg voor de TU Delft is de verhouding tussen wetenschappelijk en ondersteunend personeel. Het is algemeen bekend dat technische universiteiten zich veel bedienen van ondersteunend personeel. Dat is een erfenis van de jaren zestig, maar die behoefte is allengs minder geworden. Beleid om die zware ondersteuning te verminderen heeft Delft nog niet op dezelfde verhouding gebracht als de twee andere TU’s. Tegenover één lid van het wetenschappelijk personeel in Delft staat nog altijd meer dan één ondersteunend lid.

Overigens blijft het interpreteren van de ‘harde’ WOPI-cijfers een hachelijke zaak. Een simpel besluit om bijvoorbeeld student-assistenten bij het wetenschappelijk personeel onder te brengen, heeft al grote impact op de gemiddelde leeftijd, leeftijdsopbouw, salariëring en aanstellingsduur van de gemiddelde TU-werknemer; de cijfers zijn dus erg kneedbaar. Het WOPI rapport is daarmee een ‘gewillig’ instrument voor ministerie en universiteiten.

Leo de Vries

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.